82
Verwarming en airconditioning
Circulatiefunctie
Bij de circulatiefunctie wordt de lucht uit het interieur aangezogen en
hier ook weer ingeblazen.
Bij de circulatiefunctie wordt voorkomen dat verontreinigde buitenlucht in het inte-
rieur terechtkomt, b.v. tijdens het rijden door een tunnel of in een file.
Circulatiefunctie inschakelen
– Druk de toets
in - het controlelampje in de toets
branden.
Circulatiefunctie uitschakelen
– Druk opnieuw de toets
in - het controlelampje in de toets gaat uit.
De toets
kan niet ingedrukt worden wanneer de draaiknop
dichtbij deze positie staat.
ATTENTIE!
Laat de circulatiestand niet te lang ingeschakeld, omdat de 'verbruikte' lucht
kan leiden tot vermoeidheid van bestuurder en passagiers, de aandacht kan
doen verslappen en kan leiden tot het beslaan van de ruiten. De kans op onge-
vallen neemt toe. Schakel de circulatiefunctie uit zodra de ruiten beginnen te
beslaan.
Airconditioning*
Omschrijving
De airconditioning is een gecombineerd koel- en verwarmingssysteem.
Dit maakt een optimale regeling van de luchttemperatuur in elk jaar-
getijde mogelijk.
Beschrijving van de airconditioning
Storingvrije werking van de airconditioning is belangrijk voor uw veiligheid en het
rijcomfort.
De airconditioning werkt alleen als de toets
drukt en aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Bij ingeschakelde koeling (airco) neemt de temperatuur en de luchtvochtigheid in de
auto af. Daardoor wordt bij hoge buitentemperaturen en een hoge luchtvochtigheid
het welzijn van de inzittenden van de auto vergroot. In het koude jaargetijde wordt het
bladzijde 80, afb. 95
gaat
beslaan van de ruiten voorkomen.
De verwarmingscapaciteit is afhankelijk van de temperatuur van de koelvloeistof, de
maximale verwarmingscapaciteit wordt dan ook pas bij bedrijfswarme motor gele-
verd.
Om het koelende effect te vergroten, kan kortstondig voor de circulatiefunctie worden
A
gekozen
in de positie
of
C
Uit de luchtuitstroomroosters kan bij ingeschakelde koeling (airco) onder bepaalde
omstandigheden lucht met een temperatuur van ca. 5°C stromen. Bij langdurige en
ongelijkmatige verdeling van de luchtstroom uit de luchtuitstroomroosters (vooral bij
de benen) en grote temperatuurverschillen, bijv. bij het uitstappen uit de auto, kunnen
personen die hier vatbaar voor zijn last krijgen van verkoudheidsverschijnselen.
Het luchtinlaatrooster vóór de voorruit moet vrij zijn van ijs, sneeuw of bladeren, zodat
verwarming en ventilatie goed kunnen functioneren.
Na het inschakelen van de airconditioning kan er condenswater van de verdamper
druppelen en onder de auto een plas vormen. Dat is normaal en geen teken van
lekkage!
sneeuw en condens. Lees daarom goed hoe de verwarming en ventilatie
moeten worden bediend, hoe de ruiten moeten worden ontwasemd en
ontdooid en hoe het interieur moet worden afgekoeld.
lucht kan leiden tot vermoeidheid van bestuurder en passagiers, de aandacht
kan doen verslappen en kan leiden tot het beslaan van de ruiten. De kans op
motor draait,
buitentemperatuur hoger dan +5 °C en
aanjagerschakelaar ingeschakeld (stand 1 t/m 4).
.
ATTENTIE!
Voor de verkeersveiligheid is het van belang dat alle ruiten vrij zijn van ijs,
Laat de circulatiestand niet te lang ingeschakeld, omdat de 'verbruikte'
bladzijde 83, afb. 96
A
is inge-
AC
D