Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Volvo S90 2017 Gebruikershandleiding pagina 502

Inhoudsopgave

Advertenties

WIELEN EN BANDEN
||
Algemene informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
Iedere band, ook de reserveband*, moet elke
maand gecontroleerd worden. Bij controle moet
de band koud zijn en de bandenspanning hebben
die door de autofabrikant wordt aanbevolen op
de bandenspanningssticker of in de bandenspan-
ningstabel. Als de auto banden heeft met een
andere maat dan de maat die door de fabrikant
wordt aanbevolen, moet u uitzoeken wat voor
deze banden het juiste bandenspanningsniveau
is.
Als extra veiligheidsmaatregel is de auto voorzien
van een bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) dat aangeeft wanneer de bandenspan-
ning in een of meer banden te laag is. Als het
controlesymbool voor een lage bandenspanning
gaat branden, moet u zo snel mogelijk stoppen,
de banden controleren en de banden oppompen
tot de juiste spanning.
Rijden op banden met een te lage bandenspan-
ning kan ertoe leiden dat de band oververhit
raakt, waardoor de band lek kan gaan. Door een
lage bandenspanning gaat u ook minder zuinig
rijden en gaan de banden minder lang mee én
het kan gevolgen hebben voor ritten met de auto
en het vermogen om tot stilstand te komen. Let
erop dat TPMS geen vervanging is voor normaal
bandenonderhoud. De bestuurder is ervoor ver-
antwoordelijk dat de bandenspanning correct is,
óók als de grenswaarde voor lage bandenspan-
500
ning niet is bereikt en het controlesymbool daar-
door nog niet is gaan branden.
De auto is ook voorzien van een indicator voor
storingen in het TPMS. Deze geeft aan wanneer
het systeem niet correct werkt. De indicator voor
storingen in het TPMS is gecombineerd met het
controlesymbool voor een lage bandenspanning.
Als het systeem een storing detecteert, gaat het
symbool op het bestuurdersdisplay circa één
minuut knipperen om vervolgens te blijven bran-
den. Dit wordt telkens herhaald als de auto wordt
gestart tot de storing is verholpen. Als het sym-
bool brandt, kan dat gevolgen hebben voor het
vermogen van het systeem om lage bandenspan-
ning te detecteren en ervoor te waarschuwen.
Storingen in het TPMS kunnen diverse oorzaken
hebben zoals het gebruik van een reservewiel of
andere banden of wielen, waardoor het TPMS
niet goed kan functioneren.
Controleer altijd het controlesymbool voor het
TPMS nadat u een of meer banden hebt vervan-
gen om er zeker van te zijn dat de nieuwe band
of het nieuwe wiel goed werkt in combinatie met
het TPMS.
Melding op bestuurdersdisplay
De volgende meldingen kunnen verschijnen in
combinatie met een brandend controlesymbool:
Bandenspanning laag
Bandenspanningssyst. Tijdelijk niet
beschikbaar
Bandenspanningssyst. Service vereist
Als het systeem niet kan vaststellen welke band
een lage bandenspanning heeft, verschijnt op het
middendisplay een aanduiding voor alle vier de
banden.
Waar u op moet letten
Kalibreer het systeem altijd na het verwisse-
len van wielen om er zeker van te zijn dat de
vervangende wielen compatibel zijn met het
systeem.
Ook mét dit systeem moet u het normale
onderhoud aan de banden blijven plegen.
U kunt het TPMS niet uitschakelen.
Gerelateerde informatie
Banden (p. 496)
Controleer de bandenspanning met het ban-
denspanningscontrolesysteem (p. 501)
Bandenspanningscontrolesysteem (p. 503)
Lage bandenspanning verhelpen bij auto's
met bandenspanningscontrolesysteem
(p. 502)
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave