User Style-mode
9. User Style-mode
De User Style-mode dient voor het programmeren van uw eigen begeleidingen (die User Styles heten). User Styles pro-
grammeren betekent niet noodzakelijk dat u echt alle partijen opneemt, omdat de EM-2000 ook toelaat om sporen (of
zelfs grotere stukken) van ROM Styles of User Styles (op disk) te kopiëren. Bovendien is er natuurlijk de Style Converter
(zie ook blz. 35). Kies telkens de werkwijze waarmee u het snelst het gewenste resultaat bereikt.
Denk er tijdens het programmeren van User Styles aan dat u in wezen maar een begeleiding opneemt. Als u ook de
melodie of een begeleidingsmotief opneemt die/dat kenmerkend is voor een bepaald nummer, kunt u die Style niet
meer voor andere nummers gebruiken. Probeer tijdens het programmeren dus telkens in "generieke termen" te denken
(House, Rave, Samba, Polka enz.) als uw Style binnen een bepaald genre algemeen bruikbaar moet zijn.
Bovendien is het natuurlijk mogelijk om akkoordveranderingen voor de Basic/Original, Basic/Variation, Advanced/Ori-
ginal en Advanced/Variation patronen te programmeren. Maar of dat echt een goed idee is, is nog maar de vraag. Ten-
slotte kunt u met de akkoorden in het akkoordherkenningsgebied de toonaard van de begeleidingen bepalen. Dat wist u
natuurlijk al, maar u zal zeer snel merken dat het werken op basis van patronen toch een andere aanpak vereist dan het
werken volgens Song delen. – Maar waar hebben we het over... De User Style functie is zo eenvoudig te bedienen dat u
inderdaad voor elke Song op 1-2-3 een begeleiding kunt maken.
Note: Laten we in het volgende het woord patroon (Pattern) gebruiken als we het over gelijk welke Mode/Type/Division
combinatie hebben. Voorbeeld: "Basic/Original, M" is één mogelijk begeleidingspatroon.
Note: De User Style mode kan enkel in de Arranger (d.w.z. de "normale") mode van de EM-2000 worden opgeroepen.
Als de functie van [F4] "Lyrics" heet, dan moet u op de [GM/GS MODE] knop drukken (zodat de indicator dooft).
9.1 UsrStl\Rec\1
A
Master-pagina: [F4] (UsrStl)
[F1] (Rec)
[PAGE] ▲▼ (kies pagina 1)
Verschijnt als de gekozen User Style nog geen data bevat.
Wordt afgebeeld als u, na het kiezen van een leeg spoor, op [REC●]
drukt of als u Erase gekozen hebt.
Wordt afgebeeld als u, na het kiezen van een spoor dat reeds data
bevat, op [REC●] drukt of als u Merge gekozen hebt.
Wordt afgebeeld als u op [START/STOP] of Recorder [PLAY ®/STOP ■]
drukt om het gekozen User Style patroon te beluisteren.
48
Track
(1ADR, 2ABS, 3AC1, 4AC2, 5AC3, 6AC4, 7AC5,
8AC6) Gebruik deze parameter om een spoor van het
geselecteerde patroon te kiezen (zie Mode, Type en
Division). Als de naam van dat spoor met kleine let-
ters wordt afgebeeld (bv. 3ac1), bevat dat spoor nog
geen data. Onthoud wel dat een spoor waarvoor u de
lengte hebt ingesteld (zie blz. 52) niet langer "leeg" is.
Daarom verschijnt de naam ervan ook in hoofdletters,
bv. 3AC1, omdat het spoor dan het met de lengte cor-
responderende aantal rusten bevat.
User Style-naam
Hier wordt de naam van de gekozen User Style afge-
beeld. Als u nog geen naam ingegeven hebt, heet hij
automatisch USERSTL.
Tempo
In datzelfde venster vindt u ook het huidige weergave-
en opnametempo. Deze tempowaarde kunt u met de
[TEMPO]-draaischijf veranderen. De nieuwe tempo-
waarde wordt bij de eerstvolgende gelegenheid samen
met andere data opgenomen en geldt van dan af als
"voorgeprogrammeerd tempo".
Keuze van een Style-patroon
Mode: Met deze parameter kunt u het majeur, mineur
en/of septiem niveau kiezen. Alle instellingen met één
of twee "=" tekens betekenen dat het eerste patroon
(wit op blauw) tijdens de opname automatisch naar de
andere (blauw-op-wit) Mode(s) gekopieerd wordt.
Deze automatische kopies hebben we in de Gebrui-
kershandleiding "klonen" genoemd.