Inbedrijfstelling
7
Inbedrijfstelling
7.1
Controleren of de tractor geschikt is
100
Dit hoofdstuk voorziet u van informatie over
•
het inbedrijfstellen van uw machine.
•
de wijze waarop u kunt controleren of u de machine aan uw
tractor kunt aansluiten/aankoppelen.
•
Voor het inbedrijfstellen van de machine moet de gebruiker deze
handleiding hebben gelezen en begrepen.
•
Neem het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften voor de bediener"
vanaf pagina 27 in acht bij het
ο
het aan- en afkoppelen van de machine
ο
het transporteren van de machine
ο
het werken met de machine
•
De tractor waarop u de machine aankoppelt of waarmee u de
machine transporteert, dient daartoe geschikt te zijn!
•
Tractor en machine dienen te voldoen aan de wettelijke
verkeersvoorschriften.
•
Zowel de eigenaar als bestuurder zijn ervoor verantwoordelijk
dat de machine voldoet aan de nationale verkeersvoorschriften.
WAARSCHUWING
Gevaar voor bekneld raken, scharen, snijden, naar binnen
trekken en vastgrijpen hij de hydraulische of elektrische
onderdelen.
Blokkeer geen bedieningshendels op de tractor als deze hendels
hydraulische of elektrische functies direct uitvoeren, zoals in- en
uitklappen, draaien en verschuiven. De beweging moet automatisch
stoppen zodra u de betreffende bedieningshendel bijbehorende
regelelement loslaat. Dit geldt niet voor bewegingen van inrichtingen
die
•
continu zijn of
•
automatisch geregeld zijn of
•
voor hun werking een zweefstand of drukstand nodig hebben
WAARSCHUWING
Het negeren van de gebruiksvoorschriften kan leiden tot gevaar
voor breuk, onvoldoende stabiliteit en onvoldoende stuur- en
remvermogen van de tractor!
•
Controleer of uw tractor geschikt is voordat u de machine aan de
tractor koppelt.
Koppel de machine uitsluitend aan tractoren die daartoe
geschikt zijn.
•
Voer een remmentest uit om te controleren of de tractor ook met
aangekoppelde/aangehangen machine over voldoende
remvermogen beschikt.
UF BAG0012.1 09.07