Werken met de machine
11.6.2
Maatregelen ter vermindering van drift
142
•
Het spuiten naar 's morgens vroeg of 's avonds laat verleggen
(over het algemeen waait het dan minder).
•
Grotere doppen en hogere waterdoseringen gebruiken.
•
Spuitdruk verlagen.
•
Boomwerkhoogte exact in acht nemen, omdat met toenemende
afstand tot de grond het driftgevaar sterk stijgt.
•
Rijsnelheid verlagen (tot minder dan 8 km/h).
•
Gebruik van zogenaamde antidrift (AD)-doppen of injectie
(ID)-doppen (doppen met groter aandeel grove druppels).
•
Rekening houden met de spuitafstand van het betreffende
middel.
UF BAG0012.1 09.07