Download Print deze pagina
Casio fx-CG50 Gebruiksaanwijzing
Verberg thumbnails Zie ook voor fx-CG50:

Advertenties

fx-CG50
fx-CG50 AU
fx-CG20
fx-CG20 AU
fx-CG10
Softwareversie 3.10
Gebruiksaanwijzing
Wereldwijde Leerwebsite van CASIO
http://edu.casio.com
Handleidingen zijn beschikbaar in meerdere talen op
http://world.casio.com/manual/calc
(Bijgewerkt naar OS 3.10)
(Bijgewerkt naar OS 3.10)
(Bijgewerkt naar OS 3.10)
NL

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Casio fx-CG50

  • Pagina 1 AU fx-CG20 (Bijgewerkt naar OS 3.10) fx-CG20 AU (Bijgewerkt naar OS 3.10) fx-CG10 (Bijgewerkt naar OS 3.10) Softwareversie 3.10 Gebruiksaanwijzing Wereldwijde Leerwebsite van CASIO http://edu.casio.com Handleidingen zijn beschikbaar in meerdere talen op http://world.casio.com/manual/calc...
  • Pagina 2 • De inhoud van deze gebruiksaanwijzing kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. • Niets uit deze gebruiksaanwijzing mag worden verveelvoudigd, in enige vorm of op enige wijze, zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de fabrikant. • Bewaar alle documentatie op een veilige plaats voor latere naslag.
  • Pagina 3 Inhoud Eerste kennismaking — Lees dit eerst! Hoofdstuk 1 Basisbewerking 1. Toetsen ......................... 1-1 2. Weergave ........................1-3 3. Berekeningen invoeren en wijzigen ................1-7 4. De Math invoer/uitvoer-modus gebruiken ..............1-15 5. Menu Optie (OPTN) ....................1-30 6. Menu variabelen (VARS) .................... 1-31 7.
  • Pagina 4 4. Bestandsbeheer ......................8-6 5. Overzicht van de opdrachten ..................8-11 6. Rekenmachinefuncties gebruiken bij het programmeren ..........8-28 7. Lijst met opdrachten in de modus Program ............... 8-52 8. Wetenschappelijke CASIO-specifieke functieopdrachten ⇔ Tekstconversietabel ....................8-60 9. Programmablad ......................8-67 Hoofdstuk 9 Spreadsheet 1.
  • Pagina 5 3. Bewerkingen op eActivity-bestanden ................10-4 4. Invoeren en bewerken van gegevens ................. 10-6 Hoofdstuk 11 Geheugenbeheer 1. Geheugenbeheer gebruiken ..................11-1 Hoofdstuk 12 Systeembeheer 1. Systeembeheer gebruiken ..................12-1 2. Systeeminstellingen ....................12-1 Hoofdstuk 13 Gegevenscommunicatie 1. Gegevenscommunicatie tussen de rekenmachine en een computer ......13-3 2.
  • Pagina 6 In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de fx-CG50 gebruikt. Er zijn enkele verschillen tussen de markeringen van de toetsen op de fx-CG50 en de toetsen op de fx-CG10, fx- CG20 en fx-CG20 AU. In de onderstaande tabel worden de verschillen in toetsmarkeringen weergegeven.
  • Pagina 7 • In deze gebruiksaanwijzing wordt de aan een functietoets toegewezen bewerking tussen haakjes aangeduid, gevolgd door de bijbehorende toetsmarkering. 1(Comp) bijvoorbeeld betekent dat u door te drukken op 1{Comp} selecteert, wat ook in het functiemenu wordt weergegeven. • Als ( g) in het functiemenu is aangeduid voor toets 6, betekent dit dat u door te drukken op 6 de volgende of vorige pagina met menuopties weergeeft.
  • Pagina 8 Basisbewerking Hoofdstuk 1 1. Toetsen k Tabel met toetsen Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina Pagina 5-54 5-52 5-56 5-2, 5-35 1-34 1-35 1-30 1-31 2-16 2-17 2-17 2-16 2-16 2-36 1-18 2-16 2-16 2-16 2-23 10-21 10-19 2-23 2-1, 1-25, 2-23 2-23 Pagina...
  • Pagina 9 k Toetsmarkeringen Nogal wat toetsen van de rekenmachine worden voor meerdere functies gebruikt. Deze functies worden met behulp van een kleurcode aangeduid, zodat u zeer snel en gemakkelijk kunt vinden wat u nodig hebt. Functie Intoetsen 10 x Hieronder staat de beschrijving van de kleurcodes die voor toetsmarkeringen worden gebruikt. Kleur Intoetsen Druk eerst op ! en daarna op de gewenste toets.
  • Pagina 10 2. Weergave k Pictogrammen selecteren In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een pictogram in het hoofdmenu aanklikt om de gewenste modus op te roepen. u Een pictogram aanklikken 1. Druk op m om het hoofdmenu weer te geven. 2. Gebruik de cursortoetsen (d, e, f, c) om het Geselecteerd pictogram gewenste pictogram aan te klikken.
  • Pagina 11 (OPTN) is. Voor meer informatie over het optiemenu (OPTN), zie pagina 1-30. Voor informatie over het gebruik van het CONVERT menu, zie “Metrieke omzetting” (pagina 2-64). * Gebruikers van fx-CG50 AU/fx-CG20 AU: Installeer de invoegtoepassing Picture Plot.
  • Pagina 12 k Over het functiemenu Met de functietoetsen (1 tot 6) kunt u de menu’s en opdrachten oproepen in de menubalk onder aan het scherm. De vorm duidt aan of een item op de menubalk een menu of een opdracht is. k Statusbalk Op de statusbalk worden berichten en de huidige status van de rekenmachine aangegeven.
  • Pagina 13 k Weergave op het scherm Op deze rekenmachine worden twee weergavetypes gebruikt: tekstweergave en grafiekweergave. Bij tekstweergave kunnen er 21 tekens naast elkaar en 8 regels onder elkaar staan. De onderste regel waarop de submenu’s verschijnen is daarbij inbegrepen. Bij grafiekweergave is er een gebied beschikbaar van 384 pixels (breedte) ×...
  • Pagina 14 k Weergave van speciale formaten Deze rekenmachine gebruikt een karakteristieke weergave voor gebroken vormen, zestientallig geschreven getallen en voor de zestigdelige graden (DMS). u Breuken ....Betekent: 456 u Zestientallig geschreven getallen ....Betekent: 0ABCDEF1 , wat gelijk is aan (16) 180150001 (10) u Zestigdelige graden...
  • Pagina 15 u Een stap wijzigen Voorbeeld Verander cos60 in sin60 Acga u Een stap wissen Vervang 369 × × 2 door 369 × 2 Voorbeeld Adgj**c In de invoegmodus werkt de toets D als backspacetoets. u Een stap invoegen Voorbeeld Vervang 2,36 door sin2,36 Ac.dgx ddddddd...
  • Pagina 16 • Als u een bewerking haakje-sluiten invoert, krijgt dit dezelfde kleur als de overeenkomstige bewerking haakje-openen. • De haakjes van uitdrukkingen tussen haakjes op hetzelfde niveau krijgen dezelfde kleur. Wanneer u een berekening uitvoert, worden alle haakjes zwart. k Gebruik van de herhalingsfunctie De herhalingsfunctie slaat de invoer van de laatste berekening op in het herhalingsgeheugen.
  • Pagina 17 Nadat u op A hebt gedrukt, kunt u door te drukken op f of c de vorige berekeningen, in volgorde van de laatste naar de eerste (multi-herhalingsfunctie), oproepen. Met e en/of d kunt u de cursor in een van die berekeningen verplaatsen om veranderingen aan te brengen en een nieuwe berekening te maken.
  • Pagina 18 k Gegevens kopiëren en plakken via het klembord U kunt een functie, opdracht of andere invoer naar het klembord kopiëren (of knippen), en de inhoud van het klembord vervolgens op een andere plaats plakken. Opmerking Wat u in de Math invoer/uitvoer-modus kunt kopiëren (of knippen) is afhankelijk van de bewegingsvrijheid van de cursor.
  • Pagina 19 u Tekst plakken Plaats de cursor op de positie waar u de tekst wilt plakken en druk op !j(PASTE). De inhoud van het klembord wordt op de cursorpositie geplakt. !j(PASTE) k Catalogusfunctie De Catalogus is een lijst van alle beschikbare opdrachten op deze rekenmachine. U kunt een opdracht invoeren door het catalogusscherm weer te geven en vervolgens de gewenste opdracht te selecteren.
  • Pagina 20 Voorbeeld: Om de “FMax(” opdracht in te voeren, die een maximumwaarde bepaalt A!e(CATALOG)6(CAT) c1(EXE) cc1(EXE) cccccc 1(INPUT) Druk op J of !J(QUIT) om het catalogusscherm te sluiten. Een opdracht zoeken Deze methode is nuttig wanneer u de naam van de opdracht die u wilt invoeren kent. 1.
  • Pagina 21 Voorbeeld: Om de opdracht “FMax(” in te voeren A!e(CATALOG)6(CAT) 1(EXE)t(F)h(M) 1(INPUT) De opdrachtengeschiedenis gebruiken De rekenmachine bewaart een geschiedenis van de laatste zes opdrachten die u invoert. 1. Geef één van de lijsten van opdrachten weer. 2. Druk op 5(HISTORY). •...
  • Pagina 22 1. Selecteer een commando dat in de online handleiding staat. 2(QR) weergegeven in het • Hierdoor wordt functiemenu. 2. Druk op 2(QR). • Hiermee wordt een QR Code weergegeven. 3. Gebruik uw smartphone of tablet om de weergegeven QR Code te lezen. •...
  • Pagina 23 k Bewerkingen invoeren in de Math invoer/uitvoer-modus u Functies en symbolen in de Math invoer/uitvoer-modus Met de hieronder aangegeven functies en symbolen kunt u in natuurlijke schrijfwijze gegevens invoeren in de Math invoer/uitvoer-modus. In de kolom “Bytes” staat het aantal geheugenbytes dat voor de invoer in de Math invoer/uitvoer-modus wordt gebruikt.
  • Pagina 24 u Gebruik van het menu MATH Druk in de modus Run-Matrix op 4(MATH) om het menu MATH weer te geven. Via dit menu kunt u matrices, afgeleiden, integralen, enz., in natuurlijke schrijfwijze invoeren. • {MAT/VCT} ... opent het submenu MAT/VCT voor invoer van matrices/vectors in natuurlijke schrijfwijze •...
  • Pagina 25 1+ 2 Voorbeeld 2 Voer A(b+ Voorbeeld 3 Voer Ab+4(MATH)6(g)1( ∫ 1-18...
  • Pagina 26 Voer 2 × Voorbeeld 4 Ac*4(MATH)1(MAT/VCT)1(2×2) 'bcc !x(')ce e!x(')cee'bcc u Als de berekening niet past in het weergavevenster Een pijl naar rechts, naar links, omlaag of omhoog betekent dat de berekening doorgaat in de door de pijl aangegeven richting. Als u een pijl ziet, kunt u met de cursortoetsen naar het scherm bladeren en de gewenste gegevens bekijken.
  • Pagina 27 u Invoerbeperkingen in de Math invoer/uitvoer-modus Door bepaalde uitdrukkingen kan een rekenformule verticaal breder zijn dan één schermregel. De maximaal toegestane verticale breedte van een rekenformule bedraagt ongeveer twee weergaveschermen. Uitdrukkingen die groter zijn, kunt u niet invoeren. u Waarden en uitdrukkingen gebruiken als argumenten U kunt een eerder ingevoerde waarde of uitdrukking gebruiken als argument voor een functie.
  • Pagina 28 Deze mogelijkheid kan worden gebruikt met de volgende functies. Oorspronkelijke Functie Intoetsen Uitdrukking na invoeging uitdrukking Onechte breuk Macht !x(') Derdemachtswortel Machtswortel !l(10 4(MATH)2(log log(a,b) 4(MATH)3(Abs) Absolute waarde 4(MATH)4(d/d Eerste afgeleide 4(MATH)5(d Tweede afgeleide 4(MATH)6(g) Integraal 1(∫d Σ 4(MATH)6(g) 2(Σ( ) (Sommatieberekening) •...
  • Pagina 29 • Merk de volgende bewerkingen van de cursor op die u kunt gebruiken bij het invoeren van een berekening met de Math invoer/uitvoer-modus. Om dit te doen: Drukt u op: Verplaats de cursor van het einde van de berekening naar het begin Verplaats de cursor van het begin van de berekening naar het einde k Bewerkingen annuleren en opnieuw uitvoeren U kunt de volgende procedures gebruiken tijdens de berekeningsinvoer in de Math invoer/...
  • Pagina 30 k Resultaten weergeven in de Math invoer/uitvoer-modus Breuken, matrices, vectoren en lijsten die in de Math invoer/uitvoer-modus worden aangemaakt, worden in natuurlijke schrijfwijze weergegeven, zoals deze in uw handboek staan. Voorbeeldweergave van resultaten • Breuken worden weergegeven als onechte breuken of als gemengde breuken, afhankelijk van de instelling “Frac Result”...
  • Pagina 31 k Geschiedenisfunctie De geschiedenisfunctie bewaart de geschiedenis van rekenuitdrukkingen en resultaten van de Math invoer/uitvoer-modus. Er worden maximaal 30 paar rekenuitdrukkingen en resultaten bewaard. b+cw U kunt de wiskundige uitdrukkingen die bewaard worden door de geschiedenisfunctie ook bewerken en opnieuw laten berekenen. Hierdoor worden alle uitdrukkingen opnieuw berekend, te beginnen met de bewerkte uitdrukking.
  • Pagina 32 k Bewerkingen in de Math invoer/uitvoer-modus Dit gedeelte geeft berekeningsvoorbeelden van de Math invoer/uitvoer-modus. • Voor details over berekeningen, zie “Hoofdstuk 2 Handmatige berekeningen”. u Functieberekeningen uitvoeren in de Math invoer/uitvoer-modus Voorbeeld Invoer A6'4*5w 4 × 5 π Ac(!5(π)'3e)w (Angle: Rad) A4(MATH)2(log b) 2e8w 8 = 3...
  • Pagina 33 k Matrix-/vectorberekeningen in de Math invoer/uitvoer-modus u De dimensies van een matrix/vector vastleggen 1. Druk in de modus Run-Matrix op !m(SET UP)1(Math)J. 2. Druk op 4(MATH) om het menu MATH te openen. 3. Druk op 1(MAT/VCT) om het volgende menu te openen. •...
  • Pagina 34 u Elk element van een matrix een waarde toekennen Voorbeeld Voer de onderstaande berekening uit × 8 De volgende bewerking is het vervolg van het rekenvoorbeeld op de vorige pagina. beb'ceedde bd'eeefege u Een matrix die is gemaakt in de Math invoer/uitvoer-modus toewijzen aan een opgegeven matrixgeheugen Voorbeeld Wijs het resultaat toe aan Mat J...
  • Pagina 35 k Graph-modi en Equation-modus gebruiken in de Math invoer/uitvoer- modus Met de Math invoer/uitvoer-modus in de volgende modi kunt u numerieke uitdrukkingen invoeren zoals die worden geschreven in uw tekstboek en berekeningsresultaten weergeven in natuurlijke schrijfwijze. Modi die invoer van uitdrukkingen ondersteunen zoals ze voorkomen in tekstboeken: Run-Matrix, eActivity, Graph, Dyna Graph, Table, Recursion, Equation (SOLVER) Modi die de natuurlijke schrijfwijze ondersteunen: Run-Matrix, eActivity, Equation...
  • Pagina 36 ∫ Voorbeeld 2 Voer in de modus Graph de functie in en teken − −1 vervolgens de grafiek. Zorg ervoor dat de standaardinstellingen zijn geconfigureerd in het weergavevenster (V-Window). mGraphK2(CALC)3(∫d b'eevx-b'ce v-beaevw 6(DRAW) • Invoer van Math invoer/uitvoer-modus en weergave van resultaten in de modus Equation U kunt de Math invoer/uitvoer-modus in de modus Equation gebruiken voor invoer en weergave zoals in onderstaande voorbeelden geïllustreerd wordt.
  • Pagina 37 5. Menu Optie (OPTN) In het optiemenu vindt u wetenschappelijke functies en notaties die niet op het toetsenbord van de rekenmachine zijn aangeduid. De inhoud van het optiemenu is afhankelijk van de modus waarin u zich bevindt als u op K drukt. •...
  • Pagina 38 6. Menu variabelen (VARS) Als u variabelen wilt oproepen, drukt u op J om het menu voor variabelen weer te geven. {V-WIN}/{FACTOR}/{STAT}/{GRAPH}/{DYNA}/{TABLE}/{RECURSION}/{EQUATION}/ {FINANCE}/{Str} • De opties EQUATION en FINANCE verschijnen alleen voor functietoetsen (3 en 4) als u het menu voor variabelen opent vanuit de modus Run-Matrix of Program. •...
  • Pagina 39 {PTS} • ... {menu voor recapitulatieve punten} • { } ... coördinaten van de recapitulatieve punten {INPUT} • ... {statistische ingevoerde waarden} ¯ x ¯ x ¯ x • { }/{s }/{s }/{s }/{s } ... {omvang van de steekproef}/ {gemiddelde van steekproef}/{standaardafwijking van steekproef}/{omvang van steekproef 1}/ {omvang van steekproef 2}/{gemiddelde van steekproef 1}/{gemiddelde van steekproef 2}/ {standaardafwijking van steekproef 1}/{standaardafwijking van steekproef 2}/...
  • Pagina 40 u TABLE — Het interval en de inhoud van een tabel van een (grafiek-)functie oproepen • {Start}/{End}/{Pitch} ... {beginwaarde}/{eindwaarde}/{toename van de waarden in een tabel} • {Result* } ... {matrix van de tabelinhoud} De optie Result verschijnt alleen wanneer het menu TABLE wordt weergegeven in de modi Run-Matrix en Program.
  • Pagina 41 7. Programmeermenu (PRGM) Als u het programmeermenu (PRGM) wilt weergeven, activeert u eerst de modus Run- Matrix of Program vanuit het hoofdmenu en drukt u vervolgens op !J(PRGM). In het programmeermenu (PRGM) verschijnen de volgende mogelijkheden. • De opties in het programmeermenu (PGRM) worden niet weergegeven wanneer “Math” is geselecteerd als “Input/Output”-modus in het configuratiescherm.
  • Pagina 42 8. Werken met het configuratiescherm In elke modus is er een scherm waarin u de actuele instellingen (= configuratie) voor die modus kunt controleren en wijzigen. Dit scherm is het configuratiescherm. De configuratie van een modus kunt u als volgt aanpassen. u De configuratie van een modus veranderen 1.
  • Pagina 43 u Func Type (type grafiekfunctie) Als u een van de volgende functietoetsen indrukt, verandert ook de functie van de toets • {Y=}/{r=}/{Parm}/{X=} ... {cartesische coördinaten (Y= ) type)}/{poolcoördinaten}/ {parametrisch}/{cartesische coördinaten (X= ) type)} grafiek ≥ ≤ • {Y>}/{Y<}/{Yt}/{Ys} ... grafiek van ongelijkheid met { >...
  • Pagina 44 u List File (toekennen van een lijstnummer) • {FILE} ... {kent een lijstnummer toe} u Sub Name (naam van de lijst) • {On}/{Off} ... {weergave}/{geen weergave} u Graph Func (weergave van functie) • {On}/{Off} ... {weergave}/{geen weergave} u Dual Screen (uitsplitsen van het scherm in twee delen) •...
  • Pagina 45 u Slope (instellen van de weergave van de richtingscoëfficiënt (m) van de raaklijn in een punt van een kegelsnede) • {On}/{Off} ... {weergave}/{geen weergave} u Payment (berekenen van een betalingsperiode) • {BEGIN}/{END} ... {begin}/{einde} van een betalingsperiode u Date Mode (instellen van het aantal dagen in een jaar) •...
  • Pagina 46 9. Schermgegevens vastleggen Tijdens de bediening van de rekenmachine kunt u de huidige scherminhoud vastleggen en opslaan in een intern geheugen. u De scherminhoud vastleggen 1. Bedien de rekenmachine en open het scherm dat u wilt vastleggen. 2. Druk op !h(CAPTURE). •...
  • Pagina 47 10. Als er een probleem blijft bestaan… Als u met de rekenmachine problemen ondervindt, doe dan eerst het volgende alvorens ervan uit te gaan dat het toestel niet goed werkt. k Opnieuw naar de standaardinstellingen 1. Kies in het hoofdmenu de modus System. 2.
  • Pagina 48 u Initialiseren Gebruik initialiseren als u alle huidige gegevens uit het geheugen wilt verwijderen en alle modi-instellingen wilt terugzetten op de standaardinstellingen. Maak voor de initialisatie eerst een schriftelijke kopie van alle belangrijke gegevens. Voor details, zie “Initialiseren (Reset)” (pagina 12-4). k Waarschuwing bij te zwakke batterijen Mocht het volgende scherm verschijnen, schakel dan onmiddellijk de rekenmachine uit en vervang de batterijen zoals elders vermeld.
  • Pagina 49 Handmatige berekeningen Hoofdstuk 2 1. Basisberekeningen k Rekenkundige berekeningen • Voer rekenkundige bewerkingen in zoals ze geschreven zijn, van links naar rechts. • Gebruik de toets - om het toestandsteken ‘-’ in te voeren. • De bewerkingen worden intern berekend met een mantisse van 15 cijfers. Het eindresultaat wordt afgerond op een mantisse van 10 cijfers voordat het op het scherm verschijnt.
  • Pagina 50 100 ÷ 6 = 16,66666666... Voorbeeld 1 Voorwaarde Invoer Weergave 16.66666667 100/6w !m(SET UP) ff 4 decimalen 1(Fix)ewJw 16.6667 !m(SET UP) ff 5 beduidende cijfers 2(Sci)fwJw 1.6667 × 10 !m(SET UP) ff Opnieuw naar de 3(Norm)Jw standaardinstelling 16.66666667 De weergegeven resultaten zijn afgerond op het aantal vastgelegde decimalen. 200 ÷...
  • Pagina 51 k Voorrangsregels bij berekeningen Deze rekenmachine gebruikt echte logische algebra bij het rekenen en volgt daarbij dus de volgende voorrangsregeling: 1 Functies van Type A , θ ) • Transformatie van coördinaten Pol ( ), Rec ( • Functies met haakjes (zoals afgeleiden, integralen, Σ, enz.) , ∫d , Σ, Solve, SolveN, FMin, FMax, List→Mat, Fill, Seq, SortA, SortD, Min, Max, Median, Mean, Augment, Mat→List, DotP, CrossP, Angle, UnitV, Norm, P(, Q(, R(,...
  • Pagina 52 2 + 3 × (log sin2π Voorbeeld + 6,8) = 22,07101691 (hoekeenheid = Rad) • Meerdere functies met dezelfde voorrangsregeling in serie gebruikt, worden van rechts naar links uitgerekend. ln 120 → {ln( 120)} Zo niet, dan wordt de berekening van links naar rechts uitgevoerd. •...
  • Pagina 53 Gezien het resultaat een gewone noemer gebruikt, kan het berekeningsresultaat nog worden weergegeven met gebruik van ' zelfs als de coëfficiënten ( ´, ´, ´) buiten de overeenkomstige bereiken van de coëfficiënten vallen ( 10 ' 3 + 11 ' 2 Voorbeeld: Voorbeelden berekening Deze berekening:...
  • Pagina 54 Voorbeelden berekening Deze berekening: Levert dit type weergave: 78π × 2 = 156π π formaat 123456π × 9 = 3490636,164 (= 11111104 π)* Tientallig π = 105 π π formaat π = 6,533503684 π Tientallig 3238 1619 Tientallig omdat het gehele gedeelte van het resultaat |10 | is of hoger.
  • Pagina 55 Als u een berekening uitvoert waarin een vermenigvuldigingsteken onmiddellijk voor een breuk (inclusief gemengde breuken) is weggelaten, worden automatisch haakjes ingevoegd, zoals weergegeven in de onderstaande voorbeelden. → Voorbeeld (2 × → sin Voorbeeld (sin 2 × ): sin k Overschrijding van de geheugencapaciteit en fouten Het overschrijden van het toegelaten getalinterval bij een invoer of een berekening, of een poging om een niet-toegelaten waarde in te voeren, laat een foutmelding op het scherm verschijnen.
  • Pagina 56 u Waarde aan een variabele toekennen [waarde] a [naam van de variabele] w Voorbeeld 1 Ken 123 toe aan de variabele A Abcdaav(A)w Voorbeeld 2 Voeg 456 toe aan de variabele A en sla het resultaat op in de variabele B Aav(A)+efga al(B)w •...
  • Pagina 57 Voorbeeld Een string “ABC” toewijzen aan Str 1 en vervolgens Str 1 weergeven op het scherm !m(SET UP)2(Line)J A!a( -LOCK)5(”)v(A) l(B)I(C)5(”)a(Heft vergrendeling van alfanumerieke invoer op.) aJ6(g)5(Str)bw 5(Str)bw String wordt links uitgevuld. • De bovenstaande bewerking wordt uitgevoerd tijdens de Lineaire invoer/uitvoer-modus. Deze functie wordt niet in de Math invoer/uitvoer-modus ondersteund.
  • Pagina 58 u Een functie oproepen Voorbeeld Roep de functie opgeslagen in het geheugen van functietoets 1 opnieuw AK6(g)6(g)3(FUNCMEM) 2(RECALL)bw • De opgeroepen functie verschijnt op de plaats waar de cursor zich bevond. u Een functie als variabele oproepen Adaav(A)w baal(B)w K6(g)6(g)3(FUNCMEM)3(fn) b+cw u De lijst met de opgeslagen functies weergeven K6(g)6(g)3(FUNCMEM)
  • Pagina 59 k Functie voor het laatste resultaat Deze functie slaat automatisch het laatst berekende resultaat op wanneer u op w drukt (tenzij er een foutmelding verschijnt wanneer u drukt op w). Het resultaat wordt opgeslagen in het geheugen voor het laatste resultaat. •...
  • Pagina 60 3. De hoekeenheid en weergave van getallen instellen Voordat u aan een berekening begint, moet u de gewenste hoekeenheid en weergave van getallen opgeven in het configuratiescherm. k De hoekeenheid instellen [SET UP]- [Angle] 1. Open het configuratiescherm en markeer “Angle”. 2.
  • Pagina 61 u Het aantal beduidende cijfers aanduiden (Sci) Voorbeeld Kies voor drie beduidende cijfers 2(Sci)dw Druk op de functietoets die onder het gewenste aantal staat ( = 0 tot 9). Het cijfer 0 staat hier voor 10 beduidende cijfers. • De resultaten worden afgerond op het gekozen aantal beduidende cijfers. u De intervalgrenzen van de wetenschappelijke schrijfwijze instellen (Norm 1/ Norm 2) Druk op 3(Norm) om van de ene begrenzing naar de andere over te gaan.
  • Pagina 62 4. Functieberekeningen k Menu’s met wetenschappelijke functies Dit toestel bevat vijf menu’s om toegang te krijgen tot wetenschappelijke functies die niet op het klavier zijn aangeduid. • De inhoud van deze menu’s hangt af van de modus waarin dit vanuit het hoofdmenu wordt opgeroepen voordat u op K drukt.
  • Pagina 63 u Hoekeenheden, het gebruik van zestigdelige graden, omzetting van coördinaten ANGLE) [OPTN]-[ANGLE] • {°}/{r}/{g} ... {zestigdelige graden}/{radialen}/{honderddelige graden} voor een specifieke invoerwaarde • {° ’ ”} ... invoer van graden (uren), minuten en seconden van een hoekgrootte in zestigdelige graden •...
  • Pagina 64 k Goniometrische en cyclometrische functies • Stel eerst de gewenste hoekeenheid in voordat u aan berekeningen met goniometrische en cyclometrische functies begint. π (90° = radialen = 100 gr) • Let erop dat in het configuratiescherm de rubriek Mode is ingesteld op Comp. Voorbeeld Invoer π...
  • Pagina 65 k Hyperbolische en inverse hyperbolische functies • Let erop dat in het configuratiescherm de rubriek Mode is ingesteld op Comp. Voorbeeld Invoer sinh 3,6 = 18,28545536 K6(g)2(HYPERBL)1(sinh) 3.6w –1 K6(g)2(HYPERBL)5(cosh cosh = 0,7953654612 –1 )'20c15w <Lineaire invoer/uitvoer-modus> K6(g)2(HYPERBL)5(cosh –1 )(20 /15)w k Andere functies •...
  • Pagina 66 k Genereren van toevalsgetallen (RAND) u Genereren van toevalsgetallen (0 tot 1) (Ran#, RanList#) Ran# en RanList# genereren willekeurig toevalsgetallen met 10 cijfers of in volgorde van 0 tot 1. Ran# geeft één toevalsgetal, terwijl RanList# meerdere toevalsgetallen in een lijst geeft. Ziehier de syntaxis van Ran# en RanList#.
  • Pagina 67 RanList#-voorbeelden Voorbeeld Invoer RanList# (4) K6(g)3(PROB)4(RAND)5(List) (Genereert vier toevalsgetallen en geeft het resultaat weer op het scherm ListAns.) K6(g)3(PROB)4(RAND)5(List) RanList# (3, 1) (Genereert van het eerste tot het derde 3,1)w toevalsgetal uit rij 1 en geeft het resultaat weer op het scherm ListAns.) (Genereert van het vierde tot het zesde toevalsgetal uit rij 1 en geeft het resultaat weer op het scherm ListAns.)
  • Pagina 68 u Genereren van toevalsgetallen in overeenstemming met normale kansverdeling (RanNorm#) Deze functie genereert een toevalsgetal met 10 cijfers in overeenstemming met normale kansverdeling op basis van een specifiek gemiddelde en standaardafwijking . 1 < < 999 RanNorm# ( , > 0 •...
  • Pagina 69 u Toevalsextractie van lijstgegevenselementen (RanSamp#) Deze functie bepaalt willekeurig elementen van de lijstgegevens en retourneert de resultaten in lijstformaat. RanSamp# (List X, List X ... Alle lijstgegevens (List 1 tot List 26, Ans, {lijstformaatgegevens}, subnaam) = 1, is het aantal elementen 1 < <...
  • Pagina 70 k Permutatie en Combinatie u Permutatie u Combinatie n P r = n C r = ( n – r )! r ! ( n – r )! • Let erop dat in het configuratiescherm de rubriek Mode is ingesteld op Comp. Voorbeeld 1 Bereken het aantal manieren om 4 uit 10 elementen te kiezen, in volgorde en zonder herhaling...
  • Pagina 71 k Breuken • In de Math invoer/uitvoer-modus is de invoermethode voor breuken anders dan hieronder beschreven. Voor het invoeren van breuken in de Math invoer/uitvoer-modus, zie pagina 1-16. • Let erop dat in het configuratiescherm de rubriek Mode is ingesteld op Comp. Voorbeeld Invoer '2c5e+!'(&) 3e1c4w...
