Advertenties
160
RIJDEN
Bij iedere derde tankstop
Motoroliepeil controleren
(
208).
Remvoeringdikte voor contro-
leren (
211).
Remvoeringdikte achter con-
troleren (
Remvloeistofpeil voor contro-
leren (
213).
Remvloeistofpeil achter con-
troleren (
Koelvloeistofpeil controleren
(
215).
STARTEN
Motor starten
Het contact inschakelen.
(
97)
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. (
161)
ABS-zelfdiagnose wordt uit-
gevoerd. (
DTC-zelfdiagnose wordt uit-
gevoerd. (
De neutraalstand inschake-
len of bij ingeschakelde ver-
snelling de koppelingshendel
inknijpen.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingescha-
kelde versnelling kan de mo-
tor niet worden gestart. Als de
motorfiets in de neutraalstand
wordt gestart en vervolgens bij
uitgeklapte zijstandaard een
212).
214).
161)
162)
versnelling wordt ingeschakeld,
slaat de motor af.
Bij een koude start en lage
temperaturen: Koppelings-
hendel bedienen.
Bij lagere temperaturen kan
het startgedrag nadelig be-
ïnvloed zijn. Een herhaalde,
korte belasting van de accu
verhoogt de accutemperatuur
en daarmee het beschikbare
vermogen voor het starten
van de motor.
De startschakelaar 1 indruk-
ken en vasthouden totdat de
motor aanslaat.
Als de motor niet zou aan-
slaan, kan de storingstabel
in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" verder helpen
(
270)
Vóór verdere startpogingen de
accu opladen of starthulp laten
geven:
Aangesloten accu opladen.
(
232)
Starthulp. (
230)
Advertenties
