UF BAG0012.1 09.07
WAARSCHUWING
Voor een optimale werking van de af te geven hoeveelheid
spuitvloeistof en ter vermindering van onnodige
milieubelastingen moet de spuitdruk in het voor de gebruikte
spuitdop geldende drukbereik worden gehouden (zie spuittabel).
Voorbeeld:
Als de ingestelde spuitdruk b.v. 3,2 bar bedraagt, is een spuitdruk
tussen 2,4 en 4,0 bar toegestaan. Laat hierbij de druk in geen geval
buiten het toegestane drukbereik van de ingebouwde spuitdoppen
komen.
Overschrijd bij snelheidstoename het maximaal toegestane
pompaandrijftoerental van 550 omw./min. niet
WAARSCHUWING
Grote spuitdrukschommelingen hebben een ongewenste
verandering van de druppelgrootte van de spuitvloeistof tot
gevolg!
•
Schakel de spuitfunctie alleen tijdens het rijden in en uit.
•
Houd de voor de spuitdrukinstelling gekozen
tractorversnelling en de roerstand tijdens het spuiten
nauwkeurig in acht aangezien anders afwijkingen van de
gewenste dosering ontstaan!
Instelling van de gelijkdrukarmatuur
•
eenmaal per jaar.
•
bij elke spuitdopwissel.
Opbouw en werking van de basismachine
!
63