  • Pagina 72 k Logische operatoren (AND, OR, NOT, XOR) [OPTN]-[LOGIC] Het menu met de logische operatoren biedt u enkele logische operatoren. • {And}/{Or}/{Not}/{Xor} ... {logische AND}/{logische OR}/{logische NOT}/{logische XOR} • Let erop dat in het configuratiescherm de rubriek Mode is ingesteld op Comp. Voorbeeld Hoeveel bedraagt de logische operator AND van A en B als A = 3 en B = A AND B = 1...
  • Pagina 73 5. Numerieke berekeningen Hierna worden de numerieke berekeningen verklaard uit het functiemenu weergegeven als K4(CALC) wordt ingedrukt. De volgende berekeningen kunnen worden uitgevoerd. • {Int÷}/{Rmdr}/{Simp} ... {quotiënt}/{rest}/{simplificatie} • {Solve}/{d/d }/{d }/{∫d }/{SolveN} ... {gelijkheid oplossing}/{eerste afgeleide}/{tweede afgeleide}/{integraal}/{ ) functie oplossing} •...
  • Pagina 74 k Simplificatie [OPTN]-[CALC]-[Simp] De functie “'Simp” kan worden gebruikt om breuken handmatig te vereenvoudigen. De volgende bewerkingen kunnen worden gebruikt om simplificatie uit te voeren als een niet vereenvoudigd resultaat op het scherm verschijnt. • {Simp} w ... Deze functie vereenvoudigt automatisch het weergegeven resultaat met gebruik van het kleinste beschikbare priemgetal.
  • Pagina 75 Voorbeeld 2 Vereenvoudig met bepaling van een deler van 9 A'chcgdw K4(CALC)6(g)6(g)3(Simp)j • Er doet zich een fout voor als simplificatie niet kan worden uitgevoerd met de specifieke deler. • Uitvoeren van 'Simp als een waarde die niet kan worden vereenvoudigd wordt weergegeven, doet terugkeren naar de oorspronkelijke waarde, zonder weergave van “F=”.
  • Pagina 76 • De ondergrens en bovengrens bepalen het interval van de oplossing. U kunt een waarde of een expressie invoeren als het interval. • De volgende functies kunnen niet binnen de argumenten worden gebruikt. (, FMin(, FMax(, Σ( Solve(, d Het formaat ListAns kan tegelijkertijd tot 10 resultaten weergeven. •...
  • Pagina 77 In deze definitie wordt infinitesimaal vervangen door een voldoende klein genomen A waarna een benadering van ) als volgt wordt berekend: f (a + A x) – f (a) f (a) –––––––––– ––– Voorbeeld Bereken het afgeleid getal in het punt = 3 van de functie –...
  • Pagina 78 k Tweede afgeleide berekeningen [OPTN]-[CALC]-[d Om een tweede afgeleide te berekenen, werkt het toestel met de formule: <Math invoer/uitvoer-modus> K4(CALC)3(d 4(MATH)5(d <Lineaire invoer/uitvoer-modus> K4(CALC)3(d is het punt waarvan u de tweede afgeleide wilt bepalen. ––– ( f (x), a) ⇒ ––– f (a) De berekening van de tweede afgeleide geeft een benaderende waarde die, steunend op het binomium van Newton, als volgt wordt berekend.
  • Pagina 79 ∫ k Berekeningen van een bepaalde integraal [OPTN]-[CALC]-[ Om een bepaalde integraal te berekenen, kunt u kiezen tussen twee formules. <Math invoer/uitvoer-modus> K4(CALC)4(∫d 4(MATH)6(g)1(∫d <Lineaire invoer/uitvoer-modus> K4(CALC)4(∫d : ondergrens, : bovengrens, : tolerantie) ∫ ∫ ( f(x), a, tol) ⇒ f(x)dx ∫...
  • Pagina 80 Voorbeeld 2 Wanneer de instelling voor de hoekeenheid zestigdelige graden is, wordt de integratieberekening van de trigonometrische functie uitgevoerd met radialen (hoekeenheid = Deg) Voorbeelden van weergave resultaten berekening Houd daarom met het volgende rekening om een zo juist mogelijk resultaat te krijgen. (1) Voor oppervlakteberekening met functies die op het interval [ ] ook negatief zijn, integreert u het positief en het negatief deel apart en voegt u daarna de resultaten samen.
  • Pagina 81 Voorzorgen bij integraalrekenen • In de functie ) kunt u enkel X als variabele kiezen. Andere variabelen (A t/m Z, zonder X, ) worden als constanten beschouwd, zodat in de berekeningen met de daaraan toegekende waarde(n) zal gerekend worden. • De invoer van “ ”...
  • Pagina 82 • Voor de beginterm ( α ) van de rij en voor de eindterm ( β ) van de rij kunt u alleen gehele getallen invoeren. • De invoer van en het sluiten van de haken mag u weglaten. Laat u weg, dan kiest de rekenmachine automatisch voor = 1.
  • Pagina 83 • De invoer van en het sluiten van de haken mag u weglaten. • Discontinue punten of intervallen waarin zich grote veranderingen voordoen, kunnen de nauwkeurigheid van de berekening negatief beïnvloeden. • De invoer van een grotere waarde voor vergroot de nauwkeurigheid, maar vraagt ook meer tijd.
  • Pagina 84 Druk op K3(COMPLEX) om het menu van de complexe getallen op te roepen.Hier vindt u de volgende opties. • { } ... {invoer van de imaginaire eenheid • {Abs}/{Arg} ... bevat {absolute waarde}/{argument} • {Conjg} ... {om het toegevoegde van een complex getal te berekenen} •...
  • Pagina 85 k Complexe getallen in poolcoördinaten 2∠30 × 3∠45 = 6∠75 Voorbeeld !m(SET UP)cccccc 1(Deg)c3( ∠ )J Ac!v(∠)da*d !v(∠)efw k Modulus en argument [OPTN]-[COMPLEX]-[Abs]/[Arg] Het toestel gaat ervan uit dat een complex getal kan worden afgebeeld als coördinaat op een vlak van Gauss, en berekent de waarde ⎮Z ⎮en het argument (arg). Voorbeeld Bereken de modulus ( ) en het argument ( ) van het complex getal 3 +...
  • Pagina 86 k Toegevoegde van een complex getal [OPTN]-[COMPLEX]-[Conjg] a + bi a – bi Het toegevoegde van het complex getal Voorbeeld Bereken het toegevoegde van het complex getal 2 + 4 AK3(COMPLEX)4(Conjg) (c+e1( k Bepaling van het reëel deel en van de coëfficiënt van het imaginair deel van een complex getal [OPTN]-[COMPLEX]-[ReP]/[lmP] In het voorbeeld ziet u hoe u het reëel deel...
  • Pagina 87 7. Berekeningen met gehele getallen in het twee-, acht-, tien- en zestientallige talstelsel U kunt in de modus Run-Matrix via de instellingen voor de andere talstelsels berekeningen maken met twee-, acht-, tien- en zestientallige getallen. U kunt ook getallen van het ene talstelsel naar het andere omzetten en logische bewerkingen uitvoeren.
  • Pagina 88 k Instellen van een talstelsel U kunt het tien-, zestien-, twee- of achttallig talstelsel instellen in het configuratiescherm. u Een berekening uitvoeren in het twee-, acht-, tien- of zestientallige talstelsel [SET UP]-[Mode]-[Dec]/[Hex]/[Bin]/[Oct] 1. Kies in het hoofdmenu de modus Run-Matrix. 2.
  • Pagina 89 u Tegengestelde Voorbeeld Bepaal het tegengestelde van 110010 !m(SET UP) Selecteer “Mode”, en druk op 4(Bin)J. A2(LOGIC)1(Neg) bbaabaw • Een tegengesteld getal wordt in deze talstelsels voorgesteld door het 2-complement te nemen van het gegeven getal en het resultaat in het oorspronkelijke talstelsel om te zetten. In het tientallige talstelsel worden tegengestelde getallen weergegeven met een minteken.
  • Pagina 90 8. Matrixberekeningen Kies in het hoofdmenu de modus Run-Matrix en druk op 3('MAT/VCT) om matrixberekeningen uit te voeren. Het toestel kan dankzij 26 geheugens voor matrices (van Mat A tot Mat Z) plus een geheugen voor de laatste matrix (MatAns) de volgende bewerkingen met matrices uit te voeren. •...
  • Pagina 91 • {DELETE}/{DEL-ALL} ... wissen van {een bepaalde matrix}/{alle matrices} • {DIM} ... de dimensies van de matrix (aantal cellen) opgeven • {CSV} ... slaat een matrix als CSV-bestand op en importeert de inhoud van CSV-bestand naar een van de matrixgeheugens (van Mat A tot Mat Z, en MatAns) (pagina 2-48) •...
  • Pagina 92 • Bij de weergave van een matrix op het scherm is er slechts plaats bij positieve gehele getallen voor zes karakters, en bij negatieve voor vijf karakters (één karakter wordt gebruikt voor het minteken). Exponentiële waarden worden weergeven met maximaal twee cijfers voor het exponent.
  • Pagina 93 u Rijberekeningen Het volgende menu verschijnt wanneer u drukt op 1(ROW-OP) terwijl de matrix die u wilt bewerken opgeroepen is. • {SWAP} ... {om twee rijen om te wisselen} • { Row} ... {om een rij met een getal te vermenigvuldigen} •...
  • Pagina 94 u Een rij vervangen door de som van die rij en het product van een andere rij en een getal Voorbeeld Vervang in de volgende matrix rij 3 door de som van rij 3 en het product van rij 2 met 4: 1(ROW-OP)3( Row+) Voer het vermenigvuldigtal in.* Voer het rijnummer in van de rij waarvan het getalproduct berekend moet worden.
  • Pagina 95 u Een rij invoegen Voorbeeld Voeg een rij in tussen rij 1 en rij 2: 2(ROW)c 2(INSERT) u Een rij toevoegen Voorbeeld Voeg onder rij 3 een nieuwe rij toe: 2(ROW)cc 3(ADD) u Bewerkingen op kolommen • {DELETE} ... {om een kolom te wissen} •...
  • Pagina 96 k Gegevens versturen tussen matrices en CSV-bestanden U kunt de inhoud van een CSV-bestand dat op deze rekenmachine is opgeslagen of vanaf een computer is overgezet naar een van de matrixgeheugens (van Mat A tot Mat Z, en MatAns) importeren. U kunt de inhoud van een van de matrixgeheugens (van Mat A tot Mat Z, en MatAns) ook opslaan als een CSV-bestand.
  • Pagina 97 Belangrijk! • Wanneer matrixgegevens naar een CSV-bestand worden opgeslagen, worden bepaalde gegevens als volgt omgezet. - Gegevens van complexe getallen: Alleen het reële deel wordt geëxtraheerd. - Breukgegevens: Omgezet naar wiskundig regelformaat (bijvoorbeeld: 2{3{4 → =2+3/4) - ' en π gegevens: Omgezet naar een decimale waarde (bijvoorbeeld: ' 3 → 1.732050808) u Het scheidingsteken en het decimaalpunt van het CSV-bestand aangeven Als de Matrix Editor op het scherm staat, drukt u op 4(CSV)3(SET) voor weergave van het CSV-instellingenscherm.
  • Pagina 98 u Gegevens invoeren in een matrix met de Mat-opdracht [OPTN]-[MAT/VCT]-[Mat] Als u de Mat-opdracht gebruikt om gegevens in te voeren in een matrix die u aan het opmaken bent, dan dient u te weten dat het toestel voor deze invoer het formaat verwacht dat hierna volgt.
  • Pagina 99 u De dimensies van een matrix controleren [OPTN]-[MAT/VCT]-[Dim] Gebruik de Dim-opdracht om de dimensies van een bestaande matrix te controleren. Voorbeeld 1 Controleer de dimensies van matrix A: K2(MAT/VCT)6(g)2(Dim) 6(g)1(Mat)av(A)w Deze weergave betekent dus dat matrix A 2 rijen en 3 kolommen heeft. Daar het resultaat van de Dim-opdracht gegevens van een lijsttype is, wordt dit opgeslagen in het geheugen ListAns.
  • Pagina 100 Voorbeeld 1 Ken in de volgende matrix aan het element op rij 1 en kolom 2 de waarde 10 toe: Matrix A = baaK2(MAT/VCT)1(Mat) av(A)!+( )b,c !-( )w • De “Vct”-opdracht kan worden gebruikt voor het toewijzen van waarden aan bestaande vectoren.
  • Pagina 101 Hierin zijn α , β en γ namen van variabelen (A tot Z). Deze handeling heeft geen invloed op de inhoud van het geheugen voor de laatste matrix. • De “Augment”-opdracht kan worden gebruikt voor het samenvoegen van twee vectoren in één matrix.
  • Pagina 102 u Rekenkundige bewerkingen met matrices [OPTN]-[MAT/VCT]-[Mat]/[Identity] Voorbeeld 1 Tel matrix A en matrix B op (Matrix A + Matrix B): Matrix A = Matrix B = K2(MAT/VCT)1(Mat)av(A)+ 1(Mat)al(B)w Vermenigvuldig de twee matrices uit voorbeeld 1 met elkaar (Matrix A × Voorbeeld 2 Matrix B): K2(MAT/VCT)1(Mat)av(A)*...
  • Pagina 103 u Getransponeerde van een matrix [OPTN]-[MAT/VCT]-[Trn] Een matrix is getransponeerd als zijn rijen kolommen worden en zijn kolommen rijen. Voorbeeld Bereken de getransponeerde matrix van de volgende matrix: Matrix A = K2(MAT/VCT)4(Trn)1(Mat) av(A)w • De “Trn”-opdracht kan ook worden gebruikt met een vector. Dit converteert een 1-rij × -rij ×...
  • Pagina 104 u Herleide operaties op rijen [OPTN]-[MAT/VCT]-[Rref] Deze opdracht vindt de herleide operaties op rijen van een matrix. Voorbeeld Vind de herleide operaties op rijen van de volgende matrix: −1 Matrix A = −5 −21 K2(MAT/VCT)6(g)5(Rref) 6(g)1(Mat)av(A)w • De operaties op rijen en herleide operaties op rijen leveren eventueel geen nauwkeurige resultaten omwille van weggelaten cijfers.
  • Pagina 105 u Kwadraat van een vierkante matrix Voorbeeld Kwadrateer de volgende matrix: Matrix A = K2(MAT/VCT)1(Mat)av(A) u Macht van een matrix Voorbeeld Bereken de derde macht van de volgende matrix: Matrix A = K2(MAT/VCT)1(Mat)av(A) • Bij matrixmachtberekeningen zijn berekeningen mogelijk tot de macht 32766. u In een matrix alle elementen vervangen door hun absolute waarde, door hun geheel deel, door hun decimaal deel, of door hun grootste geheel deel dat niet groter is dan het originele element...
  • Pagina 106 u Rekenen met complexe getallen met een matrix Voorbeeld Bepaal de absolute waarde van een matrix met de volgende complexe getallen als elementen: –1 + i 1 + i Matrix D = 1 + i –2 + 2i K6(g)4(NUMERIC)1(Abs) K2(MAT/VCT)1(Mat)as(D)w •...
  • Pagina 107 9. Vectorberekeningen Om vectorberekeningen uit te voeren, gebruikt u het hoofdmenu om de Run-Matrix-modus te openen en drukt u vervolgens op 3('MAT/VCT)6(M⇔V). Een vector is gedefinieerd als een matrix die een van de volgende twee vormen heeft: (rijen) × 1 (kolom) of 1 (rij) × (kolommen).
  • Pagina 108 k Een vector invoeren en bewerken Wanneer u op 3('MAT/VCT)6(M⇔V) drukt, verschijnt het Vector Editor-scherm. Gebruik de Vector Editor voor het invoeren en bewerken van vectoren. × (rij) × (kolom) vector None ... geen vector vooraf ingesteld • {DELETE}/{DEL-ALL} ... verwijdert {een specifieke vector}/{alle vectoren} rijen ×...
  • Pagina 109 • De berekeningsnauwkeurigheid van de weergegeven resultaten voor vectorberekeningen is ±1 op het laatste belangrijke cijfer. • Als het resultaat van een vectorberekening te groot is om te passen in het geheugen voor de laatste vector, treedt een fout op. •...
  • Pagina 110 u Vector optellen, aftrekken en vermenigvuldigen [OPTN]-[MAT/VCT]-[Vct] Voorbeeld 1 Voor het bepalen van de som van de twee vectoren die hieronder zijn weergegeven (Vct A + Vct B) Vct A = [ 1 2 ] Vct B = [ 3 4 ] K2(MAT/VCT)6(g)6(g)1(Vct) av(A)+1(Vct)al(B)w Voorbeeld 2...
  • Pagina 111 u Kruisproduct [OPTN]-[MAT/VCT]-[CrossP] Voorbeeld Om het kruisproduct van de twee onderstaande vectoren te bepalen Vct A = [ 1 2 ] Vct B = [ 3 4 ] K2(MAT/VCT)6(g)6(g) 3(CrossP( )1(Vct)av(A), 1(Vct)al(B))w u Hoek gevormd door twee vectoren [OPTN]-[MAT/VCT]-[Angle] Voorbeeld Voor het bepalen van de hoek die door twee vectoren wordt gevormd Vct A = [ 1 2 ] Vct B = [ 3 4 ]...
  • Pagina 112 10. Metrieke omzetting U kunt waarden omzetten van één meeteenheid naar een andere. Meeteenheden worden geclassificeerd in de volgende 11 categorieën. De indicators in de kolom “Weergavenaam” tonen de tekst die verschijnt in het menu van de functies. Belangrijk! Opdrachten voor metrieke omzetting worden alleen ondersteund wanneer de invoegtoepassing Metric Conversion is geïnstalleerd.
  • Pagina 113 k Omzettingsberekening uitvoeren [OPTN]-[CONVERT] Voer de waarde in waarvan u omzet en de omzettingsopdrachten met de syntaxis hierna weergegeven om de omzettingsberekening uit te voeren. {waarde waarvan wordt omgezet}{omzettingsopdracht 1} ' {omzettingsopdracht 2} • Gebruik {omzettingsopdracht 1} om de eenheid te bepalen waarvan wordt omgezet en {omzettingsopdracht 2} om de eenheid te bepalen waarin wordt omgezet.
  • Pagina 114 k Opdrachtenlijst voor omzetting van eenheden Cat. Weergavenaam Eenheid Cat. Weergavenaam Eenheid fermi kubieke centimeter Å ångström milliliter μ m micrometer liter millimeter kubieke meter centimeter kubieke inch meter kubieke voet kilometer fl_oz(UK) astronomische fl_oz(US) vloeiend ons (VS) eenheid l.y. lichtjaar gal(US) gallon...
  • Pagina 115 Cat. Weergavenaam Eenheid Cat. Weergavenaam Eenheid °C graden Celsius pascal Kelvin kilopascal °F graden Fahrenheit millimeter water °R graden Rankine mmHg millimeter kwik meter per seconde atmosfeer km/h kilometer per uur inch/water knot knoop inHg inch kwik pond per vierkante ft/s voet per seconde lbf/in...
  • Pagina 116 Lijsten Hoofdstuk 3 Een lijst is een opslagplaats voor diverse gegevensitems. Met deze rekenmachine kunt u in zes bestanden telkens 26 lijsten opslaan. De inhoud van deze lijsten kunt u gebruiken in rekenkundige bewerkingen, in berekeningen met statistieken en ook nog bij het werken met grafieken.
  • Pagina 117 2. Voer eerst het getal 4 in in het tweede element, en voer vervolgens het resultaat 2 + 3 in in het volgende element. ewc+dw • U kunt ook het resultaat van een uitdrukking of een complex getal in een element invoeren. •...
  • Pagina 118 2. Druk op K en voer de uitdrukking in. K1(LIST) 1(List) b+ K1(LIST) 1(List) cw • U kunt ook !b(List) gebruiken in plaats van K1(LIST) 1(List). k De getallen van een lijst veranderen u De waarde van een element wijzigen Gebruik de cursortoetsen om het element aan te klikken waarin u een wijziging wilt aanbrengen.
  • Pagina 119 u Een nieuw element tussenvoegen 1. Gebruik de cursortoetsen om het element aan te klikken waarboven u een nieuw element wilt invoegen. 2. Druk op 6( g) 5(INSERT) om het nieuwe element dat automatisch de waarde 0 krijgt toegekend, tussen te voegen. Dit nieuwe element duwt alle andere elementen die eronder staan één plaats naar beneden.
  • Pagina 120 • Als u de volgende bewerking uitvoert, verschijnt een subnaam in de modus Run-Matrix . !m(SET UP) 2(Line) J !b(List) !+( [ ) a!-( ] ) w = lijstnummer van 1 tot 26) • Voor de subnaam kunt u maximaal 8 bytes gebruiken. Alleen de tekens die in het element List Editor passen, worden weergegeven.
  • Pagina 121 u Wijzig de kleur van alle gegevens in een bepaalde lijst 1. Gebruik de cursortoetsen om de lijstnaam aan te klikken waarvan u de karakterkleur wilt wijzigen. • Selecteer een lijst waarin al gegevens zijn ingevoerd. Als u een lijst selecteert die geen ingevoerde gegevens bevat kunt u de volgende stap niet uitvoeren.
  • Pagina 122 u Eén lijst ordenen én de ermee samenhangende lijsten mee veranderen Wanneer lijsten met elkaar in relatie staan, is het handig dat deze relatie bewaard blijft. Daarom beschikt u ook over de mogelijkheid om één lijst te ordenen en de andere lijsten zó mee te veranderen dat de rijen van die lijsten onveranderd blijven.
  • Pagina 123 k Openen van het submenu “Bewerken van lijstgetallen” Alle volgende voorbeelden zijn uitgevoerd na inschakelen van de modus Run-Matrix . Druk op Ken daarna op 1(LIST) om het submenu List Data Manipulation te openen.Hier vindt u de volgende opties: • { List } / { Lst → Mat } / { Dim } / { Fill( } / { Seq } / { Min } / { Max } / { Mean } / { Med } / { Augment } / { Sum } / { Prod } / { Cuml } / { % } / { ΔList} Eventueel mag u in alle voorbeelden in deze paragraaf het sluiten van de haakjes op het einde van de invoer weglaten.
  • Pagina 124 u Het maken van een lijst door het aantal gegevensitems in te voeren [OPTN] - [LIST] - [Dim] Gebruik de volgende instructie om tijdens het opmaken van een lijst ook de dimensie vast te leggen. > aK1(LIST) 3(Dim) 1(List) <lijstnummer 1 - 26> w ( <aantal gegevens = 1 - 999) Voorbeeld...
  • Pagina 125 u Het kleinste getal van een lijst opzoeken [OPTN] - [LIST] - [Min] K1(LIST) 6( g) 1(Min) 6( g) 6( g) 1(List) <lijstnummer 1 - 26> )w Voorbeeld Zoek het minimum in List 1 (36, 16, 58, 46, 56) AK1(LIST) 6( g) 1(Min) 6( g) 6( g) 1(List) b)w u Tussen twee lijsten die met het grootste getal zoeken [OPTN] - [LIST] - [Max]...
  • Pagina 126 Voorbeeld Bereken van List 1 (36, 16, 58, 46, 56), de mediaan met de frequentiegetallen opgeslagen in List 2 (75, 89, 98, 72, 67) AK1(LIST) 6( g) 4(Med) 6( g) 6( g) 1(List) b, 1(List) c)w u Lijsten samenvoegen [OPTN] - [LIST] - [Augment] •...
  • Pagina 127 u De cumulatieve frequentie van elk waarnemingsgetal berekenen [OPTN] - [LIST] - [Cuml] K1(LIST) 6( g) 6( g) 3(Cuml) 6( g) 1(List) <lijstnummer 1 - 26> w • Het resultaat van deze berekening wordt opgeslagen in het geheugen voor de laatste lijst (ListAns).
  • Pagina 128 u Een lijst maken van de verschillen tussen opeenvolgende getallen van een Δ lijst [OPTN] - [LIST] - [ List] K1(LIST) 6( g) 6( g) 5( ΔList) <lijstnummer 1 - 26> w • Het resultaat van deze berekening wordt opgeslagen in het geheugen voor de laatste lijst (ListAns).
  • Pagina 129 k Invoer van een lijst in een berekening U kunt een lijst op drie manieren invoeren in een berekening. • Specificatie van het lijstnummer van een lijst die met List Editor is gemaakt. • Specificatie van de subnaam van een lijst die met List Editor is gemaakt. •...
  • Pagina 130 u Lijstgetallen aan een andere lijst toekennen Hiervoor maakt u gebruik van a. Voorbeeld Ken de lijstgetallen van List 3 (41, 65, 22) toe aan List 1 K1(LIST) 1(List) da1(List) bw U kunt natuurlijk de lijstgetallen ook rechtstreeks invoeren. Dus in plaats van op 1(LIST) 1(List) d drukt u op !*( { ) eb,gf,cc!/( } ).
  • Pagina 131 k Grafische voorstelling van een functie vertrekkend van een lijst Wanneer u de grafiekfuncties van deze rekenmachine gebruikt, kunt u een functie zoals Y1 = List 1X invoeren. Als List 1 de waarden 1, 2, 3 bevat, zal deze functie drie grafieken maken: Y = X, Y = 2X, Y = 3X.
  • Pagina 132 k Wetenschappelijke functieberekeningen met lijsten Lijsten kunt u in wetenschappelijke functieberekeningen op dezelfde manier gebruiken als getallen. Is het resultaat van Als zo’n berekening een lijst als resultaat heeft, dan wordt deze lijst opgeslagen in het geheugen voor de laatste lijst (ListAns). Voorbeeld Bereken sin (List 3) met List 3 (41, 65, 22) Gebruik radialen als hoekeenheid.
  • Pagina 133 5. CSV-bestanden gebruiken U kunt de inhoud van een CSV-bestand dat op deze rekenmachine is opgeslagen of vanaf een computer is overgezet naar de List Editor, importeren. U kunt ook de inhoud van alle lijstgegevens in de List Editor als een CSV-bestand opslaan. Deze bewerkingen worden vanuit het CSV-functiemenu uitgevoerd, dat u met 6( g) 6( g) 1(CSV) kunt oproepen wanneer de List Editor wordt weergegeven.
  • Pagina 134 4. In het dialoogvenster dat verschijnt gebruikt u f en c om het bestand te markeren dat u wilt importeren, en vervolgens klikt u op w. • Hiermee wordt de inhoud van het door u aangegeven CSV-bestand geïmporteerd naar de List Editor.
  • Pagina 135 u Om de inhoud van alle lijstgegevens in de List Editor als een CSV-bestand op te slaan 1. Als de List Editor op het scherm staat, drukt u op 6( g) 6( g) 1(CSV) om het CSV- functiemenu weer te geven. 2.
  • Pagina 136 Vergelijkingen berekenen Hoofdstuk 4 Kies in het hoofdmenu de modus Equation . • { SIMUL } ... {eerstegraads vergelijkingen met 2 tot 6 onbekenden} • { POLY } ... {tweede- of zesdegraads vergelijkingen} • { SOLVER } ... {Solve-berekening} 1. Stelsels eerstegraads vergelijkingen U kunt stelsels eerstegraads vergelijkingen met twee tot zes onbekenden oplossen.
  • Pagina 137 Voorbeeld Los de volgende stelsels eerstegraads vergelijkingen op voor – 2 = – 1 – 5 = – 7 1 m Equation 2 1(SIMUL) 2(3) 3 ewbw-cw-bw bwgwdwbw -fwewbw-hw 4 1(SOLVE) • Interne berekeningen worden met een 15-cijferige mantisse uitgevoerd, maar de resultaten worden weergegeven met een 10-cijferige mantisse en een 2-cijferige exponent.
  • Pagina 138 2. Tweede- tot zesdegraads vergelijkingen van een hogere orde Uw rekenmachine kan worden gebruikt voor het oplossen van tweede- tot zesdegraads vergelijkingen van een hogere orde. • Tweedegraads vergelijking: = 0 ( • Derdegraads vergelijking: = 0 ( • Vierdegraads vergelijking: = 0 ( 1.
  • Pagina 139 Oplossing met een complex getal (bijvoorbeeld: + 2 = 0) Complex Mode: Real (pagina 1-36) Complex Mode: ∠ θ Complex Mode: • Interne berekeningen worden met een 15-cijferige mantisse uitgevoerd, maar de resultaten worden weergegeven met een 10-cijferige mantisse en een 2-cijferige exponent. •...
  • Pagina 140 3. Voer in de tabel met variabelen die wordt weergegeven de waarden voor elke variabele in. • U kunt ook waarden invoeren voor Upper en Lower om de boven- en ondergrenzen van het bereik van de oplossingen aan te geven. •...
  • Pagina 141 Grafieken tekenen Hoofdstuk 5 Selecteer in het hoofdmenu het pictogram voor het grafiek- of tabeltype dat u respectievelijk wilt tekenen of maken. • Graph … Gewone grafieken tekenen • Run-Matrix … Handmatig tekenen (pagina 5-25 tot 5-31) • Table … Tabel met getalwaarden maken (pagina 5-32 tot 5-37) •...
  • Pagina 142 In de modus Table wordt een tabel met getalwaarden met dezelfde kleur gemaakt als de lijn waarvoor de functie is geregistreerd. → Scherm met lijst met Tabelscherm tabelrelaties U kunt de kleur voor het tekenen van de grafiek en de kleur voor de tekens in de tabel •...
  • Pagina 143 k Een gewone grafiek tekenen (2) U kunt maximaal 20 functies in het geheugen opslaan en vervolgens de gewenste functie selecteren om de grafiek te tekenen. 1. Kies in het hoofdmenu de modus Graph . 2. Geef het functietype op en voer de functie in waarvan u de grafiek wilt tekenen. U kunt de modus Graph gebruiken om een grafiek voor de volgende typen expressies te tekenen: cartesische coördinaten (Y= )), poolcoördinaten, parametrische functies,...
  • Pagina 144 2(Union) ... Vult alle gebieden waarin aan de voorwaarden van de getekende ongelijkheden is voldaan. Dit is de standaardinstelling. • Wanneer u op !f(FORMAT) drukt in het scherm met de lijst met grafiekrelaties of het grafiekscherm, wordt er een dialoogvenster weergegeven waarin u de stijl en kleur van de grafieklijn kunt wijzigen.
  • Pagina 145 2. Bepalen wat wordt weergegeven in een grafiekscherm k Instellingen van het weergavevenster (V-Window) Gebruik het weergavevenster om het bereik van de - en -assen te definiëren en de schaal op elke as in te stellen. U moet altijd de gewenste parameters voor het weergavevenster instellen voordat u een grafiek tekent.
  • Pagina 146 u Waarop u moet letten bij het instellen van het weergavevenster • Als u nul invoert voor T θ ptch, doet zich een fout voor. • Bij ongeldige invoer (waarde buiten het bereik, minteken zonder waarde, enzovoort) doet zich een fout voor. •...
