12 - 62
Het systeem blijft ingeschakeld totdat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan,
Een apparaatbediener selecteert Uitschakelen op het scherm.
Een operator drukt op de injectorkop of het werkstation op de knop Afbreken.
Een apparaatbediener activeert een van de besturingen van het injectorhoofd anders dan Start / uitstellen of KVO.
het injectorhoofd is rechtop gezet.
Een injectie is voltooid.
OPMERKING:
Het icoon verandert in Uitschakelen, de knop injectorhoofd Inschakelen gaat branden en de
Injectorstatuslampjes knipperen.
12.2.2.1 Een Testinjectie starten (optioneel)
1.
Naar aanleiding van de Ik heb op lucht gecontroleerd-bevestiging, drukt u op de Testinjectie
knop op het injectorhoofd om een testinjectie te starten.
OPMERKING:
Een testinjectie kan alleen worden gestart vanaf het injectorhoofd. Het
maakt geen deel uit van het geprogrammeerde protocol.
OPMERKING:
Een testinjectie kan worden gebruikt om te kijken of de katheter correct is geplaatst.
OPMERKING:
Om de testinjectie te configureren, raadpleegt u
12.2.3 KVO starten (optioneel)
Indien ingeschakeld, kan KVO voorafgaand aan de start van de injectie worden gestart. (Zie
opties van Vloeistofafgifte-Setup"
zal functioneren tijdens de pauze- en/of wachtstandperiodes. KVO zal na de injectie weer gestart worden tot er geen vocht
overblijft in injectiespuit B of totdat KVO wordt tegengehouden door de apparaatbediener.
Als de kop omhoog gericht is, is "Ik heb op lucht gecontroleerd" nog niet bevestigd of er is onvoldoende volume. Het systeem
zal de start van KVO voorkomen. Dit wordt aangegeven doordat het Attentielampje oranje gaat knipperen en de
volumelampjes geven "--" aan.
1.
Naar aanleiding van de Ik heb op lucht gecontroleerd-bevestiging, selecteert u de KVO knop om de KVO te starten.
2.
KVO kan op elk moment worden gestopt door het selecteren van de KVO knop nadat de KVO wordt gestart (blauw
lampje) of door op een bedieningsknop van de injectorknop te drukken. Dit zal ook het systeem uitschakelen en de
eventuele injectie beëindigen.
voor informatie over het instellen van het KVO-interval of het uitschakelen van KVO.) Het
"pagina 10 - 49"
"Sectie 15.4.1 - Configureerbare
MEDRAD® MRXperion