SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie
2
3
4
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de scha-
kelaar 4 (O). In dit geval blijft de ingestelde
maximumsnelheid in het geheugen en de
boodschap "In geheugen" met deze snel-
heid verschijnt op het instrumentenpaneel.
2.32
5
6
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid is opgeslagen, is het mo-
gelijk deze op te roepen door op de schake-
laar 5 (R) te drukken.
Als de functie snelheidsbegrenzer on-
derbroken is, wordt hij met een druk op
de schakelaar 2 (+) weer ingeschakeld
zonder rekening te houden met de op-
geslagen snelheid: er wordt rekening
gehouden met de snelheid waarmee de
auto zich verplaatst.
(3/3)
7
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsbegrenzer wordt gede-
activeerd als u drukt op de schakelaar 1: in
dat geval is de snelheid niet meer opgesla-
gen. De oranje controlelampjes 6 en 7 van
het instrumentenpaneel gaan uit om te be-
vestigen dat de functie gedeactiveerd is.
1