  • Pagina 147 u De instellingen uit het geheugen voor het weergavevenster oproepen 1. Kies in het hoofdmenu de modus Graph . 2. Druk op !3(V-WIN) om het scherm met instellingen voor het weergavevenster weer te geven. 3. Druk op 4(V-MEM) 2(RECALL) om het pop-upvenster weer te geven. 4.
  • Pagina 148 k Zoom Met deze functie kunt u de weergegeven grafiek vergroten en verkleinen. 1. Teken de grafiek. 2. Geef het zoomtype op. !2( ZOOM) 1(BOX) ... Een kader vergroten Teken een kader rond een weergavegebied om dat gebied op volledige schermgrootte weer te geven. 2(FACTOR) ...
  • Pagina 149 Voorbeeld Teken de grafiek van + 5)( + 4)( + 3) en vergroot vervolgens het kader. Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster. Xmin = –8, Xmax = 8, Xscale = 2 Ymin = –4, Ymax = 2, Yscale = 1 1 m Graph !3(V-WIN) -iwiwcwc -ewcwbwJ...
  • Pagina 150 u Het scherm pannen 1. Druk terwijl het grafiekscherm wordt weergegeven op K2(PAN). • De panmodus wordt geactiveerd en in het midden van het scherm wordt een aanwijzer ( ) weergegeven. 2. Verplaats de aanwijzer naar de schermlocatie die u wilt selecteren en druk vervolgens op •...
  • Pagina 151 5. Wanneer het bevestigingsvenster “V-Window values for specified background will be loaded. OK?” wordt weergegeven, drukt u op 1(Yes) om de met het g3p-bestand opgeslagen instellingen voor het weergavevenster toe te passen of op 6(No) om de huidige instellingen voor het weergavevenster te behouden. •...
  • Pagina 152 6. Voer in het dialoogvenster File Name een naam van maximaal acht tekens in en druk vervolgens op w. • De achtergrondafbeelding wordt opgeslagen onder de naam die u opgeeft. Daarnaast wordt de afbeelding die is opgegeven voor het item “Background” in het configuratiescherm, gewijzigd in de nieuwe achtergrondafbeelding.
  • Pagina 153 3. Een grafiek tekenen U kunt maximaal 20 functies in het geheugen opslaan. U kunt in het geheugen opgeslagen functies bewerken, oproepen en tekenen. k Het grafiektype opgeven Voordat u een grafiekfunctie in het geheugen kunt opslaan, moet u eerst het grafiektype opgeven.
  • Pagina 154 u Een parametrische functie opslaan Voorbeeld Sla de volgende expressies op in de geheugenzones Xt3 en Yt3: x = 3 sinT y = 3 cosT 3(TYPE) 3(Param) (parametrische expressie.) dsvw( -expressie invoeren en opslaan.) dcvw( -expressie invoeren en opslaan.) u Een samengestelde functie maken Voorbeeld Gebruik de relaties in Y1 en Y2 om samengestelde functies te maken voor Y3 en Y4...
  • Pagina 155 u Waarden toewijzen aan de coëfficiënten en variabelen van een grafiekfunctie Voorbeeld Wijs de waarden –1, 0, en 1 toe aan variabele A in Y = AX −1, en teken voor elke waarde een grafiek 3(TYPE) 1(Y=) av(A) vx-bw J4(GRAPH) 1(Y) b(av(A) !.(=) -b)w J4(GRAPH) 1(Y) b(av(A) !.(=) a)w...
  • Pagina 156 3. Gebruik f en c om “Line Style” te markeren en druk vervolgens op w. 4. Gebruik in de lijst met lijnstijlen die wordt weergegeven f en c om de markering naar de gewenste stijl te verplaatsen en druk vervolgens op w. •...
  • Pagina 157 u De lijnstijl van een grafiekfunctie wijzigen 1. Gebruik in het scherm met de lijst met grafiekrelaties f en c om de relatie te markeren waarvan u de lijnstijl wilt wijzigen. 2. Druk op 4(TOOL) 1(STYLE). 3. Selecteer de lijnstijl. Voorbeeld Wijzig de lijnstijl van –...
  • Pagina 158 u Een functie verwijderen 1. Druk terwijl de lijst met grafiekrelaties wordt weergegeven op f of c om de zone te markeren die de functie bevat die u wilt verwijderen. 2. Druk op 2(DELETE) of D. 3. Druk op 1(Yes) om de functie te verwijderen of op 6(No) om de procedure te annuleren en niets te verwijderen.
  • Pagina 159 • Grid: Line (Axes: On, Label: Off) Met deze instelling worden er schaallijnen weergegeven voor de - en -as. Wanneer u de instellingen voor het weergavevenster voor Xscale instelt op 0 terwijl “Line” is opgegeven voor de rasterinstelling (Grid), worden de verticale lijnen niet meer weergegeven.
  • Pagina 160 u Grafiekfuncties opslaan in het grafiekgeheugen 1. Druk op 4(TOOL) 2(GPH-MEM) 1(STORE) om het pop-upvenster weer te geven. 2. Druk op een cijfertoets om op te geven in welk grafiekgeheugen u de grafiekfunctie wilt opslaan. Druk vervolgens op w. Druk op bw om de grafiekfunctie op te slaan in grafiekgeheugen 1 (G-Mem1).
  • Pagina 161 k Inhoud van grafiekscherm opslaan als een afbeelding (g3p-bestand) U kunt een g3p-bestand op twee manieren opslaan. • Opslaan in afbeeldingsgeheugen Met deze methode kunt u een getal van 1 tot 20 aan een afbeelding toewijzen wanneer u deze opslaat. De afbeelding wordt in het opslaggeheugen in de map PICT opgeslagen met een naam variërend van Pict01.g3p tot en met Pict20.g3p.
  • Pagina 162 • Als u het bestand in een map wilt opslaan, gebruikt u f en c om de markering naar de gewenste map te verplaatsen en vervolgens drukt u op 1(OPEN). → 3. Druk op 1(SAVE AS). • 4. Voer in het dialoogvenster File Name een naam van maximaal acht tekens in en druk vervolgens op w.
  • Pagina 163 5. Twee grafieken in hetzelfde scherm tekenen k De grafiek naar het deelscherm kopiëren Met Dual Graph kunt u het scherm opsplitsen in twee delen. Vervolgens kunt in de twee deelschermen ter vergelijking grafieken van twee verschillende functies tekenen of een grafiek op normale grootte en ernaast dezelfde grafiek uitvergroot tekenen.
  • Pagina 164 Wanneer u op 1(SELECT) drukt terwijl een van de functies “ ” of “ ” is gemarkeerd, wordt de aanduiding “ ” of “ ” verwijderd. Een functie zonder een aanduiding wordt getekend als een grafiek in het hoofdscherm (links). •...
  • Pagina 165 6. Handmatig tekenen k Werken met grafieken in de modus Run-Matrix Wanneer de Lineaire invoer/uitvoer-modus is geselecteerd, kunnen commando’s direct worden opgegeven in de modus Run-Matrix om een grafiek te tekenen. U kunt een functietype selecteren voor het werken met grafieken door op !4(SKETCH) 5(GRAPH) te drukken en vervolgens een van de hieronder weergegeven functietypes te selecteren.
  • Pagina 166 • Van bepaalde functies kunnen gemakkelijk grafieken worden getekend met ingebouwde functiegrafieken. • U kunt ook grafieken tekenen van de volgende ingebouwde wetenschappelijke functies. Grafiek met cartesische coördinaten Grafiek met poolcoördinaten • sin θ • cos θ • tan θ θ...
  • Pagina 167 • Een grafiek maken van een integratie Uw rekenmachine kan een grafiek maken van een functie waarbij een integratie wordt berekend. De resultaten van de berekening worden linksonder in de hoek van het scherm weergegeven, waarbij het integratiegebied is ingevuld. ∫...
  • Pagina 168 Voorbeeld Teken de grafiek van y = A – 3 waarbij de waarde van A verandert in de reeks 3, 1, –1 Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster. Xmin = –5, Xmax = 5, Xscale = 1 Ymin = –10, Ymax = 10, Yscale = 2 1 m Graph...
  • Pagina 169 k Een lijst gebruiken om meerdere grafieken tegelijkertijd te tekenen (List Graph) U kunt een lijst gebruiken om meerdere grafieken tegelijkertijd te tekenen door lijstgegevens te vervangen door een coëfficiënt in een expressie die is vastgelegd in het scherm met grafiekrelaties.
  • Pagina 170 • Wanneer met de bovenstaande bewerking meerdere grafieken tegelijkertijd worden getekend, worden ze met vijf verschillende kleuren in de volgende volgorde getekend: blauw, rood, groen, magenta, zwart. De eerste grafiek wordt getekend met de kleur die is opgegeven voor een expressie die is vastgelegd in het scherm met de lijst met grafiekrelaties, de volgende grafieken worden getekend met de bovenstaande kleuren.
  • Pagina 171 Voorbeeld Plak, terwijl de grafiek van – 4 wordt weergegeven, de eerder gekopieerde functie Y=X van het klembord Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster. Xmin = –5, Xmax = 5, Xscale = 2 Ymin = –10, Ymax = 10, Yscale = 5 1 m Run-Matrix a-(Y) !.(=) v...
  • Pagina 172 7. Tabellen gebruiken Kies in het hoofdmenu de modus Table . k Een functie opslaan en een tabel met getalwaarden genereren u Een functie opslaan Voorbeeld Sla de functie – 2 op in geheugenzone Y1 Gebruik f en c om de markering van de lijst met tabelrelaties te verplaatsen naar de geheugenzone waarin u de functie wilt opslaan.
  • Pagina 173 u Een tabel genereren met een lijst 1. Open het configuratiescherm terwijl de lijst met tabelrelaties wordt weergegeven. 2. Markeer “Variable” en druk op 2(LIST) om het pop-upvenster weer te geven. 3. Selecteer de lijst met waarden die u wilt toekennen voor de -variabele.
  • Pagina 174 u Een tabel genereren waarin ook afgeleide getallen zijn opgenomen Wanneer u de instelling van de optie “Derivative” in het configuratiescherm wijzigt in “On”, worden in tabellen met getalwaarden ook de afgeleide getallen opgenomen. Bevindt de cursor zich op een differentiaalcoëfficiënt, dan wordt bovenaan “...
  • Pagina 175 k Een tabelkolom naar een lijst kopiëren Met een eenvoudige bewerking kopieert u de inhoud van een numerieke tabelkolom naar een lijst. Gebruik d en e om de cursor te verplaatsen naar de kolom die u wilt kopiëren. De cursor mag zich in elke rij bevinden.
  • Pagina 176 Voorbeeld Sla de twee onderstaande functies op, genereer een tabel met getalwaarden en teken vervolgens een lijngrafiek. Geef een bereik van –3 tot 3 en een toename van 1 op. Y1 = 3 – 2, Y2 = Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster. Xmin = 0, Xmax = 6, Xscale = 1...
  • Pagina 177 Voorbeeld Sla de functie Y1 = 3 – 2 op en geef tegelijkertijd de tabel met getalwaarden en lijngrafiek weer. Gebruik een tabelbereik van –3 tot 3 en een toename van 1 op. Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster. Xmin = 0, Xmax = 6, Xscale = 1...
  • Pagina 178 8. Een grafiek wijzigen Met de functie Modify kunt u de waarde van een variabele in een grafiekexpressie (bijvoorbeeld de waarde van A in Y = AX ) vanuit het grafiekscherm wijzigen en bekijken hoe de wijziging van invloed is op de grafiek. k Overzicht van functie Modify U kunt de functie Modify gebruiken in de modi Graph en Conic Graphs .
  • Pagina 179 k Bewerkingen met de functie Modify u Een grafiek in de modus Graph wijzigen 1. Kies in het hoofdmenu de modus Graph . 2. Wijzig in het configuratiescherm de instelling voor “Dual Screen” in “Off”. 3. Configureer de instellingen voor het weergavevenster. 4.
  • Pagina 180 9 -cw u Een grafiek in de modus Conic Graphs wijzigen Voorbeeld Registreer de parametrische vergelijking X = H + T ; Y = K + AT en de beginwaarden A=2, H=0, K=0 in de modus Conic Graphs. Gebruik vervolgens de functie Modify om H in −1 te wijzigen. Wijzig K vervolgens in −1 en bekijk de wijzigingen in de grafiek.
  • Pagina 181 7. Druk op c. Controleer of de lijn K=0 magenta wordt weergegeven en druk vervolgens op -bw. 8. Druk op J om de bewerking Modify te sluiten. k Een grafiekexpressie naar de lijst met grafiekrelaties kopiëren terwijl de functie Modify wordt uitgevoerd Met de volgende procedure kunt u de expressie (inclusief de toegewezen coëfficiëntwaarden) kopiëren die wordt gebruikt om een grafiek te tekenen met de functie Modify.
  • Pagina 182 9. Dynamische grafieken tekenen k Dynamische grafieken gebruiken Met dynamische grafieken kunt u een bereik van waarden voor de coëfficiënten van een functie opgeven en vervolgens bekijken hoe de grafiek wordt beïnvloed door wijzigingen in de waarde van een coëfficiënt. Zo kunt u nagaan hoe de vorm en positie van een grafiek worden beïnvloed door de coëfficiënten en voorwaarden van een functie.
  • Pagina 183 Voorbeeld Gebruik Dynamic Graph om = A ( – 1) – 1 te tekenen, waarbij de waarde van coëfficiënt A van 2 in 5 wordt gewijzigd in stappen van 1. De grafiek wordt 10 keer getekend. 1 m Dyna Graph 2 !3(V-WIN) 1(INITIAL) J 3 !m(SET UP) c2(Stop) J 4 5(BUILT-IN) c1(SELECT)
  • Pagina 184 Voorbeeld Gebruik Dynamic Graph om te tekenen, waarbij de waarde van coëfficiënt A in stappen van 1 van 1 in 4 wordt gewijzigd. De grafiek wordt 10 keer getekend. 1 m Dyna Graph 2 !3(V-WIN) 1(INITIAL) J 3 !m(SET UP) cc1(On) J 4 5(BUILT-IN) 1(SELECT) 5 4(VAR) bwaw 6 2(SET) bwewbwJ...
  • Pagina 185 u Gegevens opslaan in het geheugen voor dynamische grafieken 1. Terwijl de dynamische grafiek wordt getekend, drukt u op A om het menu te openen waarin u de tekensnelheid kunt aanpassen. 2. Druk op 5(STORE). Druk in het bevestigingsvenster dat wordt weergegeven op 1(Yes) om de gegevens op te slaan.
  • Pagina 186 Voorbeeld Genereer een tabel met getalwaarden op basis van recursie tussen drie termen uitgedrukt door , met een beginterm van = 1, 1 (Fibonacci-reeks), terwijl in waarde van 1 in 6 wordt gewijzigd. 1 m Recursion 2 3(TYPE) 3( 3 4( ··) 3( ) +2( 4 5(SET) 2(...
  • Pagina 187 1 m Recursion 2 !3(V-WIN) awgwbwc -bfwgfwfwJ 3 3(TYPE) 2( ) c2( ) +bw 4 5(SET) 2( ) bwgwbwJ 5 1(SEL+S) f2( 6 6(TABLE) 7 5(GPH-CON) • U kunt de lijnkleur of -stijl voor de grafiek wijzigen in het scherm voor recursieformules en het grafiekscherm.
  • Pagina 188 1 m Recursion 2 !3(V-WIN) awcwbwc awewbwJ 3 3(TYPE) 2( ) a.j2( ··) 3( ) +a.b1( ) -a.cw 4 5(SET) 2( ) bwbawbwbwJ 5 6(TABLE) 6 3(PHASE) • De gebruikte kleur voor faseplotten is de kleur die is toegewezen aan de beginexpressie. Bij faseplotten op basis van expressie en expressie wordt bijvoorbeeld de kleur van...
  • Pagina 189 • Als “On” is geselecteerd en “ Σ Display” in het configuratiescherm en alle drie de expressies die u in de modus Recursion hebt ingevoerd, zijn geselecteerd voor het maken van een tabel, gebruik dan het functiemenu dat verschijnt als u op 3(PHASE) drukt in het tabellenscherm om op te geven welke twee expressies u wilt gebruiken en of u de numerieke reeks of de som van de numerieke reeks wilt gebruiken.
  • Pagina 190 Voorbeeld Teken de WEB-grafiek voor de recursieformule = –3( + 0,2 en controleer of de formule divergent of convergent is. Gebruik het volgende tabelbereik: Start = 0, End = 6, = 0,01, Str = 0,01, 0,11, Str = 0,11 1 m Recursion 2 !3(V-WIN) awbwbwc awbwbwJ 3 3(TYPE) 2(...
  • Pagina 191 4. Voer de coëfficiënten van de functie in en teken de grafiek. Voorbeeld Voer de functie voor cartesische coördinaten − 1 in en teken een parabool die aan de rechterzijde open is. Voer vervolgens de functie = 4cos θ in en teken een cirkelgrafiek. voor poolcoördinaten 1 m Conic Graphs 2 1(RECT) c(X=AY...
  • Pagina 192 12. Punten, lijnen en tekst tekenen in het grafiekscherm (Sketch) Met de schetsfunctie kunt u punten en lijnen in grafieken tekenen. U kunt vijf verschillende lijnstijlen en zeven kleuren selecteren met de schetsfunctie. u Punten, lijnen en tekst tekenen in het grafiekscherm 1.
  • Pagina 193 8. Verplaats de aanwijzer ( ) met de cursortoetsen naar de locatie waar u wilt tekenen en druk op w.* Hierboven wordt het functiemenu weergegeven dat verschijnt in de modus Graph . De beschikbare menuopties kunnen licht afwijken in andere modi. Wanneer u de grafiek van een inverse functie tekent, wordt de grafiek direct getekend nadat u deze optie selecteert.
  • Pagina 194 13. Functieanalyse k Coördinaten op een grafieklijn aflezen Met de functie Trace kunt u een aanwijzer langs een grafiek verplaatsen en de coördinaten op het scherm aflezen. 1. Kies in het hoofdmenu de modus Graph . 2. Teken de grafiek. 3.
  • Pagina 195 • Wanneer u op w drukt terwijl de aanwijzer zich in een grafiek bevindt (tijdens Trace, G-Solve, enzovoort), wordt er een punt getekend op de aanwijzerlocatie en wordt er een label met de coördinaten van de puntlocatie weergegeven. Als u op aD drukt, worden de laatste punt en het laatste coördinaatlabel verwijderd.
  • Pagina 196 k Coördinaten afronden Met deze functie rondt u de coördinaatwaarden af die met de functie Trace worden weergegeven. 1. Kies in het hoofdmenu de modus Graph . 2. Teken de grafiek. 3. Druk op !2(ZOOM) 6( g) 3(ROUND). De instellingen voor het weergavevenster worden automatisch aangepast op basis van de waarde Rnd.
  • Pagina 197 u Het nulpunt van een grafiek berekenen 1. Teken een grafiek. 2. Druk op !5(G-SOLVE) 1(ROOT). 3. Als er meerdere grafieken worden weergegeven in het grafiekscherm, wordt er één knipperend weergegeven. Gebruik f en c om de grafiek te selecteren die u wilt analyseren.
  • Pagina 198 Voorbeeld Teken de grafiek met de volgende twee functies en bereken het snijpunt tussen Y1 en Y2. Y1 = + 1, Y2 = • U kunt alleen het snijpunt van grafieken met cartesische coördinaten (Y= ) type) en grafieken met ongelijkheden (Y > ), Y <...
  • Pagina 199 u De integraalwaarde voor een bepaald bereik berekenen Voer de volgende stappen uit om integratiewaarden voor een bepaald bereik te berekenen. 1. Teken de grafiek. 2. Druk op !5(G-SOLVE) 6( g) 3( ∫ d ) 1( ∫ d ). Als er meerdere grafieken worden weergegeven in het grafiekscherm, wordt er één knipperend weergegeven.
  • Pagina 200 Voorbeeld Teken de grafiek voor Y = sin X en bereken vervolgens de integratie- en zonewaarde voor de zone tussen het nulpunt van de minwaarde het dichtst bij oorsprong en de pluswaarde het dichtst bij oorsprong Integratiewaarde Zonewaarde • Als zich tussen de twee opgegeven nulpunten 21 of meer nulpunten bevinden, doet zich een fout voor.
  • Pagina 201 u Voor het bepalen van de integratiewaarde en het gebied tussen de wortels van een grafiek en het snijpunt van twee grafieken 1. Teken de grafieken. 2. Druk op !5(G-SOLVE)6(g)3(∫d )e(MIXED). • Als er drie of meer grafieken zijn op het grafiekscherm, zal een ervan knipperen. Gebruik f en c om het knipperen te verplaatsen naar de grafiek waarvan u de geïntegreerde waarde wilt bepalen en druk vervolgens op w.
  • Pagina 202 Druk na het tekenen van de grafiek van een kegelsnede op !5(G-SOLVE) om de volgende menu’s voor grafiekanalyse weer te geven. u Analyse van parabolische grafiek • { FOCUS } / { VERTEX } / { LENGTH } / { e } ... {brandpunt}/{hoekpunt}/{lengte van latus rectum}/ {excentriciteit} •...
  • Pagina 203 • Wanneer u twee brandpunten berekent voor een ellips of hyperbool, drukt u op e om het tweede brandpunt te berekenen. Druk op d om terug te keren naar het eerste brandpunt. • Wanneer u twee toppen berekent voor een hyperbool, drukt u op e om het tweede hoekpunt te berekenen.
  • Pagina 204 Statistische grafieken en Hoofdstuk 6 berekeningen Belangrijk! Dit hoofdstuk bevat een aantal illustraties van grafiekschermen. In elk van de illustraties zijn extra gegevens ingevoerd om de karakteristieken van de grafiek beter te doen uitkomen. Houd er dus rekening mee dat als u probeert om een vergelijkbare grafiek te tekenen, de rekenmachine gebruik zal maken van de gegevens die u hebt ingevoerd met de functie Lijst.
  • Pagina 205 k Algemene grafiekinstellingen [GRAPH]-[SET] In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de algemene instellingen van elke grafiek (GRAPH1, GRAPH2, GRAPH3) vastlegt. • Graph Type De standaardinstelling voor alle grafieken is een spreidingsdiagram. U kunt een van de vele andere grafiektypen voor elke grafiek kiezen. •...
  • Pagina 206 u Het scherm met de algemene grafiekinstellingen weergeven Druk op 1(GRAPH) 6(SET) om het scherm met de algemene grafiekinstellingen op te roepen. • StatGraph (specificatie van statistische grafiek) • { GRAPH1 } / { GRAPH2 } / { GRAPH3 } ... grafiek {1}/{2}/{3} •...
  • Pagina 207 Voor dit Als u dit Gebeurt dit: grafiektype: selecteert: NPPlot, Pie, De kleur die voor de lijstgegevens is opgegeven, wordt in de grafiek weergegeven. De kleuraanduidingen voor de lijstgegevens worden genegeerd. Hist, Broken X&Freq De kleuren die zijn opgegeven voor de XList- en Frequency- gegevenslijst, worden in de grafiek weergegeven.
  • Pagina 208 • { Auto } ... Wisselt af tussen de kleuren voor de grafiek in de volgende volgorde voor elk gegevensitem (of gegevenspaar): blauw, rood, groen, magenta, zwart. De reeks wordt herhaald nadat alle vijf kleuren zijn gebruikt. Voor sommige grafieken worden de verschillende onderdelen (punten, lijnen, enzovoort) automatisch in verschillende kleuren weergegeven.
  • Pagina 209 Als “Hist” (histogram) als grafiektype (Graph Type) is geselecteerd: • Hist Area (geeft de opvulkleur voor een histogram aan.) De instellingen zijn hetzelfde als voor het hoofdgebied van het taartdiagram (Pie Area). • Hist Border (geeft de randkleur voor een histogram aan.) De instellingen zijn hetzelfde als voor de rand van het taartdiagram (Pie Border).
  • Pagina 210 • D1 Area, D2 Area, D3 Area (geeft de opvulkleuren aan voor de staafdiagrammen Data 1, Data 2 en Data 3.) De instellingen zijn hetzelfde als voor het hoofdgebied van het histogram (Hist Area). • D1 Border, D2 Border, D3 Border (geeft de randkleuren aan voor de staafdiagrammen Data 1, Data 2 en Data 3.) De instellingen zijn hetzelfde als voor de rand van het histogram (Hist Border).
  • Pagina 211 2. Grafieken en berekeningen voor statistische gegevens met één variabele Waarden met één variabele zijn gegevens met slechts één variabele. Wilt u bijvoorbeeld de gemiddelde lengte van de leden van een vereniging berekenen, dan is de enige variabele de lengte. Op statistische gegevens met één variabele kunt u kansverdelingsfuncties en sommen uitvoeren.
  • Pagina 212 k Histogram Via XList geeft u aan in welke lijst de waarden worden ingevoerd; met Freq bepaalt u in welke lijst de frequentiewaarden worden ingevoerd. Als geen frequentie is opgegeven, geeft u 1 op voor Freq. ⇒ w(Draw) Het bovenstaande scherm wordt weergegeven voordat de grafiek wordt getekend. Nu kunt u de waarden Start en Width wijzigen.
  • Pagina 213 k Staafdiagram U kunt tot drie lijsten specificeren voor het tekenen van een staafdiagram. Het diagram wordt gelabeld met [1], [2], [3], enzovoorts, overeenkomstig de regels 1, 2, 3, enzovoorts van de lijst die wordt gebruikt voor de diagramgegevens. • Het volgende heeft een fout tot gevolg en zal het tekenen van een staafdiagram annuleren. - Er verschijnt een “Condition ERROR”...
  • Pagina 214 ⇒ w(Draw) Het bovenstaande scherm wordt weergegeven voordat de grafiek wordt getekend. Nu kunt u de waarden Start en Width wijzigen. k Weergave van berekeningsresultaten van een grafiek met één variabele Statistische gegevens met één variabele kunnen worden weergegeven als een grafiek en door middel van kengetallen.
  • Pagina 215 k Berekeningsmethoden voor de Std- en OnData-instellingen Q1, Q3 en Med kunnen worden berekend in overeenstemming met de instelling “Q1Q3 Type” van het configuratiescherm, zoals hieronder beschreven. u Std (1) Wanneer alle frequentiewaarden gehele getallen zijn Met deze berekeningsmethode hangt de verwerking ervan af of het aantal elementen in de populatie een even of oneven getal is.
  • Pagina 216 Middelpunt Middelpunt Midden 2 + 3 7 + 8 = Q1 = Q3 (2) Wanneer de frequentie decimale fractiewaarden bevat Q1-, Q3- en Med-waarden voor deze berekeningsmethode worden hieronder beschreven. Q1 = {waarde van element waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan 0,25 en het dichtst bij 0,25 ligt} Wanneer de cumulatieve frequentieverhouding voor een gegevenswaarde exact 0,25 is, is Q1 het gemiddelde van die gegevenswaarde en de volgende gegevenswaarde.
  • Pagina 217 u OnData Q1-, Q3- en Med-waarden voor deze berekeningsmethode worden hieronder beschreven. Q1 = {waarde van elementen waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan 0,25 en zo dicht mogelijk bij 0,25 ligt} Q3 = {waarde van elementen waarvan de cumulatieve frequentieverhouding groter is dan 0,75 en zo dicht mogelijk bij 0,75 ligt} Het volgende laat een voorbeeld zien van het bovenstaande.
  • Pagina 218 3. Grafieken en berekeningen voor statistische gegevens met twee variabelen (Aanpassing kromme) k Een spreidingsdiagram en -lijngrafiek tekenen Ga als volgt te werk om een spreidingsdiagram te tekenen en de punten te verbinden tot een -lijngrafiek. 1. Kies in het hoofdmenu de modus Statistics . 2.
  • Pagina 219 k Een regressiegrafiek tekenen Ga als volgt te werk om statistische gegevens met twee variabelen in te voeren, op basis daarvan een regressieberekening te maken en de grafiek van het resultaat te tekenen. 1. Kies in het hoofdmenu de modus Statistics . 2.
  • Pagina 220 k Weergave van regressieberekeningen Wanneer u een regressieberekening maakt, verschijnen de berekende parameters van de regressieformule (zoals in de lineaire regressie ) op het scherm. Als er een grafiek op het scherm staat, worden de parameters van de regressieformule worden berekend zodra u 1(CALC) indrukt en vervolgens een functietoets die aangeeft welk regressietype u wilt.
  • Pagina 221 k Lineaire regressiegrafiek ten opzichte van de mediaan (Med-Med) Een Med-Med-grafiek kan worden gebruikt in plaats van de methode van de kleinste kwadraten, wanneer er een aantal extreme waarden zijn. Dit is vergelijkbaar met lineaire regressie, maar minimaliseert de effecten van extreme waarden. 1(CALC) 3(Med) 6(DRAW) Hier volgt de formule voor het Med-Med-regressiemodel.
  • Pagina 222 k Logaritmische regressiegrafiek Dit regressiemodel geeft als logaritmische kromme van de functie . De logaritmische standaardregressieformule is × ln , dus als we stellen dat X = ln , komt de formule overeen met regressieformule 1(CALC) 6( g) 2(Log) 6(DRAW) Hier volgt de formule voor dit regressiemodel: ·ln ....
  • Pagina 223 k Machtsregressiegrafiek Dit regressiemodel geeft als verhouding van de macht van . De standaardmachtsregressieformule is × , dus als we het logaritme aan beide zijden nemen, krijgen we ln = ln × ln . Stel dat X = ln , Y = ln en A = ln , dan komt de formule overeen met de lineaire regressie Y = A +...
  • Pagina 224 k Logistieke regressiegrafiek Dit regressiemodel is vooral interessant voor verschijnselen waarvoor de ene factor continu stijgt en de andere factor een limiet benadert. Hier volgt de formule voor dit regressiemodel. 1 + ae –bx 1(CALC) 6( g) 6( g) 1(Logistic) 6(DRAW) •...
  • Pagina 225 k Weergave van berekeningsresultaten van een grafiek met twee variabelen Statistische gegevens met twee variabelen kunnen worden weergegeven door middel van een grafiek en door middel van kengetallen. Wanneer deze grafieken worden weergegeven, verschijnen de berekeningsresultaten voor twee variabelen zoals hieronder wanneer u op 1(CALC) 1(2-VAR) drukt.
  • Pagina 226 4. Statistische berekeningen uitvoeren Alle statistische berekeningen tot nu toe zijn gemaakt nadat een grafiek werd getekend. U kunt echter ook alleen de berekeningen maken met de volgende procedures. u De lijsten vastleggen met de statistische gegevens Voordat u een statistische berekening kunt uitvoeren, moet u de lijsten aanduiden waarin de te gebruiken statistische gegevens zijn opgeslagen.
