Uitlaatfilter
+ of C licht geel op in combinatie
met een bericht op het Driver Infor‐
mation Center en een geluidssignaal.
Het uitlaatfilter moet worden gerei‐
nigd.
Blijf rijden totdat het controlelampje
dooft.
Brandt tijdelijk
Uitlaatfilter begint verzadigd te raken.
Start het reinigingsproces zo spoedig
mogelijk door te gaan rijden op een
snelheid van minstens 60 km/h.
Brandt continu
Aanduiding voor een gering additie‐
fpeil. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Uitlaatfilter 3 237.
AdBlue
B knippert of brandt geel.
Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt geel
De resterende actieradius ligt tussen
100 km en 2400 km.
Knippert geel
De resterende actieradius ligt tussen
0 km en 100 km.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 238.
Drukverliesdetectiesysteem
q brandt of knippert geel.
Brandt
Bandenspanningsverlies bij een of
meer wielen. Meteen stoppen en
bandenspanning controleren.
Knippert
Storing in het systeem. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Drukverliesdetectiesysteem 3 336.
Motoroliedruk
T brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Voorzichtig
Motorsmering kan worden onder‐
broken. Hierdoor kan de motor
beschadigd raken/kunnen de
wielen blokkeren.
1. Neutraalstand selecteren.
2. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
3. Ontsteking uitschakelen.
103