Belangrijk!
• Wanneer matrixgegevens naar een CSV-bestand worden opgeslagen, worden bepaalde
gegevens als volgt omgezet.
- Gegevens van complexe getallen: Alleen het reële deel wordt geëxtraheerd.
- Breukgegevens: Omgezet naar wiskundig regelformaat (bijvoorbeeld: 2{3{4 → =2+3/4)
- ' en π gegevens: Omgezet naar een decimale waarde (bijvoorbeeld: ' 3 → 1.732050808)
u Het scheidingsteken en het decimaalpunt van het CSV-bestand aangeven
Als de Matrix Editor op het scherm staat, drukt u op 4(CSV)3(SET) voor weergave van
het CSV-instellingenscherm. Vervolgens voert u stap 3 uit van "Het scheidingsteken en het
decimaalpunt van het CSV-bestand aangeven" (pagina 3-20).
k Een matrix bewerken met matrixopdrachten
u Matrixopdrachten oproepen
1. Kies in het hoofdmenu de modus Run-Matrix.
2. Druk vervolgens op K om het optiemenu weer te geven.
3. Druk nu op 2(MAT/VCT) om het menu met matrixopdrachten te openen.
In deze paragraaf worden enkel die matrixopdrachten behandeld die dienen om een matrix op
te maken, om de gegevens van een matrix op te slaan en om de elementen van een matrix te
bewerken.
• {Mat} ... {Mat-opdracht (om een matrix op te maken)}
• {Mat→Lst} ... {Mat→List-opdracht (om de inhoud van een geselecteerde kolom toe te wijzen
aan een lijst)}
• {Augment} ... {Augment-opdracht (om twee matrices aaneen te koppelen)}
• {Identity} ... {Identity-opdracht (om een eenheidsmatrix op te maken)}
• {Dim} ... {Dim-opdracht (om de dimensies van een matrix te controleren)}
• {Fill(} ... {Fill-opdracht (aan alle elementen van een matrix dezelfde waarde toekennen)}
• U kunt ook !c(Mat) gebruiken in plaats van K2(MAT/VCT)1(Mat).
2-49
[OPTN]-[MAT/VCT]