  • Pagina 227 k Statistische berekeningen met twee variabelen In de voorgaande voorbeelden onder “Weergave van berekeningsresultaten van een grafiek met twee variabelen” werd telkens eerst de grafiek getekend en daarna werden (indien gevraagd) de resultaten van de statistische berekeningen weergegeven. Dit waren numerieke uitdrukkingen van de karakteristieken van variabelen die in de grafiekweergave zijn gebruikt.
  • Pagina 228 u Berekening van de correlatiecoëfficiënt (r), bepalingscoëfficiënt (r ) en gemiddelde van de kwadraten van de fout (MSe) Na het weergeven van de regressieformuleparameters op het scherm met de resultaten van de regressieberekening, verschijnen ook de volgende parameters op het scherm. Welke parameters verschijnen is afhankelijk van de regressieformule.
  • Pagina 229 Σ • Machtsregressie ......MSe = (ln y – (ln a + b ln x n – 2 Σ MSe = • Sinusvormige regressie ....– (a sin (bx + c) + d )) n – 2 Σ • Logistieke regressie ....... MSe = –...
  • Pagina 230 u De regressieformule kopiëren vanuit het scherm met de resultaten van de regressieberekening Met de normale functie om regressieformules te kopiëren, kunt u het resultaat van de regressieberekening kopiëren na het tekenen van een statistische grafiek (bijvoorbeeld Scatter Plot). In de modus Statistics hebt u ook een functie om de regressieformule te kopiëren die het resultaat is van de regressieberekening.
  • Pagina 231 k Berekening van een normale verdeling In de modus Run-Matrix kunt u normale kansverdelingen voor statistieken met één variabele berekenen. Druk op K6( g) 3(PROB) 6( g) om een functiemenu weer te geven dat de volgende items bevat. • { P( } / { Q( } / { R( } ... berekent normale waarschijnlijkheid {P( )}/{Q( )}/{R( )} waarde...
  • Pagina 232 1. Kies in het hoofdmenu de modus Statistics . 2. Voer de lengte in lijst 1 en de frequentie in lijst 2 in. 3. Maak de berekeningen voor statistische gegevens met één variabele. U krijgt onmiddellijk de gestandaardiseerde waarde nadat u de berekeningen voor de statistische gegevens met één variabele hebt ingevoerd.
  • Pagina 233 k Grafische voorstelling van een normale kansverdeling In de modus Run-Matrix kunt u een kansverdeling voor statistieken met één variabele grafisch voorstellen. 1. Kies in het hoofdmenu de modus Run-Matrix . 2. Voer de opdrachten in om de grafiek met voorschrift in cartesische coördinaten te tekenen. 3.
  • Pagina 234 k Bepalen van de standaardafwijking van de steekproef, de zuivere variantie, de standaardafwijking van de populatie en de populatievariantie uit lijstgegevens U kunt deze functies gebruiken om de standaardafwijking van de steekproef, de zuivere variantie, de standaardafwijking van de populatie en de populatievariantie te bepalen voor aangegeven lijstgegevens.
  • Pagina 235 k Berekeningen met de opdracht TEST U kunt speciale functies gebruiken in de modus Run-Matrix of de modus Program om berekeningen uit te voeren die hetzelfde zijn als Test, Test en andere testberekeningen in de modus Statistics (pagina 6-33). Voorbeeld Om de -score en de -waarde te bepalen als een...
  • Pagina 236 5. Testen Test voorziet in een reeks verschillende standaardtests. Zij maken het mogelijk om te controleren of de steekproef de populatie correct vertegenwoordigt als de standaardafwijking van de populatie (bijvoorbeeld de totale bevolking van een land) bekend is uit vorige tests. De -test wordt gebruikt voor marktstudies en voor herhaalde opiniepeilingen.
  • Pagina 237 De verschillende methoden van statistische berekeningen die refereren aan bovenstaande tests worden hierna uitgelegd. Alle bijzonderheden over de principes en de terminologie van de statistiek zijn terug te vinden in handleidingen over statistiek. Druk in het beginscherm van de modus Statistics op 3(TEST) om het testmenu op te roepen.
  • Pagina 238 Z - test op 1 steekproef Deze test wordt gebruikt als de standaardafwijking van een populatie bekend is, om de hypothese te verifiëren. De 1-Sample Test wordt toegepast op een normale kansverdeling. Voer vanuit de List Editor de volgende bewerkingen uit. 3(TEST) 1(Z) 1(1-SAMPLE)
  • Pagina 239 Hieronder worden de items voor het specificeren van de parametergegevens weergegeven die afwijken van de specificatie voor de lijstgegevens: Voorbeeld berekeningsresultaat μ ≠ μ .... tendens van de test ....Alleen weergegeven voor de instelling Data:List....Alleen weergegeven voor de instelling Data:List. •...
  • Pagina 240 Z - test op 2 groepen Deze test wordt gebruikt om aandeel treffers te vergelijken. De 2-Prop Test wordt toegepast op de normale kansverdeling. Voer vanuit de List Editor de volgende bewerking uit. 3(TEST) 1(Z) 4(2-PROP) Voorbeeld berekeningsresultaat > .... tendens van de test •...
  • Pagina 241 t - test op 1 steekproef Deze test gebruikt de hypothesetest om één onbekend populatiegemiddelde te verifiëren wanneer de standaardafwijking van de populatie onbekend is. De 1-Sample Test wordt toegepast op de -verdeling. Voer vanuit de List Editor de volgende bewerkingen uit. 3(TEST) 2(t) 1(1-SAMPLE)
  • Pagina 242 Hieronder worden de items voor het specificeren van de parametergegevens weergegeven die afwijken van de specificatie voor de lijstgegevens. Voorbeeld berekeningsresultaat μ ≠ μ .... tendens van de test ....Alleen weergegeven bij de instelling Pooled:On. • Met [Save Res] wordt de voorwaarde μ in regel 2 niet opgeslagen.
  • Pagina 243 Druk op 6(COPY) terwijl een resultaat op het scherm staat om de regressieformule te kopiëren naar de lijst met grafiekrelaties. Als in het configuratiescherm geen lijst is opgegeven voor [Resid List], worden de berekende verticale afwijkingen van de regressieformule automatisch opgeslagen in de opgegeven lijst. •...
  • Pagina 244 Geef vervolgens de lijst op die de gegevens bevat. De betekenis van de parameters op het scherm hierboven is: Observed ..Naam van de lijst (1 tot 26) die de waargenomen gegevens bevat (positieve gehele getallen voor alle elementen) Expected ..Naam van de lijst (1 tot 26) die de verwachte frequentie bevat CNTRB ..
  • Pagina 245 • De matrix moet ten minste twee rijen twee kolommen hebben. Als de matrix slechts één rij of één kolom heeft, verschijnt een foutmelding. • Als u op 1(Mat) drukt, terwijl de parameters “Observed” en “Expected” zijn geselecteerd, zal het scherm voor het instellen van de matrix (A tot Z) openen. •...
  • Pagina 246 Na het tekenen van een grafiek kunt u de volgende functies gebruiken voor de grafiekanalyse. • 1(F) ... Weergave van -waarde. Als u op 1(F) drukt, verschijnt de -waarde onder op het scherm. De aanwijzer wordt weergegeven op de overeenkomstige plaats in de grafiek (tenzij die buiten het grafiekscherm valt).
  • Pagina 247 Na het instellen van alle parameters gebruikt u c om “Execute” te selecteren en drukt u op een van de volgende functietoetsen om de berekening uit te voeren of de grafiek te tekenen. • 1(CALC) ... Voert de berekening uit. •...
  • Pagina 248 Line 4 (ERR) ..Fout -waarde, -waarde, -waarde ...... -waarde ....... -waarde ....... Aantal vrijheidsgraden ..... Som van de kwadraten ....Gemiddelde kwadraten Met de tweedimensionale variantieanalyse kunt u interactieve puntgrafieken tekenen. Het aantal grafieken hangt af van Factor B, terwijl het aantal gegevens op de X-as afhangt van Factor A.
  • Pagina 249 Definieer List 3 (de gegevens voor elke groep) als afhankelijke variabele (Dependent). Definieer List 1 en List 2 (het aantal factoren voor elk gegeven in List 3) respectievelijk als Factor A en Factor B. De uitvoering van de test geeft de volgende resultaten. •...
  • Pagina 250 6. Betrouwbaarheidsinterval Een betrouwbaarheidsinterval is een bereik dat een statistische waarde omvat die gewoonlijk het gemiddelde van een populatie is. Een te breed interval laat niet toe om de betreffende waarde (de juiste waarde) van de populatie goed te situeren. Een te smal interval daarentegen beperkt de betreffende waarde en laat toe een betrouwbaar resultaat te krijgen.
  • Pagina 251 u Waarop u moet letten bij betrouwbaarheidsintervallen Als u een waarde invoert in het interval van 0 < C-Level < 1 voor C-Level, wordt de waarde op uw invoer ingesteld. Als u een waarde invoert in het interval van 1 < C-Level < 100, wordt een waarde ingesteld die gelijk is aan uw invoer gedeeld door 100.
  • Pagina 252 Z -interval voor 1 groep 1-Prop Interval gebruikt het aantal gegevens om het betrouwbaarheidsinterval te berekenen voor een onbekend aandeel met treffers. Voer vanuit de List Editor de volgende bewerkingen uit. 4(INTR) 1(Z) 3(1-PROP) Gegevens worden opgegeven met parameters. Voorbeeld berekeningsresultaat Z -interval voor 2 groepen 2-Prop Interval gebruikt het aantal gegevensitems om het betrouwbaarheidsinterval te...
  • Pagina 253 Hieronder worden de items voor het specificeren van de parametergegevens weergegeven die afwijken van de specificatie voor de lijstgegevens. Voorbeeld berekeningsresultaat t -interval voor 2 steekproeven 2-Sample Interval berekent het betrouwbaarheidsinterval voor het verschil tussen de gemiddelden van twee populaties als beide standaardafwijkingen van de populaties onbekend zijn.
  • Pagina 254 De normale kansdichtheid berekent de dichtheid van een normale kansverdelingsfunctie voor een opgegeven -waarde. De normaal cumulatieve verdeling berekent de kans dat de gegevens van een normale kansverdelingsfunctie tussen twee vastgelegde waarden liggen. De inverse normaal cumulatieve verdeling berekent de grenswaarde van een specifieke cumulatieve kans in een normale kansverdelingsfunctie.
  • Pagina 255 • Het weergavevenster voor het tekenen van grafieken wordt automatisch ingesteld wanneer het configuratiescherm “Stat Wind” is ingesteld op “Auto”. De huidige instellingen van het weergavevenster worden gebruikt voor het tekenen van grafieken wanneer “Stat Wind” is ingesteld op “Manual”. •...
  • Pagina 256 5(DIST) 1(NORM) 2(Ncd) • Normaal cumulatieve verdeling Normaal cumulatieve verdeling berekent de normale cumulatieve kans van een normale verdeling tussen een onderste grens en een bovenste grens. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Teken een grafiek als een -waarde is opgegeven •...
  • Pagina 257 k Student- -kansverdeling 5(DIST) 2(t) 1(tpd) • Student- kansdichtheid Student- kansdichtheid berekent de kansdichtheid ( ) voor één specifieke -waarde of lijst. Als een lijst is geselecteerd, worden de berekeningsresultaten voor ieder element in lijstvorm weergegeven. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Teken een grafiek als variabele ( ) is opgegeven •...
  • Pagina 258 5(DIST) 2(t) 3(Invt) • Inverse Student- cumulatieve verdeling Inverse Student- cumulatieve verdeling berekent de onderste grenswaarde van een Student- cumulatieve verdeling voor een bepaalde -waarde (vrijheidsgraden). Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Als variabele ( ) is opgegeven • Voor de inverse van de Student- cumulatieve verdeling zijn geen grafieken mogelijk.
  • Pagina 259 5(DIST) 3(CHI) 2(Ccd) • cumulatieve verdeling cumulatieve verdeling berekent de cumulatieve kans van een -verdeling tussen een onderste grens en een bovenste grens. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Teken een grafiek als variabele ( ) is opgegeven • Tekenen wordt alleen ondersteund als een variabele is gespecificeerd en één -waarde als gegeven wordt ingevoerd.
  • Pagina 260 -kansverdeling 5(DIST) 4(F) 1(Fpd) • kansdichtheid kansdichtheid berekent de kansdichtheid ( ) voor een bepaalde enkele -waarde of een lijst. Als een lijst is geselecteerd, worden de berekeningsresultaten voor ieder element in lijstvorm weergegeven. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Teken een grafiek als variabele ( ) is opgegeven •...
  • Pagina 261 5(DIST) 4(F) 3(InvF) • Inverse cumulatieve verdeling Inverse cumulatieve verdeling berekent de onderste grenswaarde van een cumulatieve kansverdeling voor de opgegeven waarden (vrijheidsgraden teller en noemer). Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Als variabele ( ) is opgegeven • Voor de inverse cumulatieve verdeling zijn geen grafieken mogelijk.
  • Pagina 262 5(DIST) 5(BINOMIAL) 2(Bcd) • Binomiale cumulatieve verdeling Met binomiale cumulatieve verdeling bepaalt u de som van de kanswaarden (cumulatieve kans) dat , in de binomiale kans ), binnen een bereik valt dat wordt begrensd door een Lower- en een Upper-waarde. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Als variabele (...
  • Pagina 263 Belangrijk! Als de Inverse binomiale cumulatieve verdeling wordt uitgevoerd, gebruikt de rekenmachine de opgegeven Area-waarde en de waarde die één lager is dan het minimumaantal significante cijfers (waarde `Area) om het minimumaantal pogingen te berekenen. De resultaten worden toegewezen aan systeemvariabelen Inv (berekeningsresultaat met gebruik van Area) en ` Inv (berekeningsresultaat met gebruik van `Area).
  • Pagina 264 5(DIST) 6( ) 1(POISSON) 2(Pcd) • Poisson cumulatieve verdeling Met Poisson cumulatieve verdeling bepaalt u de som van de kanswaarden (cumulatieve kans) dat , in de Poisson- kans ), binnen een bereik valt dat wordt begrensd door een Lower- en een Upper-waarde. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Als variabele (...
  • Pagina 265 Belangrijk! Als de Inverse Poisson Cumulatieve Verdeling wordt uitgevoerd, gebruikt de rekenmachine de gespecificeerde Area-waarde en de waarde die één lager is dan het minimumaantal significante cijfers (waarde `Area) om het minimumaantal pogingen te berekenen. De resultaten worden toegewezen aan systeemvariabelen Inv (berekeningsresultaat met Area) en ` Inv (berekeningsresultaat met `Area).
  • Pagina 266 5(DIST) 6( ) 2(GEO) 2(Gcd) • Geometrische cumulatieve verdeling Geometrische cumulatieve verdeling bepaalt u de som van de kanswaarden (cumulatieve kans) dat , in de geometrische kansverdeling ), binnen een bereik valt dat wordt begrensd door een Lower- en een Upper-waarde. Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Als variabele (...
  • Pagina 267 Belangrijk! Als de Inverse geometrische cumulatieve verdeling wordt uitgevoerd, gebruikt de rekenmachine de gespecificeerde Area-waarde en de waarde die één lager is dan het minimumaantal significante cijfers (waarde `Area) om het minimumaantal pogingen te berekenen. De resultaten worden toegewezen aan systeemvariabelen Inv (berekeningsresultaat met Area) en ` Inv (berekeningsresultaat met `Area).
  • Pagina 268 Voorbeelden berekeningsresultaat Als een lijst is opgegeven Als variabele ( ) is opgegeven • Voor hypergeometrische cumulatieve verdeling zijn geen grafieken mogelijk. • Inverse hypergeometrische cumulatieve verdeling 5(DIST) 6( ) 3(HYPRGEO) 3(InvH) Inverse hypergeometrische cumulatieve verdeling berekent het minimumaantal pogingen van een hypergeometrische cumulatieve verdeling voor specifieke waarden.
  • Pagina 269 8. Invoer- en uitvoertermen van testen, betrouwbaarheidsinterval en kansverdelingsfuncties In dit hoofdstuk worden de invoer- en de uitvoertermen besproken die werken met testen, betrouwbaarheidsinterval en kansverdelingsfuncties. k Invoertermen Data ........gegevenstype Test) ...testvoorwaarde van het gemiddelde van de populatie (“ ≠ (1-Sample ”...
  • Pagina 270 Freq........lijst met de frequenties (1 of List 1 tot 26) Freq1........lijst met de frequenties van steekproef 1 (1 of List 1 tot 26) Freq2........lijst met de frequenties van steekproef 2 (1 of List 1 tot 26) Execute ......berekening of tekenen van een grafiek .........gemiddelde van steekproef ........gemiddelde van steekproef 1 ........gemiddelde van steekproef 2...
  • Pagina 271 k Uitvoertermen ......... -score ......... -waarde .......... -score ........-waarde ........-waarde p ˆ .........geschatte proportie in steekproef p ˆ ........geschatte proportie in de steekproef 1 p ˆ ........geschatte proportie in de steekproef 2 .........gemiddelde van steekproef ........gemiddelde van steekproef 1 ........gemiddelde van steekproef 2 ........standaardafwijking van een steekproef ........standaardafwijking van steekproef 1...
  • Pagina 272 9. Statistische formule k Test Test μ σ – 1-Sample -test σ σ 2-Sample -test – )/ ( ) + ( – (1 – 1-Prop -test p ˆ p ˆ – (1 – )(1/ + 1/ 2-Prop -test μ – )/(s 1-Sample -test...
  • Pagina 273 k Betrouwbaarheidsinterval Lower : ondergrens betrouwbaarheidsinterval Betrouwbaarheidsinterval Upper : bovengrens betrouwbaarheidsinterval α Lower, Upper σ ( /2) · 1-Sample -interval α Lower, Upper σ σ – ( /2) 2-Sample -interval α Lower, Upper ( /2) 1/ · ( · (1 – 1-Prop -interval Lower, Upper...
  • Pagina 274 k Kansverdeling (Continu) Cumulatieve Kansverdeling Kansdichtheid kansverdeling (x – μ) μ Normale – σ p(x) = σ ( > 0) πσ kansverdeling – df + 1 Γ Student- × p(x) = π kansverdeling × df Γ ∫ Upper χ –1 –...
  • Pagina 275 k Kansverdeling (afzonderlijk) Kansverdeling Kansdichtheid Binomiale n – x : aantal pogingen (1–p) (x = 0, 1, ·······, n) p(x) = kansverdeling λ × λ – λ : gemiddelde ( λ > 0) Poisson-kansverdeling p(x) = (x = 0, 1, 2, ···) Geometrische x –...
  • Pagina 276 Financiële berekeningen Hoofdstuk 7 Belangrijk! • De resultaten van berekeningen en grafieken met deze functie mogen niet als absoluut genomen worden, maar dienen te worden beschouwd als referentie. • Als u een financiële transactie uitvoert, vergelijk dan altijd de resultaten die u met dit toestel krijgt met de bedragen die door uw financiële instellingen worden opgegeven.
  • Pagina 277 k Parameters instellen geeft de standaardinstelling aan. u Payment • {BEGIN}/{END} … {begin}/{einde} van de betalingsperiode invoeren u Date Mode • {365}/{360} … Berekening uitvoeren met {365 dagen}/{360 dagen} per jaar u Periods/YR. (betalingsinterval opgeven) • {Annual}/{Semi} … {jaarlijks}/{halfjaarlijks} u Graph Color •...
  • Pagina 278 • Wanneer een achtergrondafbeelding wordt weergegeven op het grafiekscherm van de modus Financial, kunt u de helderheid van de achtergrondafbeeldingen instellen. Zie “De helderheid (Fade I/O) van de achtergrondafbeelding aanpassen” (pagina 5-12) voor informatie over deze bewerking. 2. Een enkelvoudige interest berekenen Dit toestel gebruikt de volgende formules om een enkelvoudige interest te berekenen.
  • Pagina 279 Druk na het tekenen van een grafiek op !1(TRACE) om de functie Trace in te schakelen en de resultaten op de grafiek af te lezen. Iedere keer dat u drukt op e wanneer de functie Trace ingeschakeld is, gaat u naar ) →...
  • Pagina 280 u I % (reële rentevoet) (reële rentevoet) wordt berekend met de methode van Newton. + α × × % van (reële rentevoet) i × 100 ......... (P/Y = C/Y = 1) I% = × C/Y × 100... (1+ i ) –1 (Anders dan de bovenstaande) ....
  • Pagina 281 Belangrijk! Teken van de waarden Het aantal periodes ( ) wordt uitgedrukt door een positieve waarde. De startwaarde ( ) of de gekapitaliseerde waarde ( ) is positief, terwijl de andere waarde ( ) negatief is. Nauwkeurigheid Dit toestel gebruikt de methode van Newton om de berekeningen van de samengestelde interest uit te voeren.
  • Pagina 282 4. Evaluatie van een investering (cashflow) Dit toestel gebruikt de methode van de “discounted cash flow” (DCF) om de evaluatie van een investering uit te voeren door de sommatie van cashflows voor een bepaalde periode. Het toestel voert de volgende vier evaluatietypes van een investering uit: •...
  • Pagina 283 u PBP > 0) 0 ........( Σ PBP = n – (Anders dan de – NPV bovenstaande) n < 0, > 0 of 0 : kleinste integer die voldoet aan Druk als het scherm Financial 1 opgeroepen is op 3(CASH) om het scherm voor de berekening van de cashflow te openen.
  • Pagina 284 5. Afschrijving van een lening Met deze rekenmachine kunt u voor een maandelijkse afbetaling berekenen hoeveel kapitaal er afgelost en hoeveel interest er betaald wordt. Ook kan berekend worden, voor een willekeurig tijdstip, wat het saldo is van het af te lossen kapitaal. Ten slotte kunt u berekenen hoeveel kapitaal er afgelost en hoeveel interest er betaald werd in een bepaalde periode.
  • Pagina 285 • “End” is geselecteerd voor de instelling Payment in het configuratiescherm: • “Begin” is geselecteerd voor de instelling Payment in het configuratiescherm: = 0 en u Omzetten van de nominale rentevoet naar de reële rentevoet De nominale rentevoet (de door de gebruiker ingevoerde waarde %) wordt voor die leningen waarvoor het aantal afbetalingen per jaar niet gelijk is aan het aantal kapitalisatiemomenten, omgezet in een reële rentevoet (...
  • Pagina 286 Gebruik na het instellen van de parameters een van de volgende functietoetsmenu’s om de overeenkomstige berekening uit te voeren. • {BAL} … {interestdeel van de afbetaling PM2} • {INT} … {interestdeel van de afbetaling PM1} • {PRN} … {kapitaaldeel van de afbetaling PM1} •...
  • Pagina 287 6. Omzetting van nominale rentevoet naar reële rentevoet In dit deel wordt uitgelegd hoe u de nominale rentevoet omzet in de reële rentevoet. u Formule APR/100 –1 × 100 EFF = : nominale rentevoet (%) : reële rentevoet (%) : aantal kapitalisatiemomenten –1 ×...
  • Pagina 288 7. Berekening van kosten, verkoopprijs en winstmarge De kosten, de verkoopprijs of de winstmarge kunnen berekend worden als de twee andere waarden gekend zijn. u Formule CST = SEL 1– : kosten : verkoopprijs : winstmarge SEL = 1– ×100 MRG(%) = 1–...
  • Pagina 289 8. Dag- en datumberekeningen U kunt het aantal dagen berekenen tussen twee gegevens datums, of bepalen wat de datum zal zijn als u bij een bepaalde datum een aantal dagen optelt of aftrekt. Druk als het scherm Financial 2 opgeroepen is op 2(DAYS) om het scherm op te roepen dat dient voor de dag-/datumberekening.
  • Pagina 290 • Datumberekeningen als het jaar op 360 dagen is ingesteld Hieronder wordt uitgelegd hoe de berekeningen worden verwerkt wanneer Date Mode in het configuratiescherm is ingesteld op 360. • Als d1 en d2 beide de laatste dag van februari aangeven (dag 28 van een normaal jaar, dag 29 van een schrikkeljaar), wordt d2 verwerkt als dag 30.
  • Pagina 291 u Som van jaareenheden-cijfers methode (SYD) n (n +1) {Y–1} n' = n – (n' geheel deel +1)(n' geheel deel + 2*n' decimaal deel ) Z' = {Y–1} × (PV – FV ) n'– j+2 )(PV – FV – SYD ( j≠1) n'–...
  • Pagina 292 Gebruik na het instellen van de parameters een van de volgende functietoetsmenu’s om de overeenkomstige berekening uit te voeren. • {SL} … {Bereken devaluatie voor jaar met gebruik van de rechte lijn-methode} • {FP} ... {FP} ..{Bereken devaluatie voor jaar met gebruik van de vaste percentage- methode} {I%} ..{Bereken devaluatieratio}...
  • Pagina 293 : prijs per $100 of nominale waarde : rentevoet (%) : jaarlijkse opbrengst (%) : aangegroeide periode : aantal rente-uitbetalingen per jaar (1=jaarlijks, 2=halfjaarlijks) : aantal rente-uitbetalingen tussen ingangsdatum en afloopdatum : bedrag van terugbetaling of inkoopprijs per $100 van de nominale waarde : aantal dagen in renteperiode waarin ingang plaatsvindt : aantal dagen vanaf de ingangsdatum tot de datum van volgende rente-uitbetaling = D −...
  • Pagina 294 d1 ..aankoopdatum (maand, dag, jaar) d2 ..datum van terugbetaling (maand, dag, jaar) ..terugbetalingsprijs per $100 van nominale waarde ..rente ..prijs per $100 of nominale waarde ..jaarlijkse opbrengst • Het toestel kan datums berekenen van 1 januari 1902 tot 31 december 2097. Gebruik na het instellen van de parameters een van de volgende functietoetsmenu’s om de overeenkomstige berekening uit te voeren.
  • Pagina 295 • Bij elke druk op w als het MEMO-scherm wordt weergegeven, wordt de Rentebetalingsdag (CPD) doorlopend weergegeven vanaf het aflossingskoopjaar tot het aankoopjaar. Dit geldt alleen als de instelling van de “Date Mode” in het configuratiescherm is ingesteld op “365”. 11.
  • Pagina 296 Programmeren Hoofdstuk 8 Belangrijk! Invoer in de modus Program wordt altijd gedaan met de Lineaire invoer/uitvoer-modus. 1. Basishandelingen voor het programmeren Opdrachten en berekeningen worden in volgorde uitgevoerd. 1. Kies in het hoofdmenu de modus Program. Een lijst met programma’s verschijnt dan op het scherm.
  • Pagina 297 1 m Program 2 3(NEW) j(O) I(C) /(T) v(A) w 3 !J(PRGM) 4(?) aav(A) 6( g) 5(:) c*!x( ') d*av(A) x6( g) 6( g) 5( ^) !x( ') c/d*av(A) Md 4 1(EXE) of w hw(waarde van A) S wanneer A = 7 V wanneer A = 7 S wanneer A = 10 V wanneer A = 10...
  • Pagina 298 u Een bestandsnaam vastleggen • { RUN } / { BASE } ... openen van een programma {met gewoon rekenwerk}/{met rekenwerk in bepaald talstelsel} • { } ... {invoeren van een wachtwoord} • { SYMBOL } ... {invoeren van symbolen} u Een programma invoeren ——...
  • Pagina 299 u Een programma invoeren —— 2(BASE) * De programma’s die u invoert na het drukken op 2(BASE) worden aangeduid door rechts van de bestandsnaam. • { TOP } / { BOTTOM } / { SEARCH } • { MENU } •...
  • Pagina 300 • Drukken op J helpt u niet de fout te vinden als het wachtwoord dit niet toelaat. u Debuggen als de resultaten niet zijn wat u verwacht Als het resultaat van een programma niet klopt met wat u verwacht, controleer dan de opbouw van het programma en wijzig deze waar nodig.
  • Pagina 301 • Wat u niet kunt opzoeken op deze manier, zijn de tekens ( _) (nieuwe regel) en ( ^) (uitvoer). • Als de programma-inhoud op het scherm staat, kunt u de cursor met de cursortoetsen in het programma verplaatsen en een nieuwe zoekactie uitvoeren. Denk er wel aan dat het zoeken steeds gebeurt vanaf de plaats waar de cursor zich bevindt wanneer u drukt op w.
  • Pagina 302 k Een bestand zoeken u Een bestand met gegeven beginletters vinden Voorbeeld Zoek met behulp van de beginletters het programmabestand OCTA 1. Als de lijst met programma’s op het scherm staat, drukt u op 6( g) 1(SEARCH) en voert u de beginletters in van het bestand dat u zoekt. 6( g) 1(SEARCH) j(O) I(C) /(T) 2.
  • Pagina 303 • Wanneer een programma naar een tekstbestand wordt geconverteerd, worden alle wetenschappelijke functieopdrachten die specifiek zijn voor de CASIO-rekenmachine, in het programma vervangen door speciale overeenkomstige tekenreeksen. Omgekeerd worden bij de conversie van een tekstbestand naar een programma de speciale tekenreeksen omgezet naar overeenkomstige opdrachten.
  • Pagina 304 Belangrijk! Een met een wachtwoord beveiligd programma kan niet in een tekstbestand worden omgezet. Voor het converteren van een met een wachtwoord beveiligd bestand dient eerst de procedure te worden gevolgd onder “De wachtwoordbeveiliging van een programma verwijderen” (pagina 8-10). u Automatische conversie van tekstbestanden naar programma’s Als u de USB-verbinding tussen de rekenmachine en de computer beëindigt, worden alle tekstbestanden die tijdens de verbinding van de computer naar het Opslaggeheugen\...
  • Pagina 305 k Een wachtwoord registreren Als u een programma maakt, kunt u dit beveiligen met een (geheim) wachtwoord zodat het niet door om het even wie kan worden opgeroepen. • U hoeft het wachtwoord niet in te voeren om een programma uit te voeren. •...
  • Pagina 306 k Een met een wachtwoord beveiligd programma oproepen 1. Wanneer de lijst met bestandsnamen op het scherm staat, doorloopt u deze met f en c, en klikt u het bestand aan dat u wilt oproepen. 2. Druk op 2(EDIT). 3. Voer het wachtwoord in en druk op w om het programmabestand op te roepen. •...
  • Pagina 307 In deze paragraaf worden bij de beschrijving van de opdrachten de volgende afspraken gebruikt. {Accolades} ......Accolades worden gebruikt om een aantal parameters aan te duiden waarvan er een moet genomen worden als opdracht. Deze accolades moet u bij het invoeren van de opdracht weglaten. [Rechte haken] ....
  • Pagina 308 : (Opdracht voor meervoudige instructies) Functie: Koppelt twee instructies aan elkaar opdat ze in volgorde en zonder onderbreking na elkaar zouden worden uitgevoerd. Beschrijving: • Anders dan bij de uitvoeropdracht ( ^), worden de door deze opdracht aaneengekoppelde instructies zonder onderbreking uitgevoerd. •...
