DODEHOEKWAARSCHUWING
1
Dit systeem waarschuwt de bestuurder wan-
neer er zich een voertuig in een dode hoek
bevindt.
Deze functie maakt gebruik van de 1-senso-
ren die aan beide zijden in de voor- en ach-
terbumpers zijn geïnstalleerd.
Zorg ervoor dat deze detectors niet bedekt
zijn met vuil, modder, sneeuw enz.
Dit systeem schakelt in als de auto rijdt met
een snelheid die tussen ongeveer 35 km/u
en 140 km/u.
Wanneer de motor wordt gestart, komt het
systeem in dezelfde staat als vóór het uitzet-
ten van het contact.
(1/2)
Deze functie is een extra hulp
die aangeeft dat er zich een
auto in een dode hoek bevindt.
De bestuurder moet altijd oplet-
ten en blijft verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die zich tijdens het rijden kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er tijdens de ma-
noeuvre een bewegend obstakels (zoals
een kind, dier, kinderwagen, fiets) of een
te klein of smal obstakel is (steen, paal-
tje ...).
2
Indicator 2
De indicator 2 bevindt zich zowel aan de be-
stuurderskant als aan de passagierskant.
2.43