132
Verlichting
Contactslotstanden 3 229.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen 3 116.
De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Driver Information Center
Uitstapverlichting
De volgende verlichting gaat bran‐
den, wanneer u de sleutel uit het
contactslot neemt:
● binnenverlichting
● instrumentenverlichting
Worden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is.
Padverlichting
De koplampen, achterlichten en
kentekenverlichting blijven een instel‐
bare tijd branden wanneer u de auto
verlaat.
Handbediende padverlichting
Om de handbediende padverlichting
in te schakelen, het contact uitzetten,
het bestuurdersportier openen en aan
de richtingaanwijzerhendel trekken.
Wordt het bestuurdersportier niet
gesloten, dan gaat de verlichting na
enkele seconden uit.
Om de handbediende padverlichting
uit te schakelen, weer aan de hendel
trekken terwijl het bestuurdersportier
open is.
U kunt de duur van de padverlichting
instellen in de Persoonlijke instellin‐
gen 3 116.
Info-Display 3 112.
Automatische padverlichting
De padverlichting wordt geactiveerd,
wanneer u na uitschakeling van het
contact het bestuurdersportier opent.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen 3 116.
Info-Display 3 112.
Autozoekverlichting
Met deze functie kunt u de auto
zoeken, bijv. bij weinig licht met
behulp van de bediening op afstand.
De koplampen gaan branden en de
richtingaanwijzers knipperen gedu‐
rende 10 seconden.
Druk op de bediening op afstand op N.
De auto moet langer dan 5 seconden
vergrendeld zijn.
Ontlaadbeveiliging accu
Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld, wordt de binnenverlichting
na enige tijd automatisch uitgescha‐
keld.