Cardiac output (C.O.)
Arrow-berekeningsconstanten
Katheter-
Injectaat-
grootte
volume
7,5F
10 cc
7,5F
5 cc
7,5F
3 cc
7F
10 cc
7F
5 cc
7F
3 cc
5F
5 cc
5F
3 cc
Meetmodi cardiac output
Er zijn twee meetmodi voor de cardiac output
beschikbaar: automatisch en handmatig. Als
onstabiele bloedtemperaturen, artefacten of andere
condities automatische metingen onmogelijk
maken, schakelt u over naar de modus Handmatig.
Als de meldingstoon niet is gedeactiveerd (zie
pagina 457), weerklinkt er een toon wanneer de
cardiac output-waarde is berekend.
338
Gebruiksaanwijzing – Infinity
Injectaattemperatuur
(Tinj)
sensor aangesloten/
sensor niet aangesloten
Injectaattemperatuur:
Tinj = –4,9 °C tot 23,9 °C
(23 °F tot 75 °F )
0,532
0,249
0,131
0,541
0,250
0,134
0,267
0,157
Automatische metingen
In de Auto-interval-modus verschijnt het bericht
Injecteer indien gereed op de pagina
Procedures... > C.O. van de Cockpit, wanneer
de basislijn bloedtemperatuur stabiel is. Als de
bloedtemperatuur onstabiel wordt, wordt het bericht
Injecteer indien gereed vervangen door het
bericht Beperkte basislijn. Zie pagina 343 als u
de automatische Cardiac output-modus wilt
selecteren.
®
Acute Care System – Bewakingstoepassingen – VG7.1
Tinj-sensor aangesloten
Injactaattemperatuur:
Tinj >= 24 °C (75,2 °F)
0,586
0,265
0,155
0,601
0,273
0,156
0,303
0,192