6. Geheugen modus Spreadsheet
U kunt de verschillende geheugens van de rekenmachine (variabelen, lijstgeheugen,
bestandsgeheugen, matrixgeheugen, vectorgeheugen) gebruiken om gegevens op te slaan en
die dan oproepen in de spreadsheet.
k Spreadsheetgegevens opslaan in een geheugen
De volgende tabel geeft een overzicht van de opslagbewerkingen voor elk geheugentype.
Meer details over elke bewerking vindt u in de voorbeelden onder de tabel.
Geheugentype
Variabelen
, θ )
r
(A ~ Z,
Lijstgeheugen
(Lijst 1 ~ Lijst 26)
Bestandsgeheugen
(Bestand 1 ~
Bestand 6)
Matrixgeheugen
(Mat A ~ Mat Z)
Vectorgeheugen
(Vct A ~ Vct Z)
Opmerking
Wanneer de spreadsheetgegevens worden opgeslagen in het lijstgeheugen of
bestandsgeheugen, wordt de informatie over tekstkleur van elke cel overgenomen
in het bestemmingsgeheugen. Informatie over tekstkleur wordt genegeerd wanneer
spreadsheetgegevens worden opgeslagen in een variabel geheugen, een matrixgeheugen of
een vectorgeheugen.
U kunt de inhoud van een cel toekennen aan een variabele.
Selecteer een cel, druk op 6(g)3(STORE)1(VAR), en
geef vervolgens de naam op van de variabele die op het scherm
verschijnt.
U kunt gegevens in een celbereik in een rij of kolom opslaan in het
lijstgeheugen.
Selecteer een celbereik in een rij of kolom, druk op
6(g)3(STORE)2(LIST) en geef het lijstnummer in op het
scherm dat verschijnt.
U kunt gegevens in een celbereik over meerdere rijen en kolommen
opslaan in het bestandsgeheugen. Selecteer een celbereik, druk op
6(g)3(STORE)3(FILE) en geef het bestandsnummer in op
het scherm dat verschijnt.
De eerste kolom van het geselecteerde bereik wordt als List 1
opgeslagen in het opgegeven bestand, de tweede kolom als List 2,
enzovoort.
U kunt gegevens in een celbereik over meerdere rijen en kolommen
opslaan in het matrixgeheugen. Selecteer een celbereik, druk op
6(g)3(STORE)4(MAT) en geef de matrixnaam in op het
scherm dat verschijnt.
De eerste kolom van het geselecteerde bereik wordt als List 1
opgeslagen in de opgegeven matrix, de tweede kolom als List 2,
enzovoort.
U kunt gegevens opslaan in een bereik van cellen in één rij of één
kolom in het vectorgeheugen. Terwijl een reeks cellen in één rij of
één kolom is geselecteerd, drukt u op 6(g)3(STORE)5(VCT)
en voert u vervolgens de vectornaam in op het scherm dat
verschijnt.
9-34
Opslagbewerking