7.5
Montage – sensor "X" (cardanas / wiel) voor de bepaling van traject
resp. rijsnelheid
7.5.1
Montage op tractor zonder vierwielaandrijving
1. Verdeel de magneten (Afb. 93/1) gelijkmatig
over een gatencirkel in de wielbinnenzijde
van het tractorvoorwiel.
2. Monteer magneten (Afb. 93/1) met bouten
(Afb. 93/2) van niet-magnetisch materiaal
(messing-bouten of V4A-bouten).
•
Het aantal magneten is
afhankelijk van de grootte van het
tractorwiel.
•
De afgelegde afstand tussen 2
impulsen van naburige magneten
mag niet meer zijn dan 60 cm.
UF BAG0012.1 09.07
•
Als de tractor-elektronica reeds de mogelijkheid biedt van de
bepaling van de tractorspecifieke rijsnelheid, zijn de
snelheidssignalen "impulsen per 100 m" voor de AMATRON
op de daarvoor bestemde signaalcontactdoos DIN 9684
beschikbaar.
Vervang in dat geval de standaardsensor "X" (cardanas / wiel)
door de tractorspecifieke adapterkabel (optie).
•
Neem de volgende voorwaarden bij de montage van de sensor
"X" in acht:
ο
De bevestigingsbout van de magneten moet naar het
uiteinde van de sensor zijn gericht.
ο
De afstand magneet – sensor moet 5 – 10 mm bedragen.
ο
De bewegingsrichting van de magneten moet dwars ten
opzichte van de sensor verlopen.
ο
Monteer de magneten met bijgeleverde bouten (V4A-
bouten) op ijzer.
ο
De sensor moet ten minste 25 mm uit de steun steken.
ο
Plaats de sensorkabel zodanig dat deze bij stuurinslag niet
wordt beschadigd.
Afb. 93
Inbedrijfstelling
+
109