  • Pagina 309 Parameters: voorwaarde, numerieke uitdrukking Beschrijving: (1) If ~ Then ~ IfEnd • Als de If-voorwaarde waar is, wordt de Then-instructie uitgevoerd en daarna de instructie die volgt op IfEnd. • Is de If-voorwaarde onwaar, dan wordt de instructie na IfEnd uitgevoerd. (2) If ~ Then ~ Else ~ IfEnd •...
  • Pagina 310 Parameters: numerieke uitdrukking Beschrijving: • Deze opdracht herhaalt alle instructies ingesloten in de lus, zolang de voorwaarde waar is (niet gelijk aan nul). Wordt de voorwaarde onwaar (0), dan gaat het programma verder met de eerste instructie na LpWhile. • De voorwaarde staat hier achter de LpWhile-instructie. De voorwaarde wordt getest nadat alle opdrachten binnen de lus worden uitgevoerd.
  • Pagina 311 Prog Functie: Deze opdracht start een subprogramma in een programma. In de modus Run-Matrix voert deze opdracht een nieuw programma uit. Syntaxis: Prog "naam van het programma" Voorbeeld: Prog "ABC" Beschrijving: • Ook als deze opdracht binnen een lus staat, wordt de lus onmiddellijk onderbroken en het subprogramma gestart.
  • Pagina 312 Stop Functie: Deze opdracht beëindigt de uitvoering van een programma. Syntaxis: Stop Beschrijving: • Deze opdracht beëindigt de uitvoering van een programma. • Deze opdracht binnen een lus beëindigt nog altijd de uitvoering van het programma zonder dat een fout wordt veroorzaakt. k Sprongopdrachten (JUMP) Dsz (Sprong met een teller) Functie: Deze opdracht is een sprong met een teller die de waarde van de referentievariabele...
  • Pagina 313 Isz (Sprong met een teller) Functie: Deze opdracht is een sprong met een teller die de waarde van een referentievariabele vermeerdert met één. Als deze waarde nul is, wordt er een instructie verder gesprongen. Syntaxis: Waarde variabele ≠ 0 lsz <naam variabele> : <instructie> <instructie>...
  • Pagina 314 Menu Functie: Maakt een vertakkingsmenu in een programma. Syntaxis: Menu "<string (menunaam)>", "<string (vertakkingsnaam) 1>", <waarde of variabele 1>, "<string (vertakkingsnaam) 2>", <waarde of variabele 2>, ... , "<string (vertakkingsnaam) >", <waarde of variabele > , θ ) Parameters: getal (0 tot 9), variabele (A tot Z, Beschrijving: •...
  • Pagina 315 ClrMat Functie: Deze opdracht wist de gegevens van een matrix. Syntaxis: ClrMat <naam matrix> ClrMat Parameters: naam matrix: A tot Z, Ans Beschrijving: Deze opdracht wist de inhoud van de matrix die is opgegeven door “naam matrix”. Als niets is opgegeven voor “naam matrix”, worden alle gegevens gewist. ClrText Functie: Deze opdracht wist tekst van het scherm.
  • Pagina 316 • DrawFTG-Con tekent die grafiek door middel van verbonden punten. DrawFTG-Plt tekent die grafiek door middel van discrete punten. DrawGraph Geen parameters Functie: Deze opdracht tekent een grafiek. Beschrijving: Deze opdracht tekent een grafiek volgens de voorwaarden die in het programma zijn gedefinieerd.
  • Pagina 317 PlotPhase Functie: Tekent een faseplot op basis van numerieke reeksen die overeenkomen met de -as. Syntaxis: PlotPhase < -as naam van numerieke reeks>, < -as naam van numerieke reeks> Beschrijving: • Alleen de volgende opdrachten kunnen worden ingevoerd voor ieder argument om de recursietabel te specificeren.
  • Pagina 318 Voorbeeld: Cls _ Blue Locate 7, 1, "CASIO FX" Dit programma schrijft “CASIO FX” in het blauw in het midden van het scherm. • In sommige gevallen zal eerst de opdracht ClrText nodig zijn voordat u het bovenstaande programma laat lopen.
  • Pagina 319 Receive( / Send( Functie: Deze opdracht regelt het ontvangen van gegevens van en het verzenden van gegevens naar een aangesloten toestel. Syntaxis: Receive(<gegevens>) / Send(<gegevens>) Beschrijving: • Deze opdracht regelt het ontvangen van gegevens van en het verzenden van gegevens naar een aangesloten toestel.
  • Pagina 320 k Strings Een string is een reeks tekens die tussen dubbele aanhalingstekens staan. In een programma worden strings gebruikt om weer te geven tekst te specificeren. Een string die uit getallen bestaat (zoals "123") of een uitdrukking (zoals " –1") kan niet als een berekening worden gebruikt.
  • Pagina 321 StrInv( Functie: Keert de volgorde van een string om. Syntaxis: StrInv("<string>"[)] StrJoin( Functie: Voegt “<string 1>” en “<string 2>” samen. Syntaxis: StrJoin("<string 1>", "<string 2>"[)] Opmerking: Hetzelfde resultaat kan ook worden bereikt met gebruik van de “+”-opdracht (pagina 8-27). StrLeft( Functie: Kopieert een string tot aan het -e teken vanaf de linkerkant.
  • Pagina 322 StrRotate( Functie: Draait het linkerdeel en het rechterdeel van een string om, bij het -e teken. (–9999 < < 9999, Syntaxis: StrRotate("<string>", [, is een integer) Beschrijving: De draaiing gaat linksom als “ ” positief is en gaat rechtsom als “ ”...
  • Pagina 323 6. Rekenmachinefuncties gebruiken bij het programmeren k Gebruik van kleuropdrachten in een programma Met kleuropdrachten kunt u kleuren instellen voor regels, tekst en andere weergave- elementen op het scherm. De volgende kleuropdrachten worden ondersteund. RUN-modus: Black, Blue, Red, Magenta, Green, Cyan, Yellow, ColorAuto, ColorClr BASE-modus: Black, Blue, Red, Magenta, Green, Cyan, Yellow •...
  • Pagina 324 De volgende opdrachten kunnen ook samen met kleuropdrachten worden gebruikt. Zie de pagina’s die tussen haakjes worden genoemd voor meer informatie. "<tekst>" (“Tekstweergave”, pagina 8-30), Locate (pagina 8-23), SetG-Color (pagina 8-33), Plot/Line-Color (pagina 8-33) • Kleuropdrachten kunnen ook worden gebruikt voor het tekenen van grafieken met functies van Graph- of Statistics-modi in een programma.
  • Pagina 325 • Het voorbeeld hieronder toont hoe u de weergavekleur van een tekststring instelt door een kleuropdracht vóór de string in het programma in te voeren. Blue "CASIO" • Als de tekst gevolgd wordt door een berekeningsformule, vergeet dan niet een uitvoeropdracht (^) in te voegen tussen de tekst en de berekening.
  • Pagina 326 u Twee rijen van plaats verwisselen (Swap) Voorbeeld 1 Verwissel in de volgende matrix rij 2 en rij 3 van plaats: Matrix A = De syntaxis die u moet gebruiken is de volgende: Swap A, 2, 3_ Van plaats te verwisselen rijen Naam van de matrix Mat A De uitvoering van dit programma geeft het volgende resultaat:...
  • Pagina 327 u Een rij optellen bij een andere rij (Row+) Voorbeeld 4 Tel in de matrix uit voorbeeld 1 rij 2 op bij rij 3 De syntaxis die u moet gebruiken is de volgende: Row+ A, 2, 3_ Nummer van de rij waarbij opgeteld moet worden Nummer van de rij dat opgeteld moet worden Naam van de matrix Mat A...
  • Pagina 328 • Graph Color SetG-Color <kleuropdracht>, <gebied van grafiek>…... gebied: 1 tot 20 SetG-Color <kleuropdracht>, <element van recursieformule> ..element: , etc. • Zoom Factor <X-factor>, <Y-factor> ZoomAuto........Geen parameter • Pict StoPict <gebied van afbeelding> ..gebied: 1 tot 20 StoPict "mapnaam\bestandsnaam"...
  • Pagina 329 k Achtergrondafbeeldingen in een programma U kunt de “Background”-instelling wijzigen op het configuratiescherm van een programma. • Syntaxis wanneer een achtergrondafbeelding wordt weergegeven BG-Pict <gebied van afbeelding> [,a] ... gebied: 1 tot 20 BG-Pict "mapnaam\bestandsnaam" [,a] Door “a” aan het eind toe te voegen worden V-Window-waarden (die met de beeldgegevens worden opgeslagen) geladen wanneer de achtergrondafbeelding wordt weergegeven.
  • Pagina 330 k Tabellen afgeleid van rijen en reeksen in een programma Tabellen afgeleid van rijen en reeksen kunt u in een programma verwerken. Van zo’n tabel kunt u dan de grafiek tekenen. De syntaxis die u moet gebruiken is de volgende: •...
  • Pagina 331 k Lijsten sorteren in een programma Met deze opdrachten kunt u gegevens van lijsten sorteren van klein naar groot (stijgend) of van groot naar klein (dalend). • Stijgende grootte SortA (List 1, List 2, List 3) Te sorteren lijsten (maximum zes) •...
  • Pagina 332 Als “MedBox” voor het Graph Type is geselecteerd: • Outliers Aan/Uit-instelling • Boxkleurinstelling (een van de zeven kleuren*) • Haarkleurinstelling (een van de zeven kleuren*) • Uitschieterkleurinstelling (een van de zeven kleuren*) • Kleurinstelling binnenzijde box (een van de zeven kleuren* of ColorAuto) •...
  • Pagina 333 • U legt de karakteristiek voor een regressiekromme (bijvoorbeeld een lineaire regressie ten opzichte van het gemiddelde) als volgt vast: S-Gph1 DrawOn, Linear, List 1, List 2, List 3, Blue De karakteristiek voor de hieronder volgende regressiegrafieken legt u op dezelfde manier vast, maar u moet “Linear”...
  • Pagina 334 k Kansverdelingsgrafieken in een programma Er worden speciale opdrachten gebruikt om kansverdelingsgrafieken in een programma te tekenen. • Om een normale cumulatieve verdelingsgrafiek te tekenen DrawDistNorm <Lower>, <Upper> [, σ , ] Gemiddelde van de populatie Standaardafwijking van de populatie Bovengrens van de gegevens Ondergrens van de gegevens Dit mag worden weggelaten.
  • Pagina 335 • Teken een cumulatieve verdelingsgrafiek DrawDistChi <Lower>, <Upper>, < > Aantal vrijheidsgraden Bovengrens van de gegevens Ondergrens van de gegevens ∫ Upper – 1 – × × × Γ Lower • Door DrawDistChi uit te voeren wordt de bovenstaande berekening uitgevoerd overeenkomstig de gespecificeerde voorwaarden, en wordt de grafiek getekend.
  • Pagina 336 k Statistische berekeningen uitvoeren in een Programma • Berekeningen op statistische waarnemingen met één variabele 1-Variable List1, List 2 Lijst met frequentiegetallen (Frequency) -waarden (XList) • Berekeningen op statistische waarnemingen met twee variabelen 2-Variable List 1, List 2, List 3 Lijst met frequentiegetallen (Frequency) -waarden (YList) -waarden (XList)
  • Pagina 337 • Logistieke regressieberekening LogisticReg List 1, List 2 -waarden (YList) -waarden (XList) k Kansberekeningen in een programma uitvoeren • De volgende waarden worden vervangen wanneer één van de argumenten die tussen haakjes staan ([ ]) wordt weggelaten. σ =1, =0, tail=L (Left) •...
  • Pagina 338 • Student- -kansverdeling tPD(: Geeft als resultaat de Student- -kansdichtheid ( -waarde) voor de gespecificeerde gegevens. Syntaxis: tPD( • Voor kan een enkele waarde of lijst worden gespecificeerd. Het berekeningsresultaat wordt toegewezen aan de variabelen en Ans (ListAns als een lijst is). tCD(: Geeft als resultaat de Student- -cumulatieve verdeling ( -waarde) voor de...
  • Pagina 339 • -kansverdeling FPD(: Geeft als resultaat de -kansdichtheid ( -waarde) voor de gespecificeerde gegevens. Syntaxis: FPD( • Voor kan een enkele waarde of lijst worden gespecificeerd. Het berekeningsresultaat wordt toegewezen aan de variabelen en Ans (ListAns als een lijst is). FCD(: Geeft als resultaat de cumulatieve verdeling ( -waarde) voor de gespecificeerde...
  • Pagina 340 • Poisson-kansverdeling PoissonPD(: Geeft als resultaat de Poisson-kans ( -waarde) voor de gespecificeerde gegevens. Syntaxis: PoissonPD( , [)] • Voor kan een enkele waarde of lijst worden gespecificeerd. Het berekeningsresultaat wordt toegewezen aan de variabelen en Ans (ListAns als een lijst is). PoissonCD(: Geeft als resultaat de Poisson cumulatieve verdeling ( -waarde) voor de gespecificeerde gegevens.
  • Pagina 341 • Hypergeometrische kansverdeling HypergeoPD(: Geeft als resultaat de hypergeometrische kans ( -waarde) voor de gespecificeerde gegevens. Syntaxis: HypergeoPD( , M, N[)] • Voor kan een enkele waarde of lijst worden gespecificeerd. Het berekeningsresultaat wordt toegewezen aan de variabelen en Ans (ListAns als een lijst is).
  • Pagina 342 TwoSample Test: Voert 2-sample -testberekening uit. condition", σ , σ Syntaxis: TwoSample Test " Uitvoerwaarden: worden toegekend aan de respectieve variabelen en aan ListAns-elementen 1 t/m 6. condition", σ , σ Syntaxis: TwoSample Test " , List1, List2[, Freq1 [, Freq2]] Uitvoerwaarden: worden toegekend aan de respectieve variabelen en aan ListAns-elementen 1 t/m 8.
  • Pagina 343 • Test ChiGOFTest: Voert Chi-kwadraat-toets voor aanpassingstest uit. Syntaxis: ChiGOFTest List 1, List 2, df, List 3 (List 1 is de Observed-lijst, List 2 is de Expected-lijst, en List 3 is de CNTRB-lijst.) Uitvoerwaarden: worden toegekend aan de respectieve variabelen met dezelfde namen en aan ListAns-elementen 1 t/m 3.
  • Pagina 344 Uitvoerwaarden: Adf, Ass, Ams, AF, Ap, Bdf, Bss, Bms, BF, Bp, ABdf, ABss, ABms, ABF, ABp, ERRdf, ERRss, ERRms worden toegekend aan de respectieve variabelen Adf, SSa, MSa, Fa, pa, Bdf, SSb, MSb, Fb, pb, ABdf, SSab, MSab, Fab, pab, Edf, SSe, MSe. Tevens worden uitvoerwaarden toegewezen aan MatAns, zoals hieronder weergegeven.
  • Pagina 345 • Een samengestelde interest berekenen Opmerking: • P/Y en C/Y kunnen voor alle samengestelde interestberekeningen worden weggelaten. Als ze worden weggelaten worden berekeningen uitgevoerd met gebruik van P/Y=12 en C/Y=12. • Als u een berekening uitvoert die een functie voor samengestelde interest gebruikt (Cmpd_n(, Cmpd_I%(, Cmpd_PV(, Cmpd_PMT(, Cmpd_FV(), worden de ingevoerde argumenten en de berekeningsresultaten opgeslagen in de bijbehorende variabelen ( , enz.).
  • Pagina 346 Amt_ΣINT: Geeft het totale kapitaal en betaalde interest van betaling PM1 tot PM2. Syntaxis: Amt_ΣINT(PM1, PM2, %, PV, PMT, P/Y, C/Y) Amt_ΣPRN: Geeft het totale kapitaal en betaalde interest van betaling PM1 tot PM2. Syntaxis: Amt_ΣPRN(PM1, PM2, %, PV, PMT, P/Y, C/Y) •...
  • Pagina 347 7. Lijst met opdrachten in de modus Program RUN-programma Y> Y>Type 4 (MENU)-toets Y<Type Y< Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Opdracht Y≥ ≥ Type Y≥ DrawOn STAT DRAW Y≤ Y≤Type DrawOff X>Type X> GRAPH S-Gph1 S-Gph1_ X< X<Type S-Gph2 S-Gph2_ X≥...
  • Pagina 348 Σa Σ Σ a FMax FMax( Σb Σb Σ( Σ Σ ( Σb Σb Σb Σb Int÷ _Int÷_ Σc Σc Rmdr _Rmdr_ Σc Σc 'Simp_ Simp Σc Σc STAT x ˆ x ˆ RANGE Sel_a y ˆ y ˆ Sel_a DIST *5 (zie pagina 8-58) GRHCLR...
  • Pagina 349 Btu/min [Btu/min] [min] HYPERBL sinh sinh_ cosh_ cosh [day] tanh tanh_ –1 –1 week [week] sinh sinh –1 –1 [yr] cosh cosh –1 –1 s-yr [s-yr] tanh tanh t-yr [t-yr] PROB °C TMPR [°C] °F [°F] RAND Ran# Ran#_ °R [°R] RanInt#( [m/s]...
  • Pagina 350 σy σ σ Cmpd_I%( Cmpd_PV( Cmpd_PMT( minY minY Cmpd_FV( maxY maxY CASH Cash_NPV( GRAPH Cash_IRR( Cash_PBP( Cash_NFV( AMORTZN Amt_BAL( Amt_INT( Amt_PRN( ΣINT Amt_ΣINT( ΣPRN Amt_ΣPRN( CONVERT Cnvt_EFF( Cnvt_APR( Cost( COST Cost Sell Sell( Start H_Start Margin Margin( Pitch H_pitch DAYS Days_Prd( Bond_PRC( BOND...
  • Pagina 351 FUNCTAB Table DispF-Tbl Gph-Con DrawFTG-Con DrawFTG-Plt Gph-Plt RECRTAB Table DispR-Tbl Phase PlotPhase DrawWeb_ DrawR-Con Σa-Cn DrawR Σ Σ -Con Start Start Start DrawR-Plt Start Σa-Pl DrawR Σ-Plt Start Start Result R_Result RELATNL ≠ ≠ ≠ EQUATION SimRes Sim_Result Sim_Coef > SimCoef >...
  • Pagina 352 EngOn SKETCH EngOff Tangent Tangent_ Normal_ Norm SKT/LIN — S-L-Normal Inverse Inverse_ — S-L-Thick GRAPH Graph_Y= S-L-Broken Graph_r= ····· ······ S-L-Dot Param Graph(X,Y)=( S-L-Thin Graph_X= — G· ∫ dX Graph_ ∫ ∫ G-Connect DRAW Connect Plot G-Plot Y> Graph_Y> DERIV DerivOn Y<...
  • Pagina 353 BASE-programma Niveau 3 Niveau 4 Opdracht Exp(ae^bx) 4 (MENU)-toets Exp(ab^x) Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Opdracht Square MARK Cross StickLength STICK Length Horz StickHoriz Neg_ %DATA LOGIC Data Not_ Data None None COLOR LINK BothXY ColorLinkX&Y X&Freq ColorLinkX&Freq ColorLinkOnlyX xnor xnor OnlyX...
  • Pagina 354 Opdrachten voor metrieke omzetting (opdrachten opgenomen in K6( g) 1(CONVERT)) worden alleen ondersteund wanneer de invoegtoepassing Metric Conversion is geïnstalleerd Door “OPEN” te selecteren verschijnt een dialoogvenster waarin een beeldbestand kan worden opgegeven. Hier wordt de locatie in het geheugen (mapnaam en bestandnaam) van de betreffende afbeelding ingevoerd.
  • Pagina 355 8. Wetenschappelijke CASIO-specifieke functieopdrachten ⇔ Tekstconversietabel In onderstaande tabel staan de speciale tekststrings en de bijbehorende opdrachten wanneer programma’s en tekstbestanden over en weer worden geconverteerd. Zie voor meer informatie over het converteren tussen programma’s en tekstbestanden “Programma’s en tekstbestanden converteren” (pagina 8-7).
  • Pagina 356 * “ … ” in de volgende tabellen geeft een spatie aan. Opdracht Tekst Opdracht Tekst Opdracht Tekst femto pico nano μ micro milli < kilo < Mega Giga > > Tera Peta Disps ↵ (CR) → -> ×10 ExpE ≤...
  • Pagina 357 Opdracht Tekst Opdracht Tekst Opdracht Tekst Intg… Det… Intg… Det… ∑xy Int… Sigmaxy Arg… Int… Arg… Not… Plot… Conjg… Not… Plot… Conjg… Line ReP… Line ReP… ½ × Lbl… ImP… Lbl… ImP… Fix… Fix… d/dx( Sci… Sci… d^2/dx^2( Dsz… Dsz… Solve( Solve( minY...
  • Pagina 358 Opdracht Tekst Opdracht Tekst Opdracht Tekst …Or… …Or… Financial…PV Graphr …Not… Financial…PMT GraphXt Not… …Xor… …Xor… Financial…FV GraphYt Σa GraphX List1 Sigmaan+1 List1 Σb List2 List2 Sigmabn+1 Σc List3 SSab SSab List3 Sigmacn+1 Σa List4 List4 Sigmaan+2 Σb MSab List5 MSab List5 Sigmabn+2...
  • Pagina 359 Opdracht Tekst Opdracht Tekst Opdracht Tekst [mm] [cal15] Logistic [mm] [cal Logistic [cm] [kcal15] LogisticReg… [cm] [kcal LogisticReg… [kcalth] [kcalth] [km] [kcalIT] [km] [kcalIT] [Mil] If… DotG [Mil] If… DotG… [in] [in] Then… 1-Variable… Then… 1-Variable… [ft] [ft] Else… 2-Variable… Else…...
  • Pagina 360 Opdracht Tekst Opdracht Tekst Opdracht Tekst BG-None File6 VarList… BG-None File6 VarList… BG-Pict… Y=DrawSpeedNorm Y=DrawSpeedNorm ClrMat… BG-Pict… ClrMat… GridOff Y=DrawSpeedHigh Y=DrawSpeedHigh ZoomAuto GridOff ZoomAuto FuncOn GridLine GridLine FuncOn Xdot Xdot GridOn SimulOn R-Xdot GridOn SimulOn RightXdot Exp(a^bx) AxesOn AxesOn DrawDistNorm… Exp(a·b^x) DrawDistNorm…...
  • Pagina 361 Opdracht Tekst Opdracht Tekst InvTCD( Days_Prd( InvTCD( Days_Prd( ChiPD( OneSampleZTest… OneSampleZTest… ChiPD( ChiCD( ChiCD( TwoSampleZTest… TwoSampleZTest… InvChiCD( InvChiCD( OnePropZTest… OnePropZTest… FPD( FPD( TwoPropZTest… TwoPropZTest… FCD( FCD( OneSampleTTest… OneSampleTTest… InvFCD( InvFCD( TwoSampleTTest… TwoSampleTTest… BinomialPD( BinomialPD( LinRegTTest… LinRegTTest… BinomialCD( BinomialCD( ChiGOFTest… ChiGOFTest… InvBinomialCD( InvBinomialCD( ChiTest…...
  • Pagina 362 9. Programmablad • Controleer of het aantal vrije geheugenbytes voldoende is voor het programma. Programmanaam Ontbinden in factoren Beschrijving Dit programma accepteert als invoer het natuurlijk getal A, deelt dit door B (2, 3, 5, 7, ...) om de priemfactoren van A te vinden. •...
  • Pagina 363 Program Name Ellipse Beschrijving Dit programma toont een getallentabel met de volgende waarden op basis van de invoer van de brandpunten van een ellips, de som van de afstand tussen de meetkundige plaatsen en brandpunten, en de afstand (stapgrootte) van X. Y1: Coördinaten van de bovenhelft van de ellips Y2: Coördinaten van de onderhelft van de ellips Y3: Afstanden tussen rechtse brandpunt en meetkundige plaatsen...
  • Pagina 364 Spreadsheet Hoofdstuk 9 De spreadsheettoepassing biedt krachtige, mobiele spreadsheetfuncties. Alle bewerkingen in dit hoofdstuk gebeuren in de modus Spreadsheet. Opmerking Als de capaciteit van het hoofdgeheugen tijdens een bewerking in de modus Spreadsheet laag is, zal het geheugen een Memory ERROR weergeven. In dit geval verwijdert u bepaalde invoergegevens of gegevens van de modus Memory om de beschikbare schijfruimte te verhogen.
  • Pagina 365 Beperkingen voor de modus Spreadsheet De maximale bestandsgrootte die door de modus Spreadsheet kan worden behandeld, is 30 kilobytes. De werkelijke maximale bestandsgrootte is echter afhankelijk van het soort gegevens dat in de spreadsheet wordt ingevoerd en de ingestelde voorwaarden voor de opmaak.
  • Pagina 366 • {STORE} ... Toont het volgende submenu STORE. • {VAR}/{LIST}/{FILE}/{MAT}/{VCT} • {RECALL} ... Toont het volgende submenu RECALL. • {LIST}/{FILE}/{MAT}/{VCT} • {CONDIT} ... Toont het scherm met instellingen voor voorwaardelijke indeling. • {COND1}/{COND2} ... Toont de schermen {Condition1}/{Condition2}. Functiemenu gegevensinvoer •...
  • Pagina 367 u Een bestand opslaan onder een andere naam 1. Druk op 1(FILE)3(SAVE AS). • 2. Voer maximaal acht tekens in als nieuwe bestandsnaam in het dialoogvenster dat verschijnt, en druk vervolgens op w. • Indien er al een bestand bestaat met dezelfde naam die is ingevoerd in stap 2, verschijnt er een melding met de vraag of u het bestaande bestand wilt vervangen.
  • Pagina 368 u Spreadsheetinhoud opslaan als een CSV-bestand 1. Druk indien nodig op 1(FILE)4(RECALCS) om de spreadsheetinhoud opnieuw te berekenen. • Denk erom dat het opnieuw berekenen niet automatisch wordt uitgevoerd wanneer u de spreadsheetinhoud opslaat in een CSV-bestand. Let erop dat u de herberekening uitvoert als de spreadsheet een formule bevat die begint met een gelijkteken (=).
  • Pagina 369 k Gebruik van de celcursor De celcursor geeft aan welke cel op een spreadsheet is geselecteerd. De cel die is geselecteerd met de celcursor, wordt gemarkeerd. Celcursor Invoervak Wanneer één cel wordt geselecteerd met de celcursor, verschijnt de inhoud van die cel in het invoervak.
  • Pagina 370 u De celcursor verplaatsen met de opdracht JUMP Om de celcursor te verplaatsen naar: Doet u dit: 1. Druk op 2(EDIT)4(JUMP)1(GO). Een bepaalde cel 2. Voer in het dialoogvenster dat verschijnt de naam van de cel (A1 tot Z999) in waarnaar u wilt “springen”.
  • Pagina 371 k Basis gegevensinvoer (constanten, tekst, formule) Hieronder worden eerst enkele basisprocedures besproken die altijd van toepassing zijn, ongeacht het soort invoergegevens. u Gegevens in een cel overschrijven met nieuwe gegevens 1. Breng de celcursor naar de cel waar u gegevens wilt invoeren. •...
  • Pagina 372 k Een constante invoeren (waarde, berekeningsresultaat, reeks getallen) in een cel Een constante is een waarde die vaststaat nadat de invoer is beëindigd. Een constante kan een numerieke waarde zijn of een rekenformule (zoals 7+3, sin30, A1×2, enzovoort) waar geen gelijkteken (=) voor staat. Als u, bijvoorbeeld, sdaw invoert, verschijnt 0,5 (het berekeningsresultaat) in de cel (wanneer Deg is geselecteerd als de hoekeenheid).
  • Pagina 373 Optie Beschrijving 1st Cell Voer de verwijzingsnaam (A1, B2, enzovoort) in van de cel waar u de eerste waarde wilt plaatsen van de reeks getallen die moet worden ingevoerd. Geef hier alleen een cel op als de startcel een andere is dan de cel die u hebt opgegeven in stap 1 van deze procedure.
  • Pagina 374 u Voorbeeld van het invoeren van een formule PRICE QUANTITY TOTAL 1560 Procedure 1. Typ de tekst voor regel 1 en de van toepassing zijnde waarden in de cellen A2 tot en met 2. Verplaats de cursor naar cel C2 en voer de formule in voor A2 ×B2. !.(=)av(A)c*al(B)cw 3.
  • Pagina 375 u Een celverwijzingsnaam invoeren met de opdracht GRAB Verplaats de celcursor naar cel B1 en voer vervolgens de volgende bewerking uit. !.(=)1(GRAB)d1(SET)+fw • De opdrachten 2(GO) tot en met 6(BTM→) in het submenu dat verschijnt wanneer u op 1(GRAB) drukt, zijn hetzelfde als de opdrachten 1(GO) tot en met 5(BTM→) van het submenu van de opdracht JUMP.
  • Pagina 376 k Celopmaak opgeven Voor elke cel kunt u de tekstkleur, de celkleur en de lichtheid van de celkleur (Normal of Lighter) opgeven. u Celopmaak opgeven 1. Selecteer het celbereik waarvoor u de opmaak wilt opgeven. 2. Druk op !f(FORMAT) om het dialoogvenster FORMAT weer te geven.
  • Pagina 377 k Celinhoud kopiëren en plakken U kunt de inhoud van een of meer cellen kopiëren en op een andere locatie plakken. Wanneer u de kopieerbewerking uitvoert, kunt u desgewenst de inhoud naar meerdere locaties kopiëren. u Spreadsheetgegevens kopiëren en plakken 1.
  • Pagina 378 Wanneer u een celbereik knipt en plakt, worden verwijzingsnamen die van invloed zijn op relaties binnen het bereik dienovereenkomstig gewijzigd wanneer het bereik wordt geplakt. De juiste relatie blijft dus behouden, ongeacht of het relatieve of absolute verwijzingsnamen zijn. → Het celbereik B1:C1 dat de formule =B1+5 bevat, knippen en plakken in B2:C2.
  • Pagina 379 k Dezelfde formule invoeren in een bereik van cellen Gebruik de opdracht Fill als u dezelfde formule wilt invoeren in een opgegeven bereik van cellen. Voor kopiëren en plakken gelden dezelfde regels als voor relatieve en absolute celnaamverwijzingen. Wanneer u bijvoorbeeld dezelfde formule wilt invoeren in de cellen B1, B2 en B3, hoeft u met de opdracht Fill de formule slechts één keer in te voeren in cel B1.
  • Pagina 380 k Constante gegevens sorteren Alleen constante gegevens kunnen worden gesorteerd. U kunt meerdere kolommen in een rij of meerdere regels in een kolom selecteren om te sorteren. u Constante gegevens sorteren 1. Selecteer een aantal kolomcellen in een rij of een aantal rijcellen in een kolom. •...
  • Pagina 381 u Een rij of kolom met lege cellen invoegen 1. Verricht een van de volgende handelingen om aan te geven waar en hoeveel rijen of kolommen moeten worden ingevoegd. • Rijen invoegen Selecteer het aantal rijen dat u wilt invoegen, te beginnen met de rij meteen onder de rij waar u wilt invoegen.
