Modus vroegtijdige waarschuwing:
Wanneer zich een doelvoertuig in het linker aangrenzend
gebied ② of het rechter aangrenzend gebied ③ bevindt,
geeft het systeem het hoofdvoertuig een signaal en blijft
het
waarschuwingslampje
aan. Wanneer een doelvoertuig in het linker aangrenzend
gebied ② of het rechter aangrenzend gebied ③ het
hoofdvoertuig met hoge snelheid inhaalt, geeft het systeem het
hoofdvoertuig een signaal en blijft het waarschuwingslampje
aan de desbetreffende zijde aan.
Modus noodwaarschuwing:
Wanneer zich een doelvoertuig in het linker aangrenzend
gebied ② of het rechter aangrenzend gebied ③ bevindt en
het hoofdvoertuig de rijstrook wil verlaten, geeft het systeem
het hoofdvoertuig een vroege waarschuwing en gaat het
waarschuwingslampje aan de desbetreffende zijde knipperen.
Opmerking: de dodehoekdetectie werkt alleen wanneer de
snelheid van het voertuig hoger dan 20 km/h en lager dan
120 km/h is.
Opmerking: Het systeem bestrijkt slechts een beperkt
gebied naast het hoofdvoertuig en kan niet voldoende
waarschuwen voor voertuigen die het hoofdvoertuig van
achteren naderen.
Starten en rijden
aan
de
desbetreffende
zijde
Rijbaanwisselassistentie (LCA)
De waarschuwingslampjes van het rijbaanwisselassistentiesys-
teem bevinden zich op de linker en rechter buitenspiegel.
Dodehoekdetectie
Wanneer een doelvoertuig de detectiezone ① inrijdt, brandt
het waarschuwingslampje van de rijbaanwisselassistentie aan
de desbetreffende zijde continu.
Als de richtingaanwijzer aan die kant op dat moment
wordt aangezet, gaat het waarschuwingslampje van de
rijbaanwisselassistentie knipperen.
De detectiezone ① omvat twee subzones, die elk 3 meter
breed zijn en zich vanaf de dode hoek tot 4~7 meter achter het
voertuig uitstrekken.
2
157