11 - 54
WAARSCHUWINGEN
Gevaar op biologische verontreiniging - Kan leiden tot ernstig letsel of overlijden van de patiënt en/of
apparaatbediener.
Voer flessen/zakken voor contrastmiddel en zoutoplossing en wegwerponderdelen na gebruik op de juiste manier af (zie het etiket
van het wegwerponderdeel voor specifieke informatie); doe dat ook als u vermoedt dat verontreiniging heeft plaatsgevonden.
Vloeistofbronnen voor eenmalig gebruik (contrastmiddel en zoutoplossing) niet opnieuw gebruiken. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing voor de vloeistofbron van de fabrikant.
Hergebruik van een fles of zak voor contrastmiddel en zoutoplossing voor meer dan één procedure kan tot biologische contaminatie
leiden. Werp flessen/zakken voor contrastmiddel en zoutoplossing weg nadat de spuiten zijn gevuld voor één procedure.
Bayer-injectiespuiten en -slangensets zijn voor eenmalig gebruik.
Gebruik van het systeem dient aan te sluiten bij de verpakkingslabels van het contrastmiddel.
Gevaar op milieuvervuiling - Kan leiden tot ernstig letsel of overlijden van patiënt of apparaatbediener.
Volg de aseptische techniek bij het hanteren van onderdelen van injectiespuiten en aansluitslangen. Behoud vooral de steriliteit
van de onderdelen van de injectiespuit en aansluitslangen.
Onderdelen van de injectiespuit of aansluitslang niet uit elkaar halen. De plunjer niet uit de injectiespuit verwijderen.
Inspecteer visueel de inhoud en de verpakking voorafgaand aan elk gebruik. Niet gebruiken als de steriele verpakking geopend of
beschadigd is.
Gevaar op bacteriële besmetting - Kan leiden tot ernstig letsel of overlijden van de patiënt en/of
apparaatbediener.
Injectiespuiten zijn niet bedoeld voor gebruik als opslaghouders. Injectiespuiten niet gebruiken om vloeistoffen in op te slaan.
Gebruik gevulde injectiespuiten onmiddellijk.
Mechanisch gevaar - Lekkages of scheuren kunnen tijdens een injectie tot ernstig letsel bij de patiënt leiden.
Gebruik uitsluitend door Bayer geleverde wegwerpartikelen of accessoires. Zie
informatie.
Gebruik alleen spuiten en slangen met een hogere nominale drukwaarde dan de maximaal programmeerbare druklimiet van het
injectiesysteem, die 325 psi (2241 kPa) bedraagt.
Verzeker u ervan dat het vloeistoftraject open is en gebruik geen spuiten en slangen met een nominale drukwaarde van minder
dan 350 psi (2410 kPa). Een verstopt vloeistoftraject en/of het gebruik van spuiten of slangen met een nominale drukwaarde van
minder dan 350 psi (2410 kPa) kunnen leiden tot lekken of scheuren.
Gebruik katheters met druklimieten die compatibel zijn met dit systeem. Zie
"Sectie 18.5 - Capaciteit van het systeem"
De patiënt kan letsel oplopen en/of de katheter kan beschadigd raken als er een slangenset wordt gebruikt die te kort is. De
operator moet rekening houden met de lengte en uitrekbeperkingen van de slang bij het verplaatsen van de injector of de patiënt.
Risico op bijwerking - Kan ernstig letsel of overlijden van de patiënt tot gevolg hebben.
Controleer de voorgeschiedenis van de patiënt op bewijs van allergieën voor injecteerbare vloeistofbronnen.
Verminderde doeltreffendheid - Kan tot ernstig letsel bij de patiënt leiden.
Als er een verkeerde vloeistofbron of concentratie wordt geprogrammeerd of gevuld, kan dat tot letsel bij de patiënt of suboptimale
beeldvorming leiden.
Letsel bij patiënten kan het gevolg zijn van de beweging van de scankamereenheid (injector) nadat de patiënt is
verbonden met het vloeistofkanaal.
Verplaats de injector niet als de patiënt is aangesloten.
Blokkeer de wielen aan de onderkant van het apparaat om onbedoelde bewegingen te voorkomen.
"Sectie 18.9.2 - Prestaties maximale flowsnelheid"
voor de opties voor de programmeerbare druklimiet.
"Hoofdstuk 19 - Opties en accessoires"
MEDRAD® MRXperion
voor nadere
en