  • Pagina 382 3. Speciale opdrachten gebruiken in de modus Spreadsheet De modus Spreadsheet biedt een aantal speciale opdrachten zoals CellSum( waarmee u de som van een celbereik verkrijgt en CellIf( waarmee u takvoorwaarden bepaalt. Deze speciale opdrachten kunnen in formules worden gebruikt. k Lijst met speciale opdrachten in de modus Spreadsheet Invoertoetsbewerkingen kunnen alleen bij celinvoer worden uitgevoerd.
  • Pagina 383 Opdracht Beschrijving CellMedian( Retourneert de mediaanwaarde in een bepaald celbereik. Invoertoetsbewerking: 5(CELL)4(Med) (Mediaan van cellen) Syntaxis: CellMedian(begincel:eindcel[)] Voorbeeld: =CellMedian(A3:C5) Retourneert de mediaanwaarde van de gegevens in celbereik A3:C5. CellSum( Retourneert de som van de gegevens in een bepaald celbereik. Invoertoetsbewerking: 5(CELL)5(Sum) (Som van cellen) Syntaxis: CellSum(begincel:eindcel[)] Voorbeeld: =CellSum(A3:C5)
  • Pagina 384 4. Voorwaardelijke opmaak De functie voor voorwaardelijke opmaak kan worden toegepast voor het definiëren van voorwaardelijke expressies (zoals as A1<0) die de indeling (tekstkleur, opvulkleur, verfstijl) van een cel bepalen. k Overzicht voorwaardelijke opmaak U kunt maximaal twee voorwaarden voor elke cel opgeven. Druk op 6(g)5(CONDIT) om het scherm Condition weer te geven.
  • Pagina 385 • Type: Expression Gebruik dit type voorwaarde voor het bepalen van een voorwaarde op basis van een formule (zoals CelMin(A1:B10)≤C1) die verwijst naar een of meer cellen. Dit type voorwaarde heeft een groot aantal toepassingen voor het instellen van voorwaarden zoals hieronder wordt getoond.
  • Pagina 386 6. Gebruik f en c om “Format” te markeren en druk op 1(SETFORM). • Voer in het weergegeven dialoogvenster FORMAT de stappen 3 en 4 uit van de procedure onder “Celopmaak opgeven” (pagina 9-13) voor het configureren van de opmaakinstellingen. •...
  • Pagina 387 Hieronder ziet u de basissyntaxis voor het invoeren van waarden voor V1, V2 en Value. • Markeer de regel waarvan u de instelling wilt wijzigen, voer een waarde of berekeningsformule in en druk vervolgens op w. Als u een berekeningsformule invoert, geeft de eindwaarde het berekeningsresultaat weer.
  • Pagina 388 - 2(ERROR) ... Voert “ERROR” in in de voorwaardelijke expressie. U kunt dit bijvoorbeeld gebruiken voor de invoer A1=ERROR. De beslissing hangt ervan af of “ERROR” wel of niet wordt weergegeven in de cel waarnaar wordt verwezen in de voorwaardelijke expressie (A1 in dit voorbeeld).
  • Pagina 389 u Procedure 1. Selecteer het celbereik B3:C4. 2. Druk op 6(g)5(CONDIT) om het scherm Condition weer te geven. • Condition1 wordt eerst weergegeven, dus configureer hier de eerste voorwaarde. 3. Gebruik c om “Expre” (Expression) te markeren en druk vervolgens op 6(g)1(C< ). •...
  • Pagina 390 5. Statistische grafieken tekenen en statistische en regressieberekeningen maken Om het verband tussen twee gegevenssets (bijvoorbeeld de temperatuur en de prijs van een product) te onderzoeken, worden trends duidelijker aan de hand van een grafiek met de ene gegevensset als -as en de andere gegevensset als -as.
  • Pagina 391 k Bewerkingen op het scherm met algemene grafiekinstellingen Via het scherm met algemene grafiekinstellingen kunt u aangeven welke gegevens moeten worden gebruikt voor het maken van grafieken en tevens het soort grafiek kiezen. u Statistische grafiekinstellingen configureren 1. Geef de statistische berekeningsgegevens op in de spreadsheet en selecteer vervolgens de cellen waarvan u een grafiek wilt maken.
  • Pagina 392 Optie Beschrijving Frequency Bepaalt welke cellen waarden bevatten die de frequentie van elk grafiekitem aangeven. Selecteer 1(1) als u geen frequentiewaarden wilt gebruiken. Bepaalt welk merkteken ( , , of ) wordt gebruikt op het Mark Type spreidingsdiagram. 3. Gebruik f en c om de instelling die wilt wijzigen te markeren. Kies de gewenste instelling in het functiemenu dat verschijnt.
  • Pagina 393 k Het gegevensbereik voor statistische berekeningen opgeven Via een speciaal instelscherm kunt u het gegevensbereik bepalen dat moet worden gebruikt voor statistische berekeningen. u Het gegevensbereik voor statistische berekeningen bepalen 1. Voer de statistische berekeningsgegevens in in de spreadsheet en selecteer vervolgens het celbereik.
  • Pagina 394 k Vergelijkende tabel voor functiemenu van modus Statistics en modus Spreadsheet In de modus Statistics en de modus Spreadsheet zijn de statistische grafiekfuncties ondergebracht in het functiemenu GRAPH en de statistische/regressieberekeningsfuncties in het functiemenu CALC. De structuur van deze menu’s en hun submenu’s is identiek in de modus Statistics en de modus Spreadsheet.
  • Pagina 395 Bij het tekenen van een taartdiagram of staafdiagram wijken alleen de instellingen voor Color Link (pagina 6-3) af van de instellingen in de modus Statistics en de modus Spreadsheet. Als u dit Voor dit selecteert Gebeurt dit: grafiektype: voor Color Link: Category Van de gegevens die worden gebruikt voor het tekenen van...
  • Pagina 396 3. Voer de volgende bewerking uit voor het weergeven van het scherm met algemene grafiekinstellingen: 6(g)1(GRAPH)6(SET). • De instellingen “Category” en “Data” worden automatisch geconfigureerd. Controleer of A1:A5 wordt weergegeven voor “Category” en B1:B5 wordt weergegeven voor “Data”. 4. Gebruik f en c om “Graph Type” te markeren en druk vervolgens op 4(Pie). 5.
  • Pagina 397 6. Geheugen modus Spreadsheet U kunt de verschillende geheugens van de rekenmachine (variabelen, lijstgeheugen, bestandsgeheugen, matrixgeheugen, vectorgeheugen) gebruiken om gegevens op te slaan en die dan oproepen in de spreadsheet. k Spreadsheetgegevens opslaan in een geheugen De volgende tabel geeft een overzicht van de opslagbewerkingen voor elk geheugentype. Meer details over elke bewerking vindt u in de voorbeelden onder de tabel.
  • Pagina 398 Belangrijk! Hieronder staat beschreven wat er gebeurt wanneer u gegevens probeert op te slaan in een geheugen als een cel geen gegevens bevat, als een cel tekst bevat of als ERROR verschijnt voor een cel. • Indien u gegevens toekent aan een variabele, treedt er een fout op. •...
  • Pagina 399 Geheugentype Oproepbewerking Vectorgeheugen U kunt gegevens van een opgegeven vectorgeheugen oproepen naar een reeks cellen in één rij of één kolom. Terwijl de eerste cel (Vct A ~ Vct Z) van het bereik in één rij of één kolom is geselecteerd, drukt u op 6(g)4(RECALL)4(VCT) en voert u vervolgens de vectornaam in op het scherm dat verschijnt.
  • Pagina 400 eActivity Hoofdstuk 10 U kunt de modus eActivity gebruiken om gegevens in een eActivity-bestand te plaatsen. U kunt tekst, numerieke uitdrukkingen en afbeeldingen invoeren, en gegevens plakken (zoals grafieken, tabellen, enz.) vanuit de ingebouwde toepassingen van de rekenmachine, zoals “strips”. De eActivity-bestanden kunnen bijvoorbeeld door een leraar worden gebruikt om wiskundige problemen of oefeningen te maken die tips over oplossingen geven, voor distributie naar studenten.
  • Pagina 401 Hieronder wordt uitgelegd welke soorten gegevens u in een eActivity-bestand kunt invoeren en bewerken. Tekstregel .....In een tekstregel kunt u karakters, getallen en uitdrukkingen als niet- uitvoerbare tekst invoeren. Wiskundige regel ..Gebruik de wiskundige regel om een uitvoerbare rekenformule in te voeren. Het resultaat verschijnt op de volgende regel.
  • Pagina 402 k Functiemenu Werkruimte De inhoud van het functiemenu in de werkruimte hangt af van de huidige geselecteerde regel (of strip). • Gangbare menuopties voor werkruimte Alleen de onderstaande menuopties die met een asterisk (*) zijn gemarkeerd, worden ondersteund wanneer er een afbeeldingsregel is geselecteerd. •...
  • Pagina 403 • { COLOR } ... Toont het volgende COLOR-submenu. • { MARKER } ... Activeert de markeringsmodus voor het markeren van tekst (pagina 10-10). • { CHAR } ... Activeert de kleurenmodus voor het kleuren van tekst (pagina 10-11). • { MEMO } ... Toont het volgende MEMO-submenu. •...
  • Pagina 404 2. Voer maximum 8 tekens in voor de bestandsnaam en druk vervolgens op w. • Er wordt een scherm met een lege werkruimte geopend. Cursor • De volgende karakters zijn toegestaan in de bestandsnaam. A tot Z, {, }, ’, ~, 0 tot 9 u Een bestand openen Gebruik f en c om het bestand te markeren dat u wilt openen, en druk vervolgens op 1(OPEN) of w*.
  • Pagina 405 4. Invoeren en bewerken van gegevens Alle bewerkingen in dit gedeelte worden uitgevoerd op het werkruimtescherm van de eActivity. Gebruik de procedures onder “Bewerkingen op eActivity-bestanden” (pagina 10-4) om een nieuw bestand aan te maken of een bestaand bestand te openen. k Verplaatsen van de cursor en scrollbewerkingen Als u dit wilt doen: Gebruik deze toetsbewerking:...
  • Pagina 406 • “CALC” wordt weergegeven voor de F3-functiemenuoptie als de cursor in een wiskundige regel staat. Door te drukken op 3(CALC) wijzigt u de wiskundige regel in een tekstregel. • Als de cursor in een strip staat, gebruik f en c om de cursor naar een wiskundige regel te verplaatsen.
  • Pagina 407 u Een berekeningsformule in eActivity invoeren 1. Verplaats de cursor naar een wiskundige regel. • Zolang de cursor in een wiskundige regel staat, wordt “CALC” weergegeven voor de F3-functiemenuoptie. Dit geeft aan dat het invoeren van een wiskundige uitdrukking is ingeschakeld.
  • Pagina 408 u Matrixberekeningen met behulp van de Matrix Editor Door het selecteren van { 'MAT/VCT} in het functiemenu wordt de Matrix Editor weergegeven. Bewerkingen in de Matrix Editor en matrixberekeningen in de eActivity -modus zijn fundamenteel hetzelfde als die in de Run-Matrix -modus. Voor details over de Matrix Editor en matrixbewerkingen, zie “Matrixberekeningen”...
  • Pagina 409 u Een regeleinde invoegen In het functiemenu, selecteer {INSERT} en daarna {STOP} om een regeleinde boven de huidige geselecteerde regel of strip in te voegen. k Tekst markeren en de tekstkleur wijzigen U kunt een tekstregel of wiskundige regel markeren of de kleur ervan wijzigen om deze te benadrukken.
  • Pagina 410 u Tekstkleur wijzigen 1. Plaats de cursor aan het begin (of einde) van de tekst waarvan u de kleur wilt wijzigen. 2. Druk op 6( g) 5(COLOR) 2(CHAR). 3. Druk op de cijfertoets die overeenkomt met de kleur die u wilt gebruiken in het dialoogvenster dat verschijnt.
  • Pagina 411 u Een notitie aan een regel toevoegen 1. Verplaats de cursor naar de tekstregel of wiskundige regel waaraan u een notitie wilt toevoegen. 2. Als de cursor op een tekstregel staat, drukt u op 6( g) 6( g) 3(MEMO) 1(INSERT). Als de cursor op een wiskundige regel staat, drukt u op 6( g) 6( g) 1(MEMO) 1(INSERT).
  • Pagina 412 u De tekst van een bestaande notitie wijzigen 1. Verplaats de cursor naar de regel waaraan de notitie is toegevoegd die u wilt bewerken. 2. Als de cursor op een tekstregel staat, drukt u op 6( g) 6( g) 3(MEMO) 4(VIEW). Als de cursor op een wiskundige regel staat, drukt u op 6( g) 6( g) 1(MEMO) 4(VIEW).
  • Pagina 413 k Een afbeelding (foto) invoegen Zie de volgende tabel voor een overzicht van de ondersteunde bestandsgrootten voor afbeeldingen die u in een eActivity-bestand kunt invoegen. Breedte × Grootte Voorbeeldscherm hoogte (pixels) (a) 384 × 216 Dit is de totale schermgrootte voor dit model.
  • Pagina 414 u Een afbeelding invoegen 1. Gebruik f en c om de cursor naar de locatie te verplaatsen waar u de afbeelding wilt invoegen. 2. Als de cursor op een tekstregel staat, drukt u op 6( g) 3(INSERT) 4(PICTURE). Als de cursor op een wiskundige regel staat, drukt u op 5(INSERT) 4(PICTURE).
  • Pagina 415 u Een rand om een afbeelding toevoegen 1. Gebruik f en c om de afbeelding te selecteren waaraan u een rand wilt toevoegen. 2. Druk op !f(FORMAT). • Er verschijnt een dialoogvenster waarin u de stijl en kleur van de rand kunt opgeven. 3.
  • Pagina 416 Stripgegevenstypes Gegevenstype Stripnaam Rekengegevens Run-Matrix-modus (wanneer de Run-Matrix-modus wordt opgeroepen vanuit een eActivity, start deze in de Math invoer/ uitvoer-modus.) Grafiekschermgegevens Graph-modus Graph Grafiekrelatielijstschermgegevens Graph-modus Graph Editor Tabelrelatielijstschermgegevens Table-modus Table Editor Grafiekschermgegevens Conic Graphs-modus Conics Graph Functielijstschermgegevens Conic Graphs-modus Conics Editor Statistische grafiekschermgegevens Statistics-modus Stat Graph List Editor-gegevens Statistics-modus...
  • Pagina 417 u Een strip invoegen 1. Verplaats de cursor naar de positie waar u de strip wilt invoegen. 2. Druk op 2(STRIP). • In het dialoogvenster dat wordt weergegeven ziet u de lijst met strips die u kunt invoegen. Zie “Stripgegevenstypes” voor meer informatie over weergavenamen en gegevenstypes die in dit dialoogvenster verschijnen (pagina 10-17).
  • Pagina 418 8. Voer de functie in waarvan u een grafiek wilt maken. (Voorbeeld: Y = – 1) 9. Druk op 6(DRAW). • Er wordt een grafiek gemaakt van de ingevoerde functie. 10. Druk op !a( ' ) om terug te keren naar de werkruimte van eActivity. •...
  • Pagina 419 Hieronder staan de functiemenuopties van het scherm Notes beschreven. • { JUMP }... Laat een JUMP-menu verschijnen om naar het begin ( 1(TOP)) van de gegevens, het einde ( 2(BOTTOM)) van de gegevens, de vorige pagina ( 3(PageUp)) of de volgende pagina ( 4(PageDown)) te springen.
  • Pagina 420 u Schakelen tussen de werkruimte van eActivity en een toepassingsscherm dat vanuit een strip is opgeroepen Druk op !a( ' ). Bij elke druk op !a( ' ) wordt geschakeld tussen het werkruimtescherm van eActivity en het toepassingsscherm dat vanuit een strip is opgeroepen. u Schakelen tussen een toepassingsscherm dat vanuit een strip is opgeroepen en een ander toepassingsscherm Druk op !,( , ).
  • Pagina 421 CASIO-rekenmachines die ouder zijn dan de fx-CG10/fx-CG20/fx-CG20 AU/fx-CG50/fx- CG50 AU. • Als u de fx-CG10, de fx-CG20, de fx-CG20 AU, de fx-CG50 of de fx-CG50 AU gebruikt om een eActivity-bestand met de bestandsextensie g1e of g2e dat is gemaakt op een oudere...
  • Pagina 422 k eActivity-scherm over het geheugengebruik weergeven De maximumgrootte van een eActivity-bestand is ong. 29.000 bytes.* Via het eActivity-scherm over het geheugengebruik kunt u controleren hoeveel geheugenruimte er nog beschikbaar is voor het huidige bestand. * De effectieve maximumgrootte hangt af van het capture- en klembordgeheugengebruik en kan minder zijn dan 29.000 bytes.
  • Pagina 423 Geheugenbeheer Hoofdstuk 11 Deze rekenmachine beschikt over hoofdgeheugen en opslaggeheugen voor de opslag van gegevens. Het hoofdgeheugen is een werkgebied waar u gegevens kunt invoeren, berekeningen maakt en programma’s uitvoert. De gegevens in het hoofdgeheugen kunnen gewist worden wanneer de batterijen leeg raken of wanneer u het toestel volledig initialiseert (reset). In het opslaggeheugen worden eActivity-bestanden, afbeeldingsgegevens (g3p-bestanden) en andere betrekkelijk omvangrijke gegevens opgeslagen.
  • Pagina 424 • Gebruik de cursortoetsen f en c om het gewenste pictogram aan te klikken, en controleer het aantal geheugenbytes dat door elk gegevenstype wordt gebruikt. • Op de statusbalk wordt aangegeven hoeveel geheugencapaciteit het momenteel weergegeven geheugengebied (hoofd- of opslaggeheugen) nog heeft. •...
  • Pagina 425 U kunt de volgende gegevens controleren. Hoofdgeheugen Opmerking Voor informatie over de kolom “Overwrite Check” in de onderstaande tabel, zie “Een verzending uitvoeren” (pagina 13-12) en “Foutcontroles tijdens het kopiëren van gegevens” (pagina 11-9). Controle op Pictogram/gegevensnaam Inhoud overschrijven 3D grafiekgroep —...
  • Pagina 426 Controle op Pictogram/gegevensnaam Inhoud overschrijven Matrix = A tot Z en Ans) Vector = A tot Z en Ans) Picture Plot-groep — @PICTPLT Picture Plot-gegevens PICTPLOT Groep programma’s — PROGRAM Programma’s Elke programmanaam Rijen en reeksen Neen RECURSION Groep spreadsheets —...
  • Pagina 427 Pictogram Bestandsextensie Beschrijving .g3p Afbeeldingsbestanden .g3b Flipbook-bestanden .bmp Bitmapbestanden .txt Tekstbestanden .csv CSV-bestanden Andere Deze bestanden worden door deze rekenmachine bestandsnaamextensies niet ondersteund. “No Data” wordt weergegeven als er geen gegevens zijn opgeslagen in het opslaggeheugen. k Een map aanmaken in het opslaggeheugen u Een nieuwe map aanmaken 1.
  • Pagina 428 u Een map hernoemen 1. Selecteer in het informatievenster van het opslaggeheugen de map die u wilt hernoemen. 2. Druk op 4(FOLDER) 2(RENFLDR) om het scherm te openen om de map te hernoemen. • De overige stappen van deze procedure zijn gelijk aan de stappen vanaf stap 2 onder “Een nieuwe map aanmaken”...
  • Pagina 429 k Gegevens selecteren • Druk op 1(SELECT) om het aangeklikte item te selecteren. Dit item wordt aangeduid door de selectieaanwijzer ( ) die ernaast staat. Als u nogmaals drukt op 1(SELECT), wordt de selectie van het item opgeheven en verdwijnt de selectieaanwijzer. •...
  • Pagina 430 • Als u de kopieerbewerking wilt annuleren, drukt u op J. 6. Druk op 5(g3m) of 6(g2m) om de juiste bestandsindeling op te geven. • g3m is de bestandsindeling voor fx-CG10/fx-CG20/fx-CG20 AU/fx-CG50/fx-CG50 AU- bestanden. g2m is de bestandsindeling waarmee gegevens naar de fx-9860G en andere oudere modellen rekenmachines worden overgebracht via verbindingssoftware (FA-124).
  • Pagina 431 u Kopiëren van het opslaggeheugen naar het hoofdgeheugen 1. Selecteer in het informatievenster van het opslaggeheugen het bestand dat u wilt kopiëren. • U kunt alleen bestanden met de volgende bestandsnaamextensies naar het hoofdgeheugen kopiëren: g1m, g2m, g3m, g1r, g2r. Als u een bestand met een andere indeling selecteert en de volgende stap uitvoert, verschijnt de foutmelding “Invalid Type”.
  • Pagina 432 Controle op niet-overeenkomende types Alleen bestanden met de bestandsnaamextensie .g1m, .g2m, .g3m, .g1r of .g2r kunnen vanuit het opslaggeheugen naar het hoofdgeheugen worden gekopieerd. Bij andere bestandstypen verschijnt een foutmelding dat het type niet overeenkomt. k Andere bestandsbewerkingen u Een bestand of map wissen 1.
  • Pagina 433 k Een reservekopie maken van de gegevens in het hoofdgeheugen (back- u Een reservekopie maken van gegevens in het hoofdgeheugen (back-up) 1. Druk in het beginscherm van de modus Memory op 4(BACKUP). 2. Druk op 1(SAVE). • Het keuzescherm van de map wordt weergegeven. 3.
  • Pagina 434 u Reservekopiegegevens terugzetten in het hoofdgeheugen 1. Druk in het beginscherm van de modus Memory op 4(BACKUP). • In het scherm dat wordt weergegeven kunt u bevestigen of er wel of niet reservekopiegegevens in het opslaggeheugen staan. 2. Druk op 2(LOAD). •...
  • Pagina 435 k Het opslaggeheugen optimaliseren Wanneer u veelvuldig gegevens opslaat en laadt, kan het opslaggeheugen gefragmenteerd raken. Als gevolg hiervan kunt u in bepaalde geheugenblokken geen gegevens opslaan. Daarom is het raadzaam periodiek het opslaggeheugen te optimaliseren. Hierdoor worden de gegevens in het opslaggeheugen gedefragmenteerd en wordt het geheugen efficiënter gebruikt.
  • Pagina 436 Systeembeheer Hoofdstuk 12 Gebruik Systeembeheer om systeeminformatie te bekijken en om systeeminstellingen te doen. 1. Systeembeheer gebruiken Kies in het hoofdmenu de modus System en geef de volgende menuopties weer. • 1(DISPLAY) ... {aanpassing van schermhelderheid} • 2(PWRProp) ... {instellingen voor energiebesparing} •...
  • Pagina 437 k Instellingen energiebesparing u Stel de automatische uitschakeltijd in Wanneer het beginscherm van de modus System wordt weergegeven, drukt u op 2(PWRProp) om het scherm Power Properties weer te geven. • 1(10Min) ... {10 minuten} (standaardinstelling) • 2(60Min) ... {60 minuten} Druk op J of !J(QUIT) om terug te keren naar het eerste System -modusscherm.
  • Pagina 438 k Systeemtaal instellen Met de optie LANGUAGE kunt u bepalen in welke taal ingebouwde toepassingen worden weergegeven. u De berichttaal kiezen 1. Wanneer het beginscherm van de modus System wordt weergegeven, drukt u op 3(LANGUAGE) om het keuzescherm Message Language weer te geven. 2.
  • Pagina 439 k Versielijst Gebruik VERSION (versie) om de versie van het besturingssysteem weer te geven. u Versiegegevens bekijken 1. Druk in het beginscherm van de modus System op 4(VERSION) om de versielijst weer te geven. 2. Gebruik f en c om in het scherm te bladeren. De inhoud van de lijst wordt hieronder weergegeven.
  • Pagina 440 De volgende tabel toont de functies van de functietoetsen. U kunt de functietoetsen gebruiken om specifieke gegevens te wissen. Functies van de functietoets Gegevens van Talen voor Configuratie- Gegevens van Invoegtoe- opslaggeheugen invoegtoe- gegevens hoofdgeheugen passingen wissen (exclusief passingen initialiseren wissen wissen invoegtoepassingen...
  • Pagina 441 Opmerking Wanneer u op 6( g) 2(ALL) hebt gedrukt om alle instellingen te initialiseren, moet u een aantal begininstellingen configureren, net als toen u de rekenmachine na aankoop voor het eerst inschakelde. De volgende schermen worden automatisch weergegeven in de aangegeven volgorde.
  • Pagina 442 k Gebruikersnaam Aan de hand van de procedure in dit gedeelte kunt u zich registreren als gebruiker van deze rekenmachine door uw naam en organisatie op te geven. Belangrijk! • Om misbruik van uw rekenmachine te voorkomen, moet u niet vergeten ook een wachtwoord op te geven wanneer u uw naam en organisatie opgeeft.
  • Pagina 443 u De gebruikersnaam en organisatie verwijderen 1. Druk op het eerste scherm van de System -modus op 6( g) 2(UserName) om het scherm voor de gebruikersnaam weer te geven. 2. Druk op 2(DELETE). • De cursor wordt weergegeven in het veld “Password”. 3.
  • Pagina 444 • 3-pens seriële poort • Snelheid (BPS): Maximaal 9600 bps (verbonden met rekenmachine van de CFX-9850G- of fx-7400G-serie) Maximaal 115200 bps (verbonden met een andere fx-CG10-, fx-CG20-, fx-CG20 AU-, fx-CG20 CN-, fx-CG50-, fx-CG50 AU-, fx-9860G SD-, fx-9860G -, fx-9860G AU PLUS-, fx-9750G...
  • Pagina 445 2. Druk op 1(On). De activeringsfunctie wordt ingeschakeld en het hoofdmenu voor gegevenscommunicatie wordt weer weergegeven. 3. Zet het ontvangende toestel aan. 4. Verbind het ontvangende toestel met het verzendende toestel. 5. Als u op het verzendende toestel een verzending uitvoert, wordt het ontvangende toestel automatisch ingeschakeld en worden de gegevens overgedragen.
  • Pagina 446 1. Gegevenscommunicatie tussen de rekenmachine en een computer Wanneer u een USB-verbinding tussen de rekenmachine en een computer tot stand brengt, herkent de computer het opslaggeheugen van de rekenmachine als een station voor massaopslag. Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, wordt de inhoud van het hoofdgeheugen automatisch in het opslaggeheugen gelezen zodat de gegevens in het hoofdgeheugen kunnen worden geopend vanaf de computer.
  • Pagina 447 3. Druk op 1(USB Flash). • Het bericht “Preparing USB” wordt weergegeven op de rekenmachine. Voer geen bewerkingen uit op de rekenmachine. Wanneer een verbinding tussen de rekenmachine en een computer tot stand wordt gebracht, verschijnt het hier weergegeven scherm. 4.
  • Pagina 448 k Gegevens tussen de rekenmachine en een computer overdragen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de rekenmachine verbindt met de computer en het rekenmachinestation op de computer opent om gegevens over te dragen. u Gegevens in het hoofdgeheugen tijdens een USB-verbinding De inhoud van de map @MainMem op het rekenmachinestation komt overeen met de inhoud van het hoofdgeheugen van de rekenmachine.
  • Pagina 449 Groepsnaam Mapnaam Itemnaam Bestandsnaam @MainMem hoofdgeheugen @MainMem hoofdgeheugen CONICS CONICS.g3m DYNA MEM DYNA MEM.g3m EQUATION EQUATION.g3m FINANCIAL FINANCE.g3m ROOT ROOT STAT STAT.g3m SYSTEM SYSTEM.g3m TABLE TABLE.g3m Y=DATA Y=DATA.g3m Gegevens in het hoofdgeheugen bijwerken bij beëindiging van een USB- verbinding Tijdens een USB-verbinding tussen de rekenmachine en een computer kunt u via de computer de inhoud van de map @MainMem bewerken door mappen en bestanden te verwijderen, bestanden te bewerken, bestanden toe te voegen, enzovoort.
  • Pagina 450 • Als u niet-ondersteunde bestanden of mappen in de map @MainMem plaatst, worden deze verplaatst naar de map “SAVE-F” in het opslaggeheugen van de rekenmachine en worden deze niet weergegeven in het hoofdgeheugen. • Als de beschikbare capaciteit in het hoofdgeheugen niet toereikend is voor de gegevens in de map @MainMem, wordt het bericht “Memory ERROR”...
  • Pagina 451 • In Windows kunt u Kladblok of een vergelijkbaar programma gebruiken. In Mac OS kunt u bijvoorbeeld TextEdit gebruiken. 4. Voer de vereiste bewerkingen uit. • Zie “Wetenschappelijke CASIO-specifieke functieopdrachten ⇔ Tekstconversietabel” (pagina 8-60) voor informatie over rekenmachineopdrachten en de bijbehorende tekenreeksen.
  • Pagina 452 k Aandachtspunten bij USB-verbindingen • Afhankelijk van uw besturingssysteem, voert u een van de volgende bewerkingen op de computer uit om de verbinding met de rekenmachine te verbreken. - Windows: klik op het pictogram “Hardware veilig verwijderen” op de taakbalk in de rechterbenedenhoek van het scherm.
  • Pagina 453 (2) Druk op 4(CABLE). Het scherm voor het selecteren van het kabeltype wordt weergegeven. (3) Druk op 2(3PIN). SB-62 kabel • Voor deze configuratie worden de volgende modellen ondersteund. fx-CG10, fx-CG20, fx-CG20 AU, fx-CG20 CN, fx-CG50, fx-CG50 AU Ouder model rekenmachine fx-9860G SD, fx-9860G , fx-9860G AU PLUS, fx-9750G...
  • Pagina 454 k Gegevens overdragen Verbind de beide rekenmachines en voer de volgende procedures uit. Ontvangende rekenmachine Als u de rekenmachine zo wilt instellen dat deze gegevens ontvangt, drukt u op 2(RECV) terwijl het hoofdmenu voor gegevenscommunicatie wordt weergegeven. De stand-bymodus voor het ontvangen van gegevens wordt geactiveerd en de rekenmachine is gereed om gegevens te ontvangen.
  • Pagina 455 u Een verzending uitvoeren Wanneer u de te verzenden gegevens hebt geselecteerd, drukt u op 6(TRANSMIT). Er wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd de verzending te bevestigen. • 1(Yes) ... gegevens worden verzonden • 6(No) ... het scherm voor het selecteren van gegevens wordt opnieuw weergegeven Druk op 1(Yes) om de gegevens te verzenden.
  • Pagina 456 Gegevens van deze rekenmachine overdragen naar een ouder model Alleen gegevens voor functies die zowel op deze rekenmachine (fx-CG10/fx-CG20/fx- CG20 AU/fx-CG50/fx-CG50 AU) als op het oudere model beschikbaar zijn, kunnen worden overgedragen. Gegevens voor een functie die wel op deze rekenmachine, maar niet op het oudere model beschikbaar is, kunnen niet worden overgedragen.
