De bandenspanning aan
de hand van de volgende
gegevens controleren.
Bandenspanning voor
2,5 bar (bij koude band)
Bandenspanning achter
2,9 bar (bij koude band)
Als de bandenspanning te laag
is:
Bandenspanning corrigeren.
De bandenspanning kan
worden bepaald met
de bandenspanningscontrole
(RDC). Deze waarden worden
altijd weergegeven met
een compensatie voor de
temperatuur en hebben altijd
betrekking op een luchttempe-
ratuur in de band van 20 °C. Bij
de bandenspanningsapparaten
bij tankstations vindt geen
compensatie voor de tempera-
tuur plaats. Daarom komen de
daar gemeten waarden meestal
niet overeen met de waarden
die in het instrumentenpaneel
weergegeven worden.
Bandenprofieldiepte
controleren
WAARSCHUWING
Rijden met sterk versleten
banden
Gevaar voor ongevallen door
verslechterd rijgedrag
Eventueel de banden vóór
het bereiken van de wet-
telijk voorgeschreven mini-
male profieldiepte vervan-
gen.
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Bandenprofieldiepte in de
hoofdprofielgroeven met slij-
tage-indicatoren meten.
Op elke band zijn slijtage-
markeringen in de hoofd-
profielgroeven geïntegreerd.
Indien de slijtagemarkeringen
zichtbaar zijn, is de band volle-
dig versleten. De posities van
de slijtagemarkeringen zijn op
de zijkant van de band aange-
geven, bijv. door de letters TI,
TWI of door een pijl.
Als de minimale profieldiepte is
bereikt:
Betreffende band(en) vervan-
gen.
217