288
Rijden en bediening
● wijzigingen aan de auto, bijv.
banden
● wegen met slechte rijstrookmar‐
keringen
Vermoeidheidsdetectie
Het vermoeidheidsdetectiesysteem
bewaakt de reistijd en de waakzaam‐
heid van de bestuurder. Het systeem
bewaakt de waakzaamheid van de
bestuurder door de trajectvariaties
van de auto te vergelijken met de rijst‐
rookmarkeringen.
Het systeem kan de noodzaak van
waakzaamheid van de bestuurder
niet vervangen. We adviseren om bij
de eerste tekenen van vermoeidheid
of ten minste om de 2 uur even te
pauzeren. Rijd niet wanneer u moe
bent.
Activeren of deactiveren
Het systeem is te activeren of te deac‐
tiveren in de Persoonlijke instellingen
3 116.
De stand van het systeem blijft bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen staan.
Rijtijdwaarschuwing
U krijgt het waarschuwingssymbool
Y op het Driver Information Center te
zien in combinatie met een geluids‐
signaal, als u 2 uur lang non-stop op
een snelheid hoger dan 65 km/h hebt
gereden. De waarschuwing wordt
ieder uur herhaald totdat de auto stil‐
staat, ongeacht hoe de rijsnelheid
zich verder ontwikkelt.
De telling van de rijtijdwaarschuwing
wordt teruggezet als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
● De auto heeft meer dan 15 minu‐
ten met een lopende motor stil‐
gestaan.
● Het contact is enkele minuten
uitgeschakeld.
● De veiligheidsgordel bestuur‐
dersstoel is losgemaakt en het
bestuurdersportier is open.
Let op
Als de rijsnelheid tot onder 65 km/u
daalt, werkt het systeem even niet.
De rijtijd gaat weer tellen zodra de
snelheid weer hoger dan 65 km/u is.
Bestuurdersvermoeidheidsdetec‐
tie
Het systeem bewaakt het waakzaam‐
heidsniveau van de bestuurder. Een
camera boven aan de voorruit detec‐
teert trajectvariaties ten opzichte van
de rijstrookmarkeringen. Dit systeem
is met name geschikt voor wegen
waar snel mag worden gereden (snel‐
heid meer dan 65 km/h).
Als het traject een bepaalde mate van
vermoeidheid of onoplettendheid van
de bestuurder doet vermoeden, acti‐
veert het systeem het eerste waar‐
schuwingsniveau. De bestuurder
ontvangt een bericht en er klinkt een
geluidssignaal.
Na drie waarschuwingen op het
eerste niveau activeert het systeem
een nieuwe waarschuwing met een
bericht en een doordringender
geluidssignaal.
In bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde wind) geeft het
systeem ongeacht het waakzaam‐
heidsniveau van de bestuurder
mogelijk waarschuwingen af.