  • Pagina 457 Syntax ERROR. *5 Wanneer voor een instelling een optie is geconfigureerd die wordt ondersteund door deze rekenmachine (fx-CG10/fx-CG20/fx-CG20 AU/fx-CG50/fx-CG50 AU), maar niet door de ontvangende rekenmachine, wordt op de ontvangende rekenmachine automatisch de standaardwaarde ingesteld. Als op de fx-CG10/fx-CG20/fx-CG20 AU/fx-CG50/fx-CG50 AU bijvoorbeeld “Thin”...
  • Pagina 458 Gegevens van een ouder model overdragen naar deze rekenmachine Vrijwel alle gegevens op een ouder CASIO-model kunnen worden overgedragen naar deze rekenmachine (fx-CG10/fx-CG20/fx-CG20 AU/fx-CG50/fx-CG50 AU). • Bepaalde gegevens worden mogelijk geconverteerd om deze compatibel te maken met de specificaties van deze rekenmachine.
  • Pagina 459 3. De rekenmachine verbinden met een projector U kunt de rekenmachine met een CASIO-projector verbinden en de inhoud van het scherm van de rekenmachine op een scherm projecteren. k Ondersteunde projectoren Bezoek de volgende site voor informatie over aansluitbare projectors.
  • Pagina 460 Geometry Hoofdstuk 14 1. Geometry-modusoverzicht In de Geometry-modus kunt u geometrische objecten tekenen en analyseren. Kies in het hoofdmenu de modus Geometry. k Menu’s Geometry-modus In afwijking van andere modi beschikt de Geometry-modus niet over functiemenu’s onder aan het scherm. In plaats daarvan maakt het gebruik van de menu’s [F1] tot [F6] en [OPTN], zoals hieronder wordt weergegeven.
  • Pagina 461 k Menufuncties In de volgende tabellen ziet u de menuopties die in elk van de menu’s in de Geometry-modus verschijnen. u 1(File) Om dit te doen: Selecteer deze menuoptie: Een nieuw bestand creëren 1:New Een bestand openen 2:Open Een bestand onder een nieuwe naam opslaan 3:Save as Een lijst weergeven van de functies die bij elke toets horen 4:Key Help...
  • Pagina 462 u 3(Draw) Om dit te doen: Selecteer deze menuoptie: Een punt uitzetten 1:Point Een lijnstuk tekenen 2:Line Segment Een rechte lijn tekenen 3:Infinite Line Een straal tekenen 4:Ray Een vector tekenen 5:Vector Een cirkel tekenen 6:Circle Een boog tekenen 7:Arc Een halve cirkel tekenen 8:SemiCirc (Diam) u 3e(Draw Spec)
  • Pagina 463 u 5(Transform) Om dit te doen: Selecteer deze menuoptie: Een object spiegelen 1:Reflection Een object verschuiven volgens specifieke waarden 2:Translation Een object verschuiven met een bestaande vector 3:Trans(Sel Vec) Een object roteren 4:Rotation Een object verwijden 5:Dilation Een object 180 graden op een opgegeven punt roteren 6:Symmetry u 6(Animate) Om dit te doen:...
  • Pagina 464 u K(Option)e(Properties) Om dit te doen: Selecteer deze menuoptie: Het geselecteerde object naar voren halen 1:to the front Het geselecteerde object naar achteren verplaatsen 2:to the back Alle tekst naar voren halen 3:All TEXT De helderheid van de achtergrondafbeelding aanpassen 4:Fade I/O Scherminhoud van Geometry-modus als afbeelding 5:Store Picture...
  • Pagina 465 k Bestanden Geometry-modus beheren In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe gegevens in Geometry-modus naar bestanden kunnen worden opgeslagen, en hoe u bestanden kunt beheren. u Een nieuw bestand maken 1. Voer de volgende bewerking uit: 1(File) – 1:New. • Het volgende dialoogvenster verschijnt als u een tekening op het scherm hebt.
  • Pagina 466 u Een bestand wissen 1. Voer de volgende bewerking uit: 1(File) – 2:Open. • Er verschijnt een menu met bestaande bestanden. 2. Verplaats de markering met c en f naar het bestand dat u wilt verwijderen en druk dan op 1(DELETE). •...
  • Pagina 467 k Een achtergrondafbeelding voor de Geometry-modus weergeven In de Geometry-modus kunt u een beeldbestand (g3p) openen en dit gebruiken als achtergrond voor een tekening in Geometry-modus. • Als u een g3p-bestand opent, iets tekent, en dan het resultaat in een bestand opslaat, dan wordt het g3p-bestand samen met de Geometry-modus opgeslagen.
  • Pagina 468 k De inhoud van het huidige scherm in de Geometry-modus opslaan als afbeelding (g3p-bestand) U kunt een schermafbeelding in de Geometry-modus opslaan als een beeldbestand (g3p). Het opgeslagen bestand bevat de huidige V-Window instellingsgegevens. u De inhoud van het huidige scherm opslaan als een afbeelding in het beeldgeheugen 1.
  • Pagina 469 k Toetsfuncties De onderstaande figuur geeft de toetsen weer die voor tekenbewerkingen in Geometry- modus worden gebruikt. Het metingvenster weergeven. (pagina 14-41) Menu’s weergeven. De cursor wordt (pagina 14-1) bewogen. Een handeling Selecteren, annuleren of deselecteren, uitvoeren. terugkeren naar het vorige menu of scherm.
  • Pagina 470 2. Objecten tekenen en bewerken In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de volgende bewerkingen moeten worden uitgevoerd. • Punten uitzetten, lijnstukken en polygonen tekenen, enz. ([F3](Draw)-menu, [F3] [g](Draw Spec)-menu) • Objecten selecteren en deselecteren ([F2](Edit)-menu) • Een loodrechte bissectrice, loodlijn enz. construeren in een getekend object ([F4](Construct)- menu) •...
  • Pagina 471 u Een gelabelde punt aan een bestaande lijn toevoegen Opmerking Met de volgende procedure kunt u een gelabeld punt aan een bestaande lijn toevoegen, aan een zijde van een polygoon, aan de omtrek van een cirkel, enz. 1. Voer de volgende bewerking uit: 3(Draw) – 1:Point. 2.
  • Pagina 472 u Een oneindige lijn tekenen 1. Voer de volgende bewerking uit: 3(Draw) – 3:Infinite Line. 2. Verplaats de aanwijzer naar een locatie op het scherm en druk dan op w. 3. Verplaats de aanwijzer naar een andere locatie op het scherm en druk dan op w. •...
  • Pagina 473 u Een cirkel tekenen 1. Voer de volgende bewerking uit: 3(Draw) – 6:Circle. 2. Verplaats de aanwijzer naar de locatie op het scherm waar u het middelpunt van de cirkel wilt tekenen en druk dan op w. 3. Verplaats de aanwijzer naar de locatie op het scherm waar u de omtrek van de cirkel wilt tekenen en druk dan op w.
  • Pagina 474 u Een halve cirkel tekenen 1. Voer de volgende bewerking uit: 3(Draw) – 8:SemiCirc (Diam). 2. Verplaats de aanwijzer naar het punt dat u wilt aanwijzen als het ene eind van de diameter van de halve cirkel, en druk dan op w. 3.
  • Pagina 475 4. Druk op w. • Hierdoor wordt een driehoek getekend. → • Als de locatie van de aanwijzer wanneer u op w drukt erg dicht in de buurt ligt van het in stap 2 opgegeven punt, dan zal de te tekenen driehoek de maximale grootte hebben die op het scherm past.
  • Pagina 476 4. Druk op w. • Hierdoor wordt een rechthoek of vierkant getekend. • Als de locatie van de aanwijzer wanneer u op w drukt erg dicht in de buurt ligt van het in stap 2 opgegeven punt, dan zal het te tekenen object de maximale grootte hebben die op het scherm past.
  • Pagina 477 u Een regelmatige veelhoek tekenen 1. Voer de volgende bewerking uit: 3e(Draw Spec) – 6:Regular n-gon. • Hierdoor verschijnt een dialoogvenster waarin u het aantal zijden kunt opgeven. 2. Voer een waarde van 3 tot 12 in en druk daarna op w. 3.
  • Pagina 478 k Objecten selecteren en deselecteren Voordat u een object kunt bewerken (verplaatsen of verwijderen) of een figuur kunt creëren met behulp van een object, moet het object of een deel ervan eerst worden geselecteerd. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe objecten worden geselecteerd en gedeselecteerd. u Een bepaald object selecteren 1.
  • Pagina 479 3. Druk op x of voer de volgende bewerking uit: 2(Edit) – 4:Select Figure. • Hierdoor wordt het gehele object geselecteerd. u Een bepaald object deselecteren 1. Als een functiepictogram zich in de rechterbovenhoek van het scherm bevindt, druk dan op J of op o om de functie te deselecteren.
  • Pagina 480 k De kleur en het lijntype van een weergegeven object opgeven Via de onderstaande procedure kunt u de kleur en het lijntype van een weergegeven figuur opgeven, de vulkleur binnen een figuur, of de kleur van tekst, labels, en andere objecten die geen figuur zijn.
  • Pagina 481 4. Om de instellingen die u hebt geconfigureerd toe te passen gaat u terug naar het dialoogvenster in stap 2 van deze procedure en drukt u op J. → u De kleur en het lijntype van een bepaald object opgeven 1.
  • Pagina 482 u Een loodlijn construeren 1. Teken een lijnstuk, zet een punt uit, en selecteer de lijn en het punt. 2. Voer de volgende bewerking uit: 4(Construct) – 2:Perpendicular. • Hierdoor wordt een loodlijn op het geselecteerde lijnstuk getekend die door het geselecteerde punt loopt.
  • Pagina 483 u Het snijpunt van twee lijnen construeren 1. Teken twee elkaar snijdende lijnstukken en selecteer deze. 2. Voer de volgende bewerking uit: 4(Construct) – 4:Intersection. • Hierdoor wordt het punt uitgezet waar de twee lijnstukken elkaar snijden. → Opmerking U kunt het snijpunt van twee lijnen construeren wanneer op het scherm twee van de volgende objecten (twee van hetzelfde object of twee verschillende objecten) zijn geselecteerd: lijnstuk, lijn, straal, vector, polygoonzijde, cirkel, of boog.
  • Pagina 484 u Een parallel construeren 1. Teken een lijnstuk, zet een punt uit, en selecteer de lijn en het punt. 2. Voer de volgende bewerking uit: 4(Construct) – 6:Parallel. • Hierdoor wordt een oneindige lijn getekend, parallel aan het geselecteerde lijnstuk, die door het geselecteerde punt loopt.
  • Pagina 485 u Een hoekmeting aan een figuur bevestigen 1. Teken een driehoek en selecteer twee zijden ervan. 2. Voer de volgende bewerking uit: 4(Construct) – 8:Attached Angle. • Hierdoor wordt de hoekmeting aan de figuur bevestigd. → • Als de melding “Select Display Position” verschijnt, kunt u met de cursortoetsen aangeven welke hoekmeting voor de twee geselecteerde zijden wordt weergegeven.
  • Pagina 486 5. Druk op w. • Dit geeft het object weer dat het lijnstuk als as gebruikt. → → Opmerking U kunt een lijnstuk, lijn, straal, polygoonzijde, de - of -as als as van de spiegeling gebruiken. u Een object verschuiven volgens opgegeven waarden 1.
  • Pagina 487 4. Druk op w. • Hierdoor wordt het oorspronkelijke object parallel verschoven in de richting van de geselecteerde vector. → → Opmerking Als u alleen een deel van een object selecteert voordat u stap 2 van bovenstaande procedure uitvoert, wordt alleen het geselecteerde deel verschoven. u Een object roteren 1.
  • Pagina 488 | < 10 en druk dan op w. 5. Voer een waarde voor de schaal in van 0,1 < | • Hierdoor wordt het oorspronkelijke object in een aangepaste grootte getekend. → → Opmerking • Als u alleen een deel van een object selecteert voordat u stap 2 van bovenstaande procedure uitvoert, wordt alleen het geselecteerde deel verwijd.
  • Pagina 489 k Een bewerking ongedaan maken en opnieuw uitvoeren Met de opdracht “Undo” (Ongedaan maken) kunt u de laatste bewerking ongedaan maken; met “Redo” (Opnieuw uitvoeren) kunt u een bewerking herstellen die u ongedaan hebt gemaakt. u De laatste bewerking ongedaan maken Meteen na de bewerking die u ongedaan wilt maken drukt u op * of voert u het volgende uit: 2(Edit) –...
  • Pagina 490 2. Druk op v. • Hierdoor verschijnt het pictogram in de rechterbovenhoek van het scherm en verandert de aanwijzer van naar . Ook wordt het in stap 1 geselecteerde object omsloten door een rechthoek. Eén hoekpunt Eén zijde geselecteerd Drie zijden geselecteerd geselecteerd 3.
  • Pagina 491 u Een object verwijderen 1. Selecteer het object dat u wilt verwijderen. • Als u bijvoorbeeld alleen een van de hoekpunten van een driehoek wilt verwijderen, selecteer dan het hoekpunt. Om alleen een zijde van de driehoek te verwijderen, selecteert u de zijde. 2.
  • Pagina 492 3. De verschijning van het Geometry-scherm regelen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de weergave van het scherm kan worden geregeld door te scrollen of te zoomen, en door de assen en het raster weer te geven of te verbergen. Belangrijk! Instellingen die u in het configuratiescherm van de Geometry-modus configureert zijn alleen van toepassing op de Geometry-modus.
  • Pagina 493 5. Verplaats met f en c de markering naar “Axes” en configureer de door u gewenste instellingen via de volgende bewerkingen. Deze instelling selecteren: Druk op deze toets: 1(On) Scherm-assen weergeven 2(Off) Scherm-assen verbergen 3(Scale) Schermassen en schaalwaarden weergeven 6. Als u tevreden bent met uw instellingen, druk dan op J. k De hoekeenheid en weergave van getallen opgeven Via de procedure in dit hoofdstuk kunt u hoekeenheden en lengtewaarden weergeven of verbergen.
  • Pagina 494 k Instellingen weergavescherm configureren U kunt de instellingen van het weergavescherm configureren om de coördinaten van de linkerrand van het scherm (Xmin) en de rechterranden (Xmax) in te stellen. De lengte van de -as word automatisch geconfigureerd met een verhouding van 1:2 ( -as: -as), maar u kunt instellen welk deel van de...
  • Pagina 495 4. Druk op J om de panmodus te verlaten. → Opmerking In de panmodus kunt u de vorm van de aanwijzer met elke druk op w wijzigen van naar en weer terug. Als de aanwijzer wordt weergegeven kunt u deze met de cursortoetsen naar een andere locatie op het scherm verplaatsen.
  • Pagina 496 u In- en uitzoomen Om de grootte van de weergegeven afbeelding te verdubbelen drukt u op + of voert u de volgende bewerking uit: 1e(View) – 4:Zoom In. Om de grootte van de weergegeven afbeelding met de helft te verkleinen drukt u op - of voert u de volgende bewerking uit: 1e(View) –...
  • Pagina 497 3. Voer maximaal 31 teksttekens in en druk dan op w. • De tekst wordt in de schermafbeelding ingevoegd op de locatie van de aanwijzer. → 4. U kunt nu eventueel de tekst naar een andere locatie op het scherm verplaatsen. •...
  • Pagina 498 k Een label toevoegen of aanpassen Bewerkingen met labels worden in dit hoofdstuk besproken aan de hand van een driehoek. In het eerste voorbeeld wordt een bestaand label aangepast; in het tweede voorbeeld wordt een label toegevoegd aan één zijde van de driehoek. u Een bestaand label aanpassen 1.
  • Pagina 499 6. Voer maximaal 14 tekens in voor de labeltekst en druk vervolgens op w. • Hierdoor wordt het label gewijzigd. → 7. Om het afmetingenvenster te sluiten drukt u tweemaal op J. u Een nieuw label toevoegen 1. Selecteer de zijde van de driehoek waaraan u de label wilt toevoegen.
  • Pagina 500 5. Gebruik van het afmetingenvenster Door op J te drukken verschijnt onder aan het scherm een afmetingenvenster, zoals hieronder wordt weergegeven. Afmetingenvenster Met het afmetingenvenster kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren. De afmetingen van een object weergeven Wanneer het afmetingenvenster wordt weergegeven en een object wordt geselecteerd, verschijnen de volgende maateenheden, afhankelijk van het door u geselecteerde object: coördinaten, afstand/lengte, hellingsgraad, vergelijking, vector, straal, omtrek, perimeter, gebied, hoek, supplementaire hoek, tangens, congruentie, inval, of punt op curve.
  • Pagina 501 In de volgende tabel staat een beschrijving van de informatie die wordt weergegeven bij elk pictogram dat wordt gemarkeerd, en wanneer elk pictogram geselecteerd kan worden. Dit pictogram Dit pictogram Naam Pictogram verschijnt wanneer dit markeren voor Vergrendelbaar pictogram wordt geselecteerd: weergave van: Coördinaten van het Coördinaten...
  • Pagina 502 Dit pictogram Dit pictogram Naam Pictogram verschijnt wanneer dit markeren voor Vergrendelbaar pictogram wordt geselecteerd: weergave van: Of de lijnstukken even Congruentie Twee lijnstukken lang zijn Punt en een lijn, boog, Of het punt op de lijn/ Inval cirkel of een vector curve is Twee punten gecreëerd door de 5 –...
  • Pagina 503 4. Selecteer de pictogrammen op het pictogrampalet als u andere afmetingen wilt weergeven. • Bij een lijnstuk kunt u bijvoorbeeld de lengte, hellingsgraad en vergelijking weergeven. Hellingsgraad Vergelijking 5. Om het afmetingenvenster te sluiten drukt u tweemaal op J. u De ruimte van een rechthoekig gebied weergeven Met het afmetingenvenster kunt u de ruimte van een door drie willekeurige punten gevormde driehoek weergeven.
  • Pagina 504 Opmerking Een waarde die de ruimte van een object aangeeft waarvan de lijnen elkaar snijden wordt aangegeven door dubbele sterretjes (¾ ¾) aan de linkerkant van de waarde. Dit geef aan dat de waarde mogelijk niet de correcte ruimte aangeeft. k De afmetingen van een object opgeven In de volgende voorbeelden geven we de hoek van een driehoek en de lengte van een zijde van een driehoek op.
  • Pagina 505 Opmerking • Stap 5 in de bovenstaande procedure wijzigt niet alleen de meetwaarde, maar vergrendelt de meting ook. Voor meer gegevens over het vergrendelen en ontgrendelen van afmetingen zie “De afmetingen van een object vergrendelen of ontgrendelen” (pagina 14-47). • Het opgeven van een waarde voor een object kan dat object op een onverwachte manier veranderen.
  • Pagina 506 k De afmetingen van een object vergrendelen of ontgrendelen Met “een afmeting vergrendelen” wordt bedoeld dat het betreffende object niet verplaatst kan worden. Als een punt aan een cirkel wordt vergrendeld en de cirkel wordt verplaatst, wordt ook het punt verplaatst. u Een afmeting vergrendelen of ontgrendelen Het pictogram rechts van het afmetingenvenster geeft aan of een afmeting is vergrendeld of niet.
  • Pagina 507 Opmerking • Sommige afmetingen kunnen niet worden vergrendeld. Zie de kolom “Vergrendelbaar” in de tabel onder “De afmetingen van een object weergeven” (pagina 14-41). u Een bepaalde afmeting ontgrendelen U kunt een bepaalde afmeting ontgrendelen via een van de volgende bewerkingen. •...
  • Pagina 508 k Afmetingen op een schermafbeelding plakken Via de procedures in dit hoofdstuk kunt u objectafmetingen plakken op de afbeelding op het scherm. De afmetingen veranderen dynamisch naarmate u het object manipuleert. De volgende soorten afmetingen kunnen op een schermafbeelding worden geplakt: coördinaten, afstand/lengte, hellingsgraad, vergelijking, vectoronderdelen, straal, omtrek, perimeter, gebied, hoek, supplementaire hoek.
  • Pagina 509 5. U kunt nu eventueel de tekst naar een andere locatie op het scherm verplaatsen. • Druk op v en verplaats de geplakte afmeting met de cursortoetsen over het scherm. Zie “Een object verplaatsen” (pagina 14-30) voor nadere details. → Opmerking U kunt de afmeting die zich momenteel in het afmetingenvenster bevindt ook op de schermafbeelding plakken door op !j(PASTE) te drukken als het afmetingenvenster in...
  • Pagina 510 3. Voer maximaal 14 tekens in voor het typetag van de label. • Druk op o om het labeltypetag te verwijderen. 4. Druk op w. • Hierdoor wordt de afmeting gewijzigd, die op het scherm is gemarkeerd. 5. Om het afmetingenvenster te sluiten drukt u tweemaal op J. k De uitkomst weergeven van een berekening die gebruikmaakt van afmetingswaarden op het scherm Via de procedure in dit hoofdstuk kunt u berekeningen maken met de hoekwaarde, lijnlengte...
  • Pagina 511 1. Voer de volgende bewerking uit: K(Option) – 2:Expression. • Hierdoor wordt “EXPR=” op de locatie van de aanwijzer weergegeven en verschijnt ook het afmetingenvenster. • Daarnaast verschijnen er labels voor elke afmeting die momenteel op het scherm staat. Labels 2.
  • Pagina 512 k Berekening met de oppervlakte van weergegeven figuren Via de procedures in dit hoofdstuk kunt u berekeningen maken met de oppervlakte van figuren, en zowel de uitdrukking als de uitkomst van de berekening weergeven. De berekening van de som van de oppervlakten van driehoek ABC en driehoek A’B’C’ kan worden weergegeven zoals hieronder is afgebeeld.
  • Pagina 513 4. Druk op +. 5. Druk op f om het bewerken terug te brengen naar het tekenscherm van het afmetingenvenster, en druk dan op ew om de andere driehoek aan de rechterkant van het scherm te selecteren. • “@2 DA’B’C’ ” verschijnt op de rechterdriehoek, en “@2”...
  • Pagina 514 k De notatie van een afmeting opgeven Van elke afmeting op het scherm kunt u de notatie opgeven. Opmerking • De standaardnotatie is “Fix2”. Zie voor meer informatie over notaties “De hoekeenheid en weergave van getallen instellen” (pagina 2-12). • Ongeacht de huidige notatie-instelling worden gehele getallen altijd zonder de waarden achter het decimaalteken weergegeven.
  • Pagina 515 6. Werken met animaties Een animatie bestaat uit een of meer punt- of krommeparen, waarin de kromme een lijnstuk, cirkel, halve cirkel, boog of functie kan zijn. U maakt een animatie door een punt- of krommepaar te selecteren en dit dan aan een animatie toe te voegen. k Een animatie maken en afspelen u Een animatie toevoegen en afspelen Voorbeeld:...
  • Pagina 516 Opmerking • U kunt bovenstaande procedure herhalen om verschillende punten gelijktijdig te laten bewegen. Probeer het volgende: - Teken een lijnstuk en zet een ander punt uit. - Selecteer het lijnstuk en het punt. - Herhaal stappen 2 en 3. Merk op dat beide animaties tegelijk worden afgespeeld! •...
  • Pagina 517 6. Voer 90 in het afmetingenvenster in door te drukken op jaw. • Hierdoor wordt de hoek tussen lijnstukken AB en DE 90 graden, en wordt deze vergrendeld. 7. Druk op Jo om alle objecten op het scherm te deselecteren. 8.
  • Pagina 518 14. Voer de volgende bewerking uit: 6(Animate) – 3:Trace. • Hierdoor wordt punt D opgegeven (die u in stap 13 selecteerde) als het “volgpunt”. 15. Voer de volgende bewerking uit: 6(Animate) – 5:Go (once). • Hierdoor behoort een parabool op het scherm te worden gevolgd.
  • Pagina 519 Als u dit wilt doen: Voer deze procedure uit: Stel het aantal te volgen 1. Verplaats de markering op het scherm Edit Animations met c en f naar “Steps” en druk dan op 1(STEPS). stappen in als punt E langs lijnstuk AB loopt →...
  • Pagina 520 Als u dit wilt doen: Voer deze procedure uit: Verwijder de op punt E 1. Verplaats de markering op het scherm Edit Animations met c en f naar “E” onder “Animations”. toegepaste animatie 2. Druk op 1(DELETE). • Hierdoor wordt de animatie van punt E verwijderd en verdwijnt “E”...
  • Pagina 521 k Een Animatietabel maken In de standaardinstellingen wordt met een animatie een bepaald punt langs een opgegeven lijnstuk, cirkel of boog in 20 stappen in beweging gebracht. U kunt de rekenmachine een zogenaamde “animatietabel” laten maken, waarin de coördinaten van elke stap worden vastgelegd, de lengte van het lijnstuk, de ruimte van het object, enz.
  • Pagina 522 6. Verplaats de markering met f naar [Add Table] en druk dan op w. • Hierdoor wordt een animatietabel weergegeven die bij elke stap van de animatie de lengte van lijnstuk CD weergeeft in een kolom met het label “Length”. 7.
  • Pagina 523 u De animatietabel weergeven Voer de volgende bewerking uit om de animatietabel weer te geven die u gemaakt hebt met de procedure onder “Kolommen toevoegen aan de animatietabel”: 6(Animate) – 8:Display Table. u Een kolom van een animatietabel in een lijst opslaan 1.
  • Pagina 524 Hoofdstuk 15 Opmerking Gebruikers van fx-CG50 AU/fx-CG20 AU: Installeer de invoegtoepassing Picture Plot. Picture Plot is een functie waarmee u punten (die voor coördinaten staan) kunt tekenen op een foto, afbeelding of ander beeldmateriaal en verschillende analysetypen kunt uitvoeren op basis van de getekende gegevens (coördinaatwaarden).
  • Pagina 525 • Tijdwaarden (T) aan de coördinaatwaarden (X, Y) toevoegen en punten tekenen op het T-X- of T-Y-vlak. Op deze manier kunnen de wiskundige uitdrukkingen en grafieken van de correlatie tussen bewegingen in horizontale richting en tijd, en de correlatie tussen bewegingen in verticale richting en tijd worden geproduceerd.
  • Pagina 526 1. Picture Plot-functiemenu’s k Functiemenu voor het scherm File List • { OPEN } ... Een g3p/g3b-bestand of -map openen. • { DELETE } ... Een g3p/g3b-bestand verwijderen. • { SEARCH } ... Een g3p/g3b-bestand zoeken. • { DETAIL } ... Het bestandsscherm DETAIL weergeven (pagina 11-6). k Functiemenu voor het scherm Picture Plot •...
  • Pagina 527 k Functiemenu Plot List • { AXTRNS } ... Zelfde als {AXTRNS} onder “Functiemenu voor het scherm Picture Plot”. • { EDIT } ... De gemarkeerde waarde in de lijst met punten selecteren om te bewerken. • { DEL BTM } ... De laatste regel met gegevens in de lijst met punten verwijderen. •...
  • Pagina 528 Picture Plot. g3p-bestand ... Een bestand dat één afbeelding bevat. g3b-bestand ... Een bestand dat meerdere afbeeldingen bevat. U kunt een ingebouwd afbeeldingsbestand gebruiken, maar ook originele CASIO-inhoud downloaden via http://edu.casio.com. k Een Picture Plot-bewerking starten U start een Picture Plot-bewerking door de modus Picture Plot te activeren en een afbeeldingsbestand (g3p of g3b) te openen.
  • Pagina 529 u Picture Plot-instellingen opgeslagen in afbeeldingsbestanden • Picture Plot-instellingen die kunnen worden gewijzigd in het configuratiescherm, worden onderverdeeld in twee groepen: instellingen die worden opgeslagen in het afbeeldingsbestand en instellingen die worden opgeslagen door de rekenmachine. Instellingen die worden Instellingen die worden Itemnaam opgeslagen in het opgeslagen door de...
  • Pagina 530 u Een bestand opslaan onder een andere naam 1. Druk terwijl het scherm Picture Plot wordt weergegeven op K1(FILE) 3(SAVE AS). • • Er wordt een scherm voor het selecteren van een map weergegeven. 2. Geef de gewenste map op. •...
  • Pagina 531 4. Herhaal stap 3 zo vaak als nodig is om de gewenste punten te tekenen. • Hier kunt u op K3(EDIT) drukken, een punt selecteren en de punt naar een andere locatie verplaatsen. Zie “Een punt verplaatsen” (pagina 15-9) voor meer informatie. •...
  • Pagina 532 u Een punt verplaatsen 1. Druk terwijl het scherm Picture Plot wordt weergegeven op K6( g) 3(EDIT). • U kunt ook op K2(Plot) K3(EDIT) drukken. • De modus voor het bewerken van punten wordt geopend en de aanwijzer bevindt zich op de locatie van de eerste punt die op de afbeelding is getekend.
  • Pagina 533 u Alle punten verwijderen Druk op K6( g) 4(DELETE) om een bevestigingsvenster weer te geven. Druk op 1(Yes) om alle punten te verwijderen. Druk op 6(No) als u de bewerking wilt annuleren. Opmerking • In het scherm met de lijst met punten kunt u punten ook een voor een verwijderen, vanaf de laatst getekende punt.
  • Pagina 534 3. Druk op de functietoets voor het type regressieberekening* dat u wilt uitvoeren. • Als u bijvoorbeeld een tweedegraads regressieberekening wilt uitvoeren, drukt u op 3(X De regressieberekening wordt uitgevoerd en de resultaten worden weergegeven.* • Hier kunt u op 5(COPY) drukken om de verkregen regressieformule te kopiëren naar het scherm met de lijst met grafiekrelaties.
  • Pagina 535 u Schakelen tussen het scherm Picture Plot, het scherm AXTRANS en het scherm met de lijst met punten Wanneer u het scherm met de lijst met punten en het scherm AXTRANS hebt weergegeven (pagina 15-14), kunt u op !6(G ⇔ T) drukken om te schakelen tussen het scherm Picture Plot, het scherm AXTRANS en het scherm met de lijst met punten.
  • Pagina 536 4. De lijst met punten gebruiken Voor elke punt in het scherm Picture Plot bestaan coördinaatwaardegegevens. U kunt de lijst met punten gebruiken om deze coördinaten weer te geven en te bewerken. k Coördinaatwaarden van punten weergeven (lijst met punten) Met de procedures in dit gedeelte kunt u een lijst met puntcoördinaten (X, Y) weergeven en de lijst gebruiken om waarden te bewerken, puntgegevens te verwijderen en puntkleuren te wijzigen.
  • Pagina 537 u De laatste regel met puntgegevens verwijderen Voer een van de volgende bewerkingen uit, afhankelijk van het type cel dat is gemarkeerd. • Als de X- of Y-waarde van de laatste regel in het scherm met de lijst met punten is geselecteerd, kunt u op 3(DEL BTM) drukken om de laatste regel met puntgegevens te •...
