6
Optimale drempel vaststellen
De ideale uitgangsstroom is de laagste waarde waarbij
capture in stand wordt gehouden. Dit is gewoonlijk
ongeveer 10% hoger dan de drempel. Een typerende
drempelstroom is tussen de 40 en de 80 mA. De plaats
van de MFE-kussentjes beïnvloedt de stroom die nodig is
om ventriculaire capture te verkrijgen. De plaatsing van de
MFE-kussentjes die de meest directe stroombaan naar het
hart biedt waarbij de grote borstspieren worden vermeden,
produceert over het algemeen de laagste drempel. Lage
stimulatiestroom brengt minder samentrekking van de
skeletspieren voort en wordt beter verdragen.
4:1 Modus
Het indrukken en ingedrukt houden van de 4:1-knop kan
gebruikt worden om tijdelijk pacingprikkels te onthouden,
waardoor de gebruiker in staat wordt gesteld om het
onderliggende ritme van de patiënt en de morfologie te
observeren. Wanneer deze knop wordt ingedrukt, worden
pacingprikkels geleverd op ¼ van de aangegeven ppm-
instelling.
Pace fout
Indien het apparaat probeert een pacing therapie toe te
passen en een van de volgende condities het geval is:
• de multifunctie-kabel is niet op het apparaat
aangesloten,
• de kabel is defect,
• de MFE-kussentjes zijn niet op de multifunctie-kabel
aangesloten,
of
• de MFE-kussentjes maken geen goed contact met de
huid,
verschijnen de berichten "CONTROLEER ELEKTR." en
"SLECHT CONTACT ELEK" afwisselend op het scherm en
wordt er een hoorbaar alarm gegeven. Het alarm blijft
aanhouden totdat er op de meest linkse softkey (Pace
alarm opheffen) wordt gedrukt.
NIET-INVASIEVE TIJDELIJKE STIMULATIE
Speciale pacing toepassingen
Niet-invasieve tijdelijke pacing kan worden verricht in het
hartkatheterlaboratorium, ofwel voor urgentie pacing of in de
standby-modus. Radiolucent Stat-Padz (radiolucente) zijn
beschikbaar om pacing te vergemakkelijken bij röntgenfoto- en
doorlichtingstoepassingen.
Niet-invasieve tijdelijke pacing kan ook worden verricht in de
operatiekamer met gebruikmaking van Sterile Stat-Padz
(steriele).
• Onder bepaalde omstandigheden kan het niet mogelijk zijn
om naar behoren te monitor of te pace terwijl
elektrochirurgische apparatuur wordt gebruikt.
Let zorgvuldig op of het apparaat tekenen van niet juist werken
vertoont.
Standby-pacing
Voor bepaalde patiënten die risico op het ontwikkelen van
symptomatische bradycardie lopen, kan het aan te bevelen zijn
het apparaat te gebruiken in de standby-modus. Wanneer het
apparaat in de standby-modus wordt gebruikt, biedt het
automatisch een pacingprikkel wanneer de hartfrequentie van
de patiënt onder een vooraf bepaald niveau valt. Het ECG van
de patiënt moet bij deze toepassing worden bewaakt met ECG-
afleidingen en patiëntenkabels. Het apparaat wordt als volgt
gebruikt in de standby-modus:
1.
Bewerkstellig effectieve pacing (zie instructies op
voorafgaande pagina's). Let op de mA energie bij capture
en maak een ECG-strook om de ECG-morfologie tijdens
capture te documenteren.
2.
Stel de mA energie 10% hoger in dan de minimale mA
energie die nodig is om consistente ventriculaire capture te
bewerkstelligen.
3.
Stel de pacing frequentie (ppm) lager in dan de
hartfrequentie van de patiënt. Dit onderdrukt pacing tenzij
de eigen frequentie van de patiënt onder de ingestelde
pacing frequentie valt. De pacing frequentie moet worden
ingesteld op een niveau dat voldoende is voor een
toereikend hartminuutvolume.
4.
Controleer de drempel periodiek.
8-3
OPGELET