3. Een grafiek tekenen
U kunt maximaal 20 functies in het geheugen opslaan. U kunt in het geheugen opgeslagen
functies bewerken, oproepen en tekenen.
k Het grafiektype opgeven
Voordat u een grafiekfunctie in het geheugen kunt opslaan, moet u eerst het grafiektype
opgeven.
1. Druk terwijl de lijst met grafiekrelaties wordt weergegeven op 3(TYPE) om het menu voor
grafiektypen te openen. In dit menu vindt u de volgende opties:
• { Y= } / { r= } / { Param } / { X= } ... {cartesische coördinaten (Y=
{parametrisch}/{cartesische coördinaten (X=
• { Y> } / { Y< } / { Y ≥ } / { Y ≤ } ... {Y>
• { X> } / { X< } / { X ≥ } / { X ≤ } ... {X>
• { CONVERT }
• {
Y= } / {
'
'
... {het functietype van de geselecteerde expressie wijzigen}
2. Druk op de functietoets voor het grafiektype dat u wilt opgeven.
k Grafiekfuncties opslaan
u Een functie in cartesische coördinaten opslaan (Y=)
Voorbeeld
• U kunt een functie niet opslaan in een geheugenzone die al een functie van een ander type
bevat. Selecteer een geheugenzone met een functie van hetzelfde type als de functie die u
wilt opslaan of verwijder de functie uit de geheugenzone waarin u de functie probeert op te
slaan.
f
x
(
)}/{Y<
f
y
(
)}/{X<
Y ≥ } / {
Y ≤ } / {
Y> } / {
Y< } / {
'
'
'
Sla de volgende expressie op in geheugenzone Y1:
3(TYPE) 1(Y=) (De expressie in cartesische coördinaten.)
cvx-f(Expressie invoeren.)
w (Expressie opslaan.)
f
f
y
(
) type)} grafiek
)}/{Y ≥
)}/{Y ≤
f
x
f
x
f
x
(
(
(
)} grafiek voor ongelijkheden
)}/{X ≥
)}/{X ≤
f
y
f
y
f
y
(
(
(
)} grafiek voor ongelijkheden
X= } / {
X> } / {
X< } / {
'
'
'
5-13
x
(
) type)}/{poolcoördinaten}/
X ≥ } / {
X ≤ }
'
'
y
x
2
= 2
– 5