244
ACCESSOIRES
conden na het afzetten van het
contact worden deze uitge-
schakeld om het boordnet te
ontlasten.
Om de aangesloten apparatuur
te beschermen, moet het appa-
raat wanneer in de regen wordt
gereden worden losgemaakt.
Wanneer geen apparatuur is
aangesloten moet het deksel
gesloten zijn, om vervuiling te
vermijden.
Kabelligging
Bij de kabelligging tussen
USBlaadaansluitingen en
accessoires op het volgende
letten:
Bedrading mag de berijder
niet hinderen.
Bedrading mag de stuuruit-
slag en de rijeigenschappen
niet beperken.
Bedrading mag niet worden
ingeklemd.
Opbergvak
De USB-laadaansluiting bevindt
zich onder de opbergvakafdek-
king (
137).
Het betreft een 5 V USB-laad-
aansluiting 1, die maximaal
2,1 A laadstroom (oplaadver-
mogen max. 10,5 W) beschik-
baar stelt.
Koffers
met koffer
OA
met centrale vergrendeling
De USB-hoogvoltlaadaansluiting
bevindt zich in de linker koffer
(
245).
Het betreft een 5 V USB-laad-
aansluiting 1, die maximaal 3 A
laadstroom (oplaadvermogen
max. 15 W) beschikbaar stelt.
SU