Geheugenfunctie van de sleutel
Werking
Geldt voor wagens zonder personaliseringsfunctie.
Bij elke vergrendeling van de wagen worden de in-
stelling van de bestuurdersstoel- en buitenspiegelpo-
sitie opgeslagen in het geheugen van de sleutel
waarmee de wagen is vergrendeld.
Bediening
Opgeslagen stand oproepen
›
De wagen ontgrendelen en het bestuurdersportier
openen.
De bestuurdersstoel en de buitenspiegels nemen de
stand in die in het geheugen van de sleutel is opge-
slagen waarmee de wagen werd ontgrendeld.
Standverandering stoppen
›
Op een willekeurige toets op de in te stellen stoel
drukken.
Of:
›
De toets
op de sleutel indrukken.
Instellingen
Bestuurdersstoel- en buitenspiegelpositie voor het
vooruitrijden opslaan
Het opslaan vindt iedere keer automatisch plaats bij
het vergrendelen van de wagen.
De stoelpositie kan worden opgeslagen als de
hellingshoek van de rugleuning ten opzichte van de
zitting kleiner is dan ongeveer 110° en de stoel zich
niet in een van de eindposities bevindt.
Centrale vergrendeling
Werking
Centrale vergrendelingssysteem
Het systeem ontgrendelt en vergrendelt alle portie-
ren, de tankklep en de achterklep.
Ontgrendelingsindicatie: tweemaal knipperen van
de knipperlichten.
Vergrendelingsindicatie: eenmaal knipperen van de
knipperlichten.
Het controlelampje in het bestuurdersportier knip-
pert na het vergrendelen van de wagen circa 2 s snel
achter elkaar, daarna begint het gelijkmatig en met
langere tussenpozen te knipperen.
Indien geen van de portieren of de achterklep
binnen 45 s na het ontgrendelen wordt geopend,
vergrendelt de wagen automatisch opnieuw.
Sleutels, sloten en alarmsysteem ›
SAFE-functie
In het centrale vergrendelingssysteem kan afhanke-
lijk van de uitrusting de SAFE-functie zijn geïnte-
greerd.
De SAFE-functie voorkomt dat na het vergrendelen
van de wagen de portieren van binnenuit kunnen
worden geopend.
De SAFE-functie wordt ingeschakeld als de wagen
van buitenaf wordt vergrendeld.
Op het display van het instrumentenpaneel wordt na
het uitschakelen van het contact een melding over
de SAFE-functie weergegeven.
GEVAAR
Levensgevaar!
Bij vergrendelde wagen met ingeschakelde SAFE-
▶
functie mogen geen personen in de wagen achter-
blijven.
SAFE-functie uitschakelen
Door dubbel vergrendelen binnen 2 s.
▶
Of:
Samen met de deactivering van de interieurbewa-
▶
king
» Pagina 27,
Het controlelampje in het bestuurdersportier knip-
pert na het vergrendelen van de wagen circa 2 s snel
achter elkaar, daarna gaat het uit en begint na onge-
veer 30 s gelijkmatig en met langere tussenpozen te
knipperen.
Bij uitgeschakelde SAFE-functie kan het portier van
binnenuit door eenmaal trekken aan de bedienings-
hendel worden geopend.
De SAFE-functie wordt na het ontgrendelen en ver-
grendelen van de wagen weer ingeschakeld.
Bediening
Middelen voor de bediening van de centrale ver-
grendeling
Sleutel
▶
Knop voor centrale vergrendeling.
▶
Met de knop voor centrale vergrendeling vergren-
delen/ontgrendelen
›
De toets
board indrukken.
Het symbool
grendelen.
Met de knop worden alle portieren en de achterklep
vergrendeld.
Het ontgrendelen van de wagen vindt ook plaats bij
het openen van een portier van binnenuit.
Geheugenfunctie van de sleutel
Instellingen.
» Pagina
24.
in het middelste gedeelte van het dash-
in de toets gaat branden bij het ver-
25