Parameter-mode
7. Parameter-mode
Zoals reeds uit de Gebruikershandleiding blijkt, bevat
deze mode parameters die op verschillende aspecten
van uw EM-2000 slaan:
1. Algemene parameters
2. Arranger-parameters
3. Realtime Parts
4. Stuurbron-parameters
5. User Program-parameters
6. Source schakelaars voor sommige van deze parame-
ters
7.1 Parameter\Glbal\1
A
Master-pagina: [F2] (Param)
[PAGE] ▲▼ (kies pagina 1)
Memory vergrendeld/ontgrendeld
(Algemene parameter) Met deze parameter kunt u de
geheugenbeveiliging activeren (vergrendeld) of ophef-
fen (ontgrendeld). Na inschakelen wordt deze functie
automatisch geactiveerd, zodat u op geen enkel
moment instellingen kunt overschrijven zonder het
echt te willen. Dat is niet echt nodig, omdat het bijna
onmogelijk is om een geheugen per abuis te over-
schrijven. Voor de opslag van een User Program of
MIDI Set moet u namelijk [WRITE] ingedrukt hou-
den terwijl u het geheugennummer specifieert. Boven-
dien kunt u de geheugenbeveiliging uitschakelen op
het moment dat u een User Program of MIDI Set
opslaat.
Resume
(User Program-parameter) De Resume-functie laat
toe te kiezen welke parameterwaarden van User Pro-
gram 00 moeten worden geladen. User Program 00
FreePanl bevat een aantal fabrieksinstellingen en –wat
nog veel belangrijker is– Source-schakelaarinstellingen
waarmee een Music Style de parameters van het geko-
zen User Program kan veranderen.
U hoeft niet alle instellingen van User Program 00 te
laden als er bepaalde parameters zijn waarvan u de
waarde momenteel niet wilt veranderen.
Tone: Enkel de Tone-keuze en de Source-instellingen
(Arranger-Parts) van User Program 00 worden gela-
den.
24
[F1] (Glbal)
Mixer: Enkel de Mixer-instellingen van User Program
00 worden geladen.
Param: Enkel de instellingen van de Parameter-mode
worden geladen. (Alle instellingen die u kunt maken
nadat u, op de Master-pagina, op [F2] gedrukt hebt.)
All: Alle instellingen van User Program 00 worden
geladen.
Execute
Druk op [M.BASS] om de gekozen User Program-
instelling te laden.
(Lower Hold) Assign
Hiermee kunt u kiezen welke Lower-Part door de
[HOLD]-instelling in de KEYBOARD MODE-sectie
moet worden beïnvloed. Zie ook "Toewijzen van de
Lower Hold-functie" op blz. 29 in de Gebruikershand-
leiding. De mogelijkheden zijn: "Lower 1" en "Lwr 1 +
2".
7.2 Parameter\Global\2
A
Master-pagina: [F2] (Param)
[PAGE] ▲▼ (kies pagina 2)
Split (C3~C6)
(Realtime Parts, Arranger-parameter) Met deze para-
meter stelt u het splitpunt tussen de Left- en Right-
klavierhelft in, en wel voor de Arranger of de Split
Keyboard Mode van de Realtime-Parts. Het instelbe-
reik is C3~C6. De fabrieksinstelling is C4.
UP3Split (C#3~C#6)
(Realtime Parts) Met deze parameter stelt u het split-
punt in tussen de Upper1/2- en der Upper3-sectie. Dit
splitpunt wordt enkel gebruikt als de indicator van de
[UP3 SPLIT] knop oplicht. Het Upper3-splitpunt kan
tussen de C#3 en C#6 liggen. De fabriekswaarde is G5.
Fill Rit (5%~92%)
(Arranger-parameter) Met deze parameter bepaalt u
de intensiteit van de vertraging die u verkrijgt tijdens
de weergave van een Fill-In (To Original of To Varia-
tion). Fill Rit beïnvloedt de weergave van de Fills
alleen als de indicator van de [FILL RIT]-knop
oplicht. Anders wordt de vertraging niet uitgevoerd.
[F1] (Glbal)