SLEPEN: pech
(2/2)
1
Gebruik uitsluitend het sleepoog achter 1
en het sleepoog voor 4 (nooit de aandrijfas-
sen). Deze sleeppunten kunnen alleen voor
het slepen gebruikt worden. In geen geval
mogen ze gebruikt worden voor het direct of
indirect opheffen van de auto.
Sleeppunten: voorzorgen voor ge-
bruik 1
– Gebruik uitsluitend een touw of een
kabel om de auto te slepen (als dit
wettelijk toegestaan is), geen stang.
– Zorg dat de auto horizontaal staat als
u het touw vastmaakt.
4
2
Toegang tot de sleeppunten
Maak het kapje 2 los.
Schroef het sleepoog 3 helemaal vast:
eerst 3 met de hand, daarna met de wiel-
moersleutel.
Het sleepoog 3 en de wielmoersleutel bevin-
den zich in de gereedschapset (raadpleeg
de paragraaf "Gereedschap" in hoofdstuk 5).
Bij stilstaande motor werken de
stuur- en rembekrachtiging niet
meer.
3
– Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
– De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
– Accelereer en rem gelijkmatig en
zonder schokken om te voorkomen
dat de auto beschadigen.
– Tijdens het slepen van een auto, is
het raadzaam niet sneller te rijden
dan 25 km/u (15 mph).
5.33