  • Pagina 538 u De tijdwaarde (T) configureren 1. Druk terwijl het scherm met de lijst met punten wordt weergegeven op 5(SET). 2. Geef in het scherm dat wordt weergegeven de begin- en stapwaarde op. • Als u bijvoorbeeld een beginwaarde van 1 en een stapwaarde van 1,5 wilt opgeven, drukt u op bwb.fw.
  • Pagina 539 Opmerking • Als het scherm AXTRANS wordt weergegeven, is in het configuratiescherm “Grid” altijd ingesteld op “Off” en “Label” altijd ingesteld op “On”. Voor “Axes” kunt u alleen “On” of “Scale” instellen. Als u “Off” probeert te selecteren voor deze instelling, wordt deze automatisch weer gewijzigd in “On”.
  • Pagina 540 (3) Gecomprimeerd scherm, waarbij de hoogte-breedteverhouding wordt gehandhaafd • Wanneer (2) (geen aanpassing) wordt geselecteerd als de weergavemodus, kunt u opgeven welk deel van het scherm wordt afgekapt. Druk op 2(Cutout) en gebruik vervolgens de toetsen d en e om het kader te verplaatsen zodat het deel van het scherm wordt omsloten dat u wilt weergeven.
  • Pagina 541 5. Functies die overeenkomen met de modus Graph De functiemenu-items !1 tot en met 5 in het scherm Picture Plot komen ook voor in de modus Graph . Zie de volgende pagina’s voor meer informatie. • !1(TRACE) ... “Coördinaten op een grafieklijn aflezen” (pagina 5-54) •...
  • Pagina 542 3D-grafiek functie Hoofdstuk 16 In de modus 3D Graph kunt u ingebouwde sjablonen gebruiken om 3D-grafieken te tekenen van de onderstaande afbeeldingen. • Rechte lijn • Vlak • Bol • Cilinder • Kegel U kunt ook directe functie-invoer gebruiken om de onderstaande 3D-grafieken te tekenen. •...
  • Pagina 543 Label ( toon/verberg labels van grafiek-assen) • {On}/{Off} ... {toon namen van assen op 3D-grafiek scherm}/{verberg namen van assen op 3D-grafiek scherm} Terwijl een 3D-grafiek op het scherm staat, kunt u de Label-instellingen wijzigen door op de , toets te drukken. 1.
  • Pagina 544 6. Druk op 6(DRAW) of w. • Het 3D-grafiek scherm wordt weergegeven en er wordt een grafiek van een bol getekend. A, om terug te keren naar de lijst met functies voor de 3D-grafiek. Na het tekenen • Druk op van een 3D-grafiek, wordt er bij elke druk op !6(G⇔T) geschakeld tussen de lijst met functies van de 3D-grafiek en het 3D-grafiek scherm.
  • Pagina 545 2. 3D Weergavevenster Het 3D weergavevenster dient om de parameters te configureren die specifiek zijn voor de modus 3D Graph. 3D-weergavevenster instellingen instellen 1. Kies in het hoofdmenu de modus 3D Graph. 2. Druk op !3(V-WIN) om het 3D-weergavevenster voor instellingen weer te geven.
  • Pagina 546 • Het kan niet mogelijk zijn een grafiek te maken wanneer de waarden Xgrid en Ygrid te klein zijn. • Afhankelijk van de vorm van de 3D-grafiek die getekend wordt, kan Xgrid en Ygrid het aantal delen voorstellen van de grafiek zelf in plaats van het aantal delen van het tekenbereik.
  • Pagina 547 3. Lijst met functies van de 3D-grafiek { • SELECT} ... Omschakeling van de gemarkeerde functie voor de 3D-grafiek tussen tekenen en niet tekenen. { • DELETE} ... Wist de gemarkeerde functie voor de 3D- grafiek. { • TYPE} ... Weergave van het selectie-scherm met functies voor de 3D-grafiek (pagina 16-8).
  • Pagina 548 3. Markeer “Line Color” en druk vervolgens op w. 4. Markeer de gewenste kleur en druk vervolgens op w. • Nu keert u terug naar het scherm van stap 2. 5. Markeer “Area Color” en druk vervolgens op w. 6. Markeer de gewenste kleur en druk vervolgens op w. •...
  • Pagina 549 Opslaan van alle inhoud van de lijst met functies van de 3D-grafiek op het 3D-grafiek geheugen 1. Druk op 4(3D-GMEM)1(STORE). 2. Specificeer een 3D-grafiek geheugengetal (1 tot 20) op het pop-upvenster dat verschijnt, en druk vervolgens op w. bw te drukken, wordt alle inhoud van de lijst met functies van •...
  • Pagina 550 Gebruik f en c om één van de onderstaande sjablonen te selecteren. Line … Tekent een lijn. Plane … Tekent een plat vlak. Sphere … Tekent een bol. Cylinder … Tekent een cilinder. Cone ... Tekent een kegel. De inhoud van het functiemenu wordt hieronder beschreven. 1(Template) ...
  • Pagina 551 3(P&V) ... Selecteer om de coördinaten in te voeren van één punt op de rechte lijn en de coëfficiënten van een richtingsvector. 4(POINTS) ... Selecteer om de coördinaten in te voeren van twee punten op een rechte lijn. • De invoering van een coëfficiënt die overeenkomt met één van de onderstaande voorwaarden zal een “Invalid Setting”-fout veroorzaken.
  • Pagina 552 3(POINTS) ... Selecteer om de coördinaten in te voeren van drie punten op een plat vlak. • De invoering van een coëfficiënt die overeenkomt met één van de onderstaande voorwaarden zal een “Invalid Setting”-fout veroorzaken. • EXPRESS: a=0 en b=0 en c=0 •...
  • Pagina 553 Cylinder sjabloon Voer de straal, minimumhoogte, maximumhoogte en het middelpunt van de cilinder in. • De invoering van een coëfficiënt die overeenkomt met één van de onderstaande voorwaarden zal een “Invalid Setting”-fout veroorzaken. • Radius: 0 of minder • Minimum en maximumhoogte: Dezelfde waarde Cone sjabloon Voer de onderstaande waarden in voor de gewenste kegel.
  • Pagina 554 Invoerscherm Z= grafiek Invoerscherm parametrische grafiek v drukt, wordt de variabele T ingevoerd. • Als u op Invoerscherm voor grafiek met omwentelingslichaam op de X-as Invoerscherm voor grafiek met omwentelingslichaam op de Y-as 16-13...
  • Pagina 555 5. 3D-grafiek scherm Een 3D-grafiek draaien U kunt de cursortoetsen gebruiken om de 3D-grafiek naar boven, beneden, links en rechts te draaien. De instellingen op het 3D weergavevenster wijzigen in overeenstemming met de mate waarop de 3D-grafiek gedraaid is. Een 3D-grafiek automatisch draaien U kunt een 3D-grafiek automatisch draaien met behulp van de Auto Rotate.
  • Pagina 556 4. Als u op v drukt, wordt een pop-upvenster weergegeven. Als u coördinaten invoert in het venster, wordt de aanwijzer verplaatst naar de opgegeven locatie. (alleen grafiek Z=/ parametrische grafiek) v te drukken • U kunt de cursor ook verplaatsen door waarden in te voeren zonder op om het pop-upvenster weer te geven.
  • Pagina 557 3. Selecteer de gewenste sketchbewerking. !4(SKETCH)1(Cls) … Wist uitgezette punten en tekst. 2(Plot) … Zet een punt uit. 3(Text) … Voegt tekst toe. 4. Verplaats de aanwijzer ( ) met de cursortoetsen naar de gewenste locatie. 5. Om een punt uit te zetten: Druk op w. Om tekst toe te voegen: Voer een tekststring in.
  • Pagina 558 2(Y) … Specificeert de -as als de richting voor de doorsnede van het verticale platte vlak. 3(Z) … Specificeert de -as als de richting voor de doorsnede van het verticale platte vlak. • Het weergegeven platte vlak en de 3D-grafiek contactpunten (doorsnede) worden weergegeven met behulp van de tegenoverliggende kleur van de Area Color instellingen.
  • Pagina 559 Het snijpunt van rechte lijnen of vlakken bepalen (Niet beschikbaar voor de fx-CG50 AU, fx-CG20 AU) U kunt de onderstaande combinaties controleren op snijpunten en snijlijnen. • Lijn-lijn ... Snijpunt • Lijn-vlak ... Snijpunt • Vlak-vlak ... Snijlijn Een snijpunt bij een lijn-lijn bepalen 1.
  • Pagina 560 De relatie van rechte lijnen of vlakken bepalen (Niet beschikbaar voor de fx-CG50 AU, fx-CG20 AU) U kunt de onderstaande combinaties controleren op de relatie van twee 3D-grafieken. • Lijn-lijn ... Snijpunt/snijpunt met rechte hoek/parallel/scheve verhouding/dezelfde lijn • Lijn-vlak ... Snijpunt/loodrecht snijpunt/parallel/lijn op een parallel vlak •...
  • Pagina 561 Bijlage 1. Lijst met mogelijke foutmeldingen • Algemene rekenfouten Foutmelding: Betekenis: Oplossing: Druk op J om de fout te vinden en Syntax • Fout tegen de syntaxis ERROR • Er is geprobeerd een ongeldige verbeter ze. opdracht in te voeren Ma ERROR •...
  • Pagina 562 Foutmelding: Betekenis: Oplossing: Non-Real De berekening geeft een complex getal Wijzig de Complex Mode in een ERROR als resultaat terwijl Real is opgegeven andere optie dan Real. in het configuratiescherm van de Complex Mode, hoewel het argument een reëel getal is. Can’t Simplify Er is geprobeerd de breuken te Bepaal een andere deler of...
  • Pagina 563 • Rekenfouten in lijsten, matrices en vectoren Foutmelding: Betekenis: Oplossing: Druk op J om de fout te vinden en Invalid List, Ongeldig gebruik van een lijst, matrix Matrix or of vector. verbeter ze. Vector Dimension De dimensie gebruikt bij het rekenen Controleer de dimensie van de ERROR met matrices, vectoren of lijsten is...
  • Pagina 564 • Fouten in modus Graph, Dyna Graph, Table, Recursion en Conic Graphs Foutmelding: Betekenis: Oplossing: Range Het instelbereik voor het Teken de grafiek opnieuw met ERROR weergavevenster (V-Window) is gepaste instellingen. overschreden bij het hertekenen van een grafiek. No Variable Er is geen variabele opgegeven in een Geef een variabele op voor de grafiekfunctie die voor dynamische...
  • Pagina 565 • Fouten in Statistics-modus Foutmelding: Betekenis: Oplossing: Druk op 1(GRAPH) 4(SELECT) Condition U probeert verschillende soorten ERROR statistische grafieken weer te geven. om het scherm On/Off voor de grafiek weer te geven en selecteer vervolgens alleen voor grafieken van hetzelfde type de optie “DrawOn”. Data in use •...
  • Pagina 566 • Fouten in Spreadsheet-modus Foutmelding: Betekenis: Oplossing: Range Het cellenbereik van de spreadsheet Herhaal de procedure en zorg dat het ERROR is overschreden door het plakken, cellenbereik niet overschreden wordt. oproepen of een andere celbewerking. Circular Er is een kringverwijzing (zoals “=A1” in Wijzig de celinhoud zodat de ERROR cel A1) in de cel van de spreadsheet.
  • Pagina 567 • Fouten in Memory-modus Foutmelding: Betekenis: Oplossing: Memory De berekening of geheugenbewerking • Vereenvoudig de gegevens die ERROR overschrijdt de resterende opgeslagen moeten worden zodat geheugencapaciteit. ze wel passen in de beschikbare geheugenruimte. • Wis andere onnodige gegevens zodat er geheugenruimte vrijkomt. Folder has Het aantal bestanden in de map in Gebruik uw computer*...
  • Pagina 568 Foutmelding: Betekenis: Oplossing: File System Het bestandssysteem van het Lees eerst de informatie onder het ERROR geheugen van de rekenmachine is kopje “Belangrijk!” verderop en beschadigd geraakt of de indeling van initialiseer vervolgens alle instellingen het opslaggeheugen kan niet worden volgens de instructies onder gelezen door de rekenmachine.
  • Pagina 569 • Fouten tijdens het uitwisselen van gegevens Foutmelding: Betekenis: Oplossing: Complex Gegevens verstuurd met een functie Verstuur gegevens zonder complexe Number in van deze rekenmachine (matrix, getallen. Data enz.) bevatten complexe getallen, maar de overeenkomstige functie van de ontvangende rekenmachine ondersteunt geen gegevens met complexe getallen.
  • Pagina 570 • Fouten in Geometry-modus Foutmelding: Betekenis: Oplossing: First select a U probeert een loodrechte bissectrice Selecteer een of meer vereiste segment. te maken zonder eerst een lijnstuk te objecten en probeer het opnieuw. selecteren. First select a U probeert een loodlijn of parallel te line and point.
  • Pagina 571 Foutmelding: Betekenis: Oplossing: First configure • U probeert een animatie uit te Geef animatie-instellingen op en animation voeren zonder eerst de bijbehorende probeer het opnieuw. settings. instellingen op te geven. • U probeert de opdracht Add Table uit te voeren zonder eerst de bijbehorende instellingen op te geven.
  • Pagina 572 • Fouten in de modus 3D Graph Foutmelding: Betekenis: Oplossing: INTSECT U hebt geprobeerd een snijpunt te Gebruik het sjabloon Line of het requires bepalen, zonder eerst het sjabloon Line sjabloon Plane om meerdere 3D- multiple lines of het sjabloon Plane te gebruiken om grafieken te tekenen en probeer het or planes.
  • Pagina 573 • Andere fouten Foutmelding: Betekenis: Oplossing: No Data De opgegeven gegevens bestaan Geef andere gegevens op. niet. (Deze fout treedt op als wordt verwezen naar een lijst of variabele zonder gegevens.) No File Er is geprobeerd een bestand op te Geef het nummer van het roepen uit het afbeeldingsgeheugen (1 afbeeldingsgeheugen op dat een...
  • Pagina 574 2. Gebruikte intervallen Interval voor oplossingen Interne Functie Nauwkeurigheid Opmerkingen met reële getallen cijfers In principe is de Maar voor tan geldt: | < 9 × (10 (DEG) | )° | ≠ 90(2 nauwkeurigheid +1): DEG | < 5 × 10 π...
  • Pagina 575 Interval voor oplossingen Interne Functie Nauwkeurigheid Opmerkingen met reële getallen cijfers < 1 × 10 ° ’ ” In principe is de 0 < nauwkeurigheid 15 cijfers | < 1 × 10 ±1 op het ←⎯ Zestigtallige weergave: ° ’ ” 10e cijfer.* | <...
  • Pagina 576 Examenmodus De Examenmodus plaatst enkele limieten op de rekenmachinefuncties, zodat de rekenmachine kan worden gebruikt tijdens een examen of test. Gebruik de Examenmodus alleen wanneer u daadwerkelijk een examen of test doet. Als u naar de Examenmodus gaat wordt de werking van de rekenmachine beïnvloed zoals hieronder beschreven.
  • Pagina 577 5. Druk op J. • Alleen onderstaande instellingen worden bewaard voordat u naar de Examenmodus gaat. Input/Output, Frac Result, Angle, Complex Mode, Display, Q1Q3 Type, Language, Function menu language, Battery Type u Rekenmachinegebruik in de Examenmodus • Door de Examenmodus te openen, is het volledige displayscherm groen omrand. Er verschijnt ook een knipperend pictogram ( ) op het display.
  • Pagina 578 u De Examenmodus afsluiten Er zijn drie manieren om de Examenmodus af te sluiten. (1) De Examenmodus afsluiten door aan te sluiten op een computer 1. Gebruik de USB-kabel om de rekenmachine die in de Examenmodus is aan te sluiten op een computer.
  • Pagina 579 3. Druk op Rekenmachine A op 2(RECV). naar de Link-modus en druk vervolgens op 3(EXAM) 4. Ga op Rekenmachine B* 1(UNLOCK)1(Yes). • U kunt ook alle gegevens overdragen van Rekenmachine B naar Rekenmachine A. Voorbeeld: Om de instellingsgegevens over te dragen naar Rekenmachine A 1.
  • Pagina 580 E-CON4 Application (English)
  • Pagina 581 • All explanations in this section assume that you are fully familiar with all calculator and Data Logger (CMA CLAB* or CASIO EA-200) precautions, terminology, and operational procedures. CLAB firmware must be version 2.10 or higher. Be sure to check the firmware version of your CLAB before using it.
  • Pagina 582 ε E-CON4 Mode Overview 1. E-CON4 Mode Overview The first time you enter the E-CON4 mode, a screen will appear for selecting a Data Logger. Data Logger Selection Screen Press 1(CLAB) or 2(EA-200) to select the Data Logger you want to use. Selecting a Data Logger will cause the sampling screen (Time-based Sampling screen) to appear.
  • Pagina 583 {°C}/{°F} ... CMA Temperature BT01 measurement unit {°C}/{°F} CMA Temp 0511 • {°C}/{°F} ... CMA Temperature 0511 measurement unit {°C}/{°F} CASIO Temp • {°C}/{°F} ... CASIO Temperature measurement unit {°C}/{°F} Vrnr Baro • {atm}/{inHg}/{mbar}/{mmHg} ... Vernier Barometer measurement unit {atm}/{inHg}/ {mbar}/{mmHg} Vrnr Gas Prs •...
  • Pagina 584 ε Sampling Screen 2. Sampling Screen Changing the Sampling Screen On any sampling screen, press 5(MODE) to display the sampling mode selection screen. CLAB EA-200 Use keys b through e to select the sampling mode that matches the type of sampling you want to perform.
  • Pagina 585 ε Sampling Screen Period Sampling Screen CLAB EA-200 • With CLAB, only CH1 can be used. • EA-200 has two channels (CH1 and SONIC). However, only one of these can be used. Manual Sampling Screen (CLAB Only) CLAB • There are three channels named CH1, CH2, and CH3. Mic &...
  • Pagina 586 ε Sampling Screen “Sound wave” records the following two dimensions for the sampled sound data: elapsed time (horizontal axis) and volume (vertical axis). “FFT” records the following two dimensions: frequency (horizontal axis) and volume (vertical axis). • Selecting “Sound wave” here will display the Mic & Speaker Mode screen. •...
  • Pagina 587 ε Sampling Screen Selecting Speaker This displays the dialog box shown below. • Selecting “Sample Data” here will display the Mic & Speaker Mode screen. • After selecting “y=f(x)”, perform the steps below. From the EA-200, output the sound of the waveform indicated by the function input on the calculator, and draw a graph of the function on the calculator unit screen.
  • Pagina 588 ε Sampling Screen 6. Press 6(DRAW) to draw the graph. • Drawing the graph causes a vertical cursor to appear on the display, as shown on the screenshot below. Use this graph to specify the range of the sound output from the speaker.
  • Pagina 589 ε Sampling Screen 13. Depending on what you want to do, perform one of the operations below. To change the output frequency and try again: Press 1(Yes) to return to the Output Frequency dialog box. Next, perform the operation starting from step 9, above. To change the output range of the waveform graph and try again: Press 6(No) to return to the graph screen in step 6, above.
  • Pagina 590 ε Auto Sensor Detection (CLAB Only) 3. Auto Sensor Detection (CLAB Only) When using a CLAB Data Logger, sensors connected to each channel are detected automatically. This means that you can connect a sensor and immediately start sampling. 1. On the setup screen, select “CLAB” for the “Data Logger” setting. 2.
  • Pagina 591 “Photogate”. 5(None) … SONIC channel not used. Note After selecting “Motion” on either the CASIO or the Vernier sensor list, pressing K • will toggle smoothing (sampling error correction) between on and off. “-Smooth” will be shown on the display while smoothing is on. Nothing is displayed when off.
  • Pagina 592 ε Selecting a Sensor • Pressing a function key displays a dialog box like the one shown below. This shows the sensors that can be assigned to the selected channel. 4. Use f and c to select the sensor you want to assign and then press w. •...
  • Pagina 593 ε Configuring the Sampling Setup 5. Configuring the Sampling Setup You can configure detailed settings to control individual sampling parameters and to configure the Data Logger for a specific application. Use the Sampling Config screen to configure settings. There are two configuration methods, described below. Method 1 ...
  • Pagina 594 ε Configuring the Sampling Setup 5. Press c to move the highlighting to “Samples”. • When the sampling mode is “Periodic Sampling” and a CMA or Vernier Photogate Pulley is assigned to the channel, “Distance” will be displayed in place of “Samples”. For information about “Distance”, see “To configure the Distance setting”...
  • Pagina 595 ε Configuring the Sampling Setup Using Method 2 to Configure Settings 1. On the sampling screen, press 2(CONFIG). • This displays the Sampling Config screen. 2. Press 5(Method2). • This will cause the highlighting to move to “Sample/sec”. 3. Press e. •...
  • Pagina 596 ε Configuring the Sampling Setup Input Ranges Method 1 Interval (sec): 0.0005 to 299 sec (0.02 to 299 sec for the Motion sensor. 0.0025 to 299 sec for the CLAB built-in 3-axis accelerometer.) Interval (min): 5 to 240 min (With some sensors, a setting of five minutes or greater is not supported.) Samples: 10 to 10001 Method 2 Sample/sec: 1 to 2000...
  • Pagina 597 ε Configuring the Sampling Setup • To configure Trigger Setup settings 1. While the Sampling Config screen is on the display, press 6(Trigger). • This displays the Trigger Setup screen with the “Source” line highlighted. • The function menu items that appears in the menu bar depend on the sampling mode.
  • Pagina 598 ε Configuring the Sampling Setup • To specify the countdown start time 1. Move the highlighting to “Timer”. 2. Press 1(Time) to display a dialog box for specifying the countdown start time. 3. Input a value in seconds from 1 to 10. 4.
  • Pagina 599 ε Configuring the Sampling Setup • To configure trigger threshold, trigger start edge, and trigger end edge settings Perform the following steps when “Period Sampling” is specified as the sampling mode. 1. Move the highlighting to “Threshold”. 2. Press 1(EDIT) to display a dialog box for specifying the trigger threshold value, which is value that data needs to attain before sampling starts.
  • Pagina 600 ε Configuring the Sampling Setup • To specify the trigger threshold value and motion sensor level 1. Move the highlighting to “Threshold”. 2. Press 1(EDIT) to display a dialog box for specifying the trigger threshold value, which is value that data needs to attain before sampling starts. 3.
  • Pagina 601 ε Performing Auto Sensor Calibration and Zero Adjustment 6. Performing Auto Sensor Calibration and Zero Adjustment You can use the procedures in this section to perform auto sensor calibration and sensor zero adjustment. With auto calibration, you can configure applicable interpolation formula slope (Slope) and -intercept (Intercept) values for a sensor based on two measured values.
  • Pagina 602 ε Performing Auto Sensor Calibration and Zero Adjustment 1. On the sensor calibration screen, press 2(CALIB). • A screen like the one shown below will appear after the first sampling operation starts. First sampling operation Real-time display of sampled values 2.
  • Pagina 603 ε Performing Auto Sensor Calibration and Zero Adjustment 2. When the sampled value that you want to zero adjust is displayed, press w. • This returns to the sensor calibration screen. • E-CON4 automatically sets a -intercept value based on the measured value. Automatically calculated values are displayed on the sensor calibration screen.
  • Pagina 604 Using a Custom Probe 7. Using a Custom Probe The sensors shown in the CASIO, Vernier, and CMA sensor lists under “4. Selecting a Sensor” are E-CON4 mode standard sensors. If you want to sample with a sensor not included in a list, you must configure it as a custom probe.
  • Pagina 605 ε Using a Custom Probe 7. After configuring the required settings, press 6(SAVE) or w. • This displays the dialog box shown below. 8. Input the custom probe registration number (1 to 99) and then press w. • This registers the custom probe and returns to the custom probe list screen. Assigning a Custom Probe to a Channel 1.
  • Pagina 606 ε Using Setup Memory 8. Using Setup Memory Data logger setup data (Data Logger settings, sampling mode, assigned sensor, sampling setup) is stored at the time it is created in a memory area called the “current setup memory area”. The current contents of the current setup memory area are overwritten whenever you create other setup data.
  • Pagina 607 ε Using Setup Memory 3. Press K(Setup Preview) (or e). • This displays the preview dialog box. 4. To close the preview dialog box, press J. • To recall a setup and use it for sampling Be sure to perform the following steps before starting sampling with a Data Logger. 1.
  • Pagina 608 ε Using Setup Memory 4. In response to the confirmation message that appears, press 1(Yes) to delete the setup. • To clear the confirmation message without deleting anything, press 6(No). • To recall setup data Recalling setup data stores it in the current setup memory area. After recalling setup data, you can edit it as required.
  • Pagina 609 ε Starting a Sampling Operation 9. Starting a Sampling Operation This section describes how to use a setup configured using the E-CON4 mode to start a Data Logger sampling operation. k Before getting started... Be sure to perform the following steps before starting sampling with a Data Logger. 1.
  • Pagina 610 ε Starting a Sampling Operation 3. Press w to start sampling. • The screens that appear while sampling is in progress and after sampling is complete depend on setup details (sampling mode, trigger setup, etc.). For details, see “Operations during a sampling operation” below. •...
  • Pagina 611 ε Starting a Sampling Operation...
  • Pagina 612 ε Starting a Sampling Operation Manual Sampling 1. On the Manual Sampling screen, press 6(START). • This displays a sampling start confirmation screen. 2. Press w. • This displays the screen shown below. 3. Press w to start sampling. • This will display a screen like the one shown below.
  • Pagina 613 ε Starting a Sampling Operation • You can sample data up to 100 times. 7. To exit the sampling operation, press J. • This displays an exit confirmation dialog box. 8. Press 1(Yes). • This displays a screen like the one shown below. •...
  • Pagina 614 ε Using Sample Data Memory 10. Using Sample Data Memory Performing a Data Logger sampling operation from the E-CON4 mode causes sampled results to be stored in the “current data area” of E-CON4 memory. Separate data is saved for each channel, and the data for a particular channel in the current data area is called that channel’s “current data”.
  • Pagina 615 ε Using Sample Data Memory 4. Enter up to 18 characters for the data file name, and then press w. • This displays a dialog box for inputting a memory number. 5. Enter a memory number in the range of 1 to 99, and then press w. •...
  • Pagina 616 ε Using the Graph Analysis Tools to Graph Data 11. Using the Graph Analysis Tools to Graph Data Graph Analysis tools make it possible to analyze graphs drawn from sampled data. Note • Sampled data cannot be graphed in the cases described below. •...
  • Pagina 617 ε Using the Graph Analysis Tools to Graph Data k Selecting an Analysis Mode and Drawing a Graph This section contains a detailed procedure that covers all steps from selecting an analysis mode to drawing a graph. Note • Step 4 through step 7 are not essential and may be skipped, if you want. Skipping any step automatically applies the initial default values for its settings.
  • Pagina 618 ε Using the Graph Analysis Tools to Graph Data 3. Press 2(DATA). • This displays the Sampling Data List screen. 4. Specify the sampled data for graphing. a. Use the f and c cursor keys to move the highlighting to the name of the sampled data file you want to select, and then press 1(ASSIGN) or w.
  • Pagina 619 ε Using the Graph Analysis Tools to Graph Data b. Use the function keys to specify the graph style you want. To specify this graph style: Press this key: Line graph with dot ( • ) data markers Line graph with square ( ) data markers Line graph with X (×) data markers Scatter graph with 3×3-dot data markers...
  • Pagina 620 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 12. Graph Analysis Tool Graph Screen Operations This section explains the various operations you can perform on the graph screen after drawing a graph. You can perform these operations on a graph screen produced by a sampling operation, or by the operation described under “Selecting an Analysis Mode and Drawing a Graph”...
  • Pagina 621 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations Key Operation Description Displays the graph relation list, which lets you select a Y=f(x) K5(Y=fx) graph to overlay on the sampled result graph. See “Overlaying a ε Y=f(x) Graph on a Sampled Result Graph” on page -46.
  • Pagina 622 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 3. Move the trace pointer to the end point of the range whose periodic frequency you want to obtain. • This causes the period and periodic frequency value at the start point you selected in step 2 to appear along the bottom of the screen.
  • Pagina 623 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 3. Press w. • This causes the magnifying glass to disappear and enters the zoom mode. • The cursor keys perform the following operations in the zoom mode. To do this: Press this cursor key: Enlarge the graph image horizontally Reduce the size of the graph image horizontally Enlarge the graph image vertically...
  • Pagina 624 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 5. After everything is the way you want, press w. • This saves the lists and the message “Complete!” appears. Press w to return to the graph screen. • For details about using list data, see Chapter 3 of this manual. Note •...
  • Pagina 625 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations • To specify the CSV file delimiter symbol and decimal point Press K2(MEMORY)2(CSV)2(SET) to display the CSV format setting screen. Next, perform the procedure from step 3 under “Specifying the CSV File Delimiter Symbol and Decimal Point”...
  • Pagina 626 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 6. Input a value in the range of 1 to 10, and then press w. • The graph relation list appears with the calculation result. 7. Pressing 6(DRAW) here graphs the function. • This lets you compare the expanded function graph and the original graph to see if they are the same.
  • Pagina 627 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 4. Move the trace pointer to the end point of the range for which you want to perform quadratic regression, and then press w. • This displays the quadratic regression calculation result screen. 5.
  • Pagina 628 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 2. Press 1(ZOOM). • This displays only one of the graphs that were originally on the graph screen. 3. Use the f and c cursor keys to cycle through the graphs until the one you want is displayed, and then press w.
  • Pagina 629 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations • To move a particular graph on a multi-graph display 1. When the graph screen contains multiple graphs, press K, and then 3(EDIT). • This displays the EDIT menu. 2. Press 2(MOVE). • This displays only one of the graphs that were originally on the graph screen. 3.
  • Pagina 630 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations 3. Move the trace pointer to the end point of the range you want to output from the speaker, and then press w. • After you specify the start point and end point, an output frequency dialog box shown below appears on the display.
  • Pagina 631 ε Graph Analysis Tool Graph Screen Operations Press the function key that corresponds to the View Window parameter you want to configure. Function Key Description Automatically applies the following View Window parameters. Y-axis Elements: In accordance with screen size 1(Auto)* X-axis Elements: In accordance with screen size when 1 data item equals 1 dot;...
  • Pagina 632 ε Calling E-CON4 Functions from an eActivity 13. Calling E-CON4 Functions from an eActivity You can call E-CON4 functions from an eActivity by including an “E-CON strip” in the eActivity file. The following describes each of the two available E-CON strips. •...
  • Pagina 633 Manufacturer: CASIO COMPUTER CO., LTD. 6-2, Hon-machi 1-chome Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan Responsible within the European Union: Casio Europe GmbH Casio-Platz 1 22848 Norderstedt, Germany www.casio-europe.com...
  • Pagina 634 CASIO COMPUTER CO., LTD. 6-2, Hon-machi 1-chome Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan SA1709-B © 2017 CASIO COMPUTER CO., LTD.

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Fx-cg50 auFx-cg20Fx-cg20 auFx-cg10