FUNCTIE STOP AND START
Bijzonderheid van het automatisch weer
starten van de motor
Onder bepaalde omstandigheden kan de
motor vanzelf weer starten om uw veiligheid
en uw comfort te waarborgen.
Dat kan zich met name voordoen wanneer:
– de buitentemperatuur te laag of te hoog
is (lager dan circa 0 °C of hoger dan circa
30 °C);
– de functie "helder zicht" is ingeschakeld
(raadpleeg de paragraaf "airconditioning"
in hoofdstuk 3);
– de accu onvoldoende geladen is;
– de rijsnelheid van de auto hoger is dan
7 km/u (bij afdalen);
– het rempedaal herhaaldelijk wordt inge-
drukt of er vaak wordt geremd;
– ...
Wanneer de motor op stand-by
staat, werkt de rembekrachti-
ging niet.
2.8
(2/3)
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Afhankelijk van de auto, kan het systeem
onder bepaalde omstandigheden de motor
niet op stand-by zetten. Dit is het geval als:
– de achteruitversnelling is ingeschakeld;
– de motorkap niet is vergrendeld;
– het bestuurdersportier niet is gesloten;
– de autogordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt;
– de buitentemperatuur te laag of te hoog
is (lager dan circa 0 °C of hoger dan circa
30 °C);
– de accu onvoldoende geladen is;
– het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
– de functie "helder zicht" is ingeschakeld
(raadpleeg de paragraaf "airconditioning"
in hoofdstuk 3);
– de temperatuur van de koelvloeistof te
laag is;
– het roetfilter automatisch wordt gereinigd;
of
– ...
NB: Afhankelijk van de auto licht het
controlelampje
op het instrumen-
tenpaneel op om aan te geven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Voordat brandstof wordt getankt, moet
de motor worden afgezet (en niet op
stand-by worden gezet): u moet de
motor afzetten door de stopknop van de
motor in te drukken (raadpleeg de para-
graaf "Starten, stoppen van de motor").