130 Bestuurdershulpsystemen ›
kan op elk moment handmatig worden overgeno-
men.
Bij een verandering van rijstrook met ingeschakeld
knipperlicht vindt er geen systeemingreep plaats.
Statusweergave op het display van het instrumen-
tenpaneel
brandt - het systeem is geactiveerd en ge-
reed voor een ingreep
brandt - het systeem grijpt in
Displayweergave
Werkingsvoorwaarden
✓ De rijsnelheid is hoger dan 60 km/h.
✓ De begrenzingslijnen zijn goed zichtbaar.
Functiebeperking
De systeemfunctie kan bv. in de volgende situaties
beperkt zijn.
Het zichtbereik van de sensor is door de vervuilde
▶
ruit, een obstakel of een voorligger beperkt.
Bij ongunstige weersomstandigheden.
▶
Bij rijden door een scherpe bocht.
▶
Bij het rijden op een hellend wegdek of in sporen.
▶
Bij het rijden op een te smalle rijstrook.
▶
WAARSCHUWING
Gevaar voor een onjuiste stuuringreep!
Bepaalde voorwerpen of markeringen op de rijbaan
kunnen onjuist als begrenzingslijn worden herkend.
Houd altijd de handen aan het stuurwiel en wees
▶
voorbereid om de stuuringreep te corrigeren.
Instellingen
Activering/deactivering in het instrumentenpaneel
Op het display in het menupunt Hulpsystemen
Instelling in het infotainment
In het menu:
Rijstrookwisselassistent Side Assist
Rijstrookbegrenzing
rechts geaccentueerd:
Het systeem grijpt in bij
het naderen van de rech-
ter begrenzingslijn.
Probleemoplossing
Melding systeem niet beschikbaar
›
De voorruit bij het sensorgedeelte reinigen.
›
De motor afzetten en na korte tijd weer starten.
›
Is het systeem dan nog steeds niet beschikbaar, de
hulp van een specialist inroepen.
Rijstrookwisselassistent Side Assist
Gebruiksdoel
Side Assist bewaakt het gebied naast en achter de
wagen.
Het systeem attendeert met optische signalen in de
buitenspiegel op voertuigen die bij een verandering
van rijstrook een gevaar zouden kunnen vormen.
Werking
Het systeem waarschuwt voor een naderend voer-
tuig door het controlelampje
kap aan wagenzijde waar het voertuig wordt gede-
tecteerd.
Rijsituaties waarin een systeemwaarschuwing
plaatsvindt
Uw wagen wordt door voertuig
sneller het voertuig
nadert, des te vroeger vindt
A
de waarschuwing plaats door het controlelampje.
Het voertuig
wordt door uw wagen met een max.
B
10 km/h hogere snelheid ingehaald. Indien de snel-
heid tijdens het inhalen hoger is, dan volgt er geen
waarschuwing door het controlelampje.
Controlelampje
brandt - Achter uw wagen bevindt zich een ander
voertuig
knippert - Achter uw wagen bevindt zich een an-
der voertuig, aan dezelfde zijde is het knipperlicht in-
geschakeld
Bij wagens met Lane Assist knippert het controle-
lampje ook wanneer uw wagen de begrenzingslijn in
de richting van het naderende voertuig overschrijdt.
Het systeem laat hierbij het stuurwiel vibreren.
in de buitenspiegel-
ingehaald. Des te
A