118
GEBRUIK
WAARSCHUWING
Radar werkt in bepaalde si-
tuaties niet
Gevaar voor een ongeval
doordat niet wordt geremd
of gewaarschuwd
Het zichtbereik van de voor-
of achterradar moet vrij zijn
om objecten te kunnen her-
kennen. Bij zware regen,
dichte mist of sneeuw en
wanneer de radarsensoren
vuil of afgedekt zijn is de
objectherkenning beperkt.
De objectherkenning kan
worden verstoord door
omgevingsinvloeden, bijv.
sterke reflecties en elektro-
magnetische storingen.
Na een ongeval, een botsing
of wanneer de motorfiets
is omgevallen moet de in-
bouwstand van de radarsen-
sor worden gecontroleerd.
De verkeerssituatie in acht
nemen en ingrijpen wanneer
de situatie daarom vraagt.
LET OP
Radar kan bepaalde objec-
ten en verkeerssituaties fou-
tief herkennen
Gevaar voor een ongeval
Op radar gebaseerde berij-
dersassistentsystemen kun-
nen bij bepaalde objecten
en complexe verkeerssitu-
aties zonder reden reage-
ren. Bijvoorbeeld door een
smalle rijstrook (bij weg-
werkzaamheden) of door
vliegende objecten (ballen of
plastic tassen) kan de ACC
of FCW waarschuwen of
vertragen.
De verkeerssituatie in acht
nemen en ingrijpen wanneer
de situatie daarom vraagt.
AFSTANDSREGELING (ACC)
met Riding Assistant
Veiligheidsaanwijzingen
Er moet eveneens rekening
worden gehouden met de vei-
ligheidsaanwijzingen voor op
radar gebaseerde berijdersas-
sistentsystemen (
SU
116).