Approach-verlichting
De Approach-verlichting wordt geactiveerd als
de auto wordt ontgrendeld en wordt gebruikt om
de verlichting van de auto op afstand in te scha-
kelen.
Wanneer de functie is geactiveerd met de trans-
pondersleutel bij ontgrendeling, branden de
stadslichten, de verlichting in de handgrepen aan
de buitenkant*, de kentekenplaatverlichting, de
plafondlampjes in het interieur en de vloerverlich-
ting. Als binnen de activeringstijd een portier
wordt geopend, wordt de inschakelduur van de
buitengreepverlichting* en de interieurverlichting
verlengd.
U kunt de functie activeren/deactiveren via het
middendisplay.
Gerelateerde informatie
•
Follow Me Home-verlichting (p. 148)
•
Transpondersleutel (p. 234)
•
Instellingsscherm (p. 170)
Ruitenwissers gebruiken
De ruitenwissers reinigen de voorruit. Met de
rechter stuurhendel zijn verschillende instellin-
gen voor de ruitenwisser mogelijk.
Rechter stuurhendel.
Duimwiel gevoeligheid regensensor/snelheid
ruitenwissers
Enkele slag
Haal de hendel omlaag en laat deze weer
los om de wissers een enkele wisslag te
laten maken.
Ruitenwissers uitgeschakeld
Haal de hendel naar stand 0 om de rui-
tenwissers uit te schakelen.
INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING
Intervalstand
Met het duimwiel kunt u het aantal wis-
slagen per eenheid van tijd instellen wan-
neer u de intervalstand hebt geselecteerd.
Ononderbroken wissen
Haal de hendel omhoog om de wissers
op normale snelheid te laten wissen.
Haal de hendel nog eens omhoog om de
wissers op hoge snelheid te laten wissen.
BELANGRIJK
Controleer voordat u de wissers activeert of
de wisserbladen niet zijn vastgevroren en of
eventuele sneeuw- en ijsresten op voor- en
achterruit zijn verwijderd.
BELANGRIJK
Gebruik voldoende sproeiervloeistof als de
wissers de voorruit schoonmaken. De voorruit
moet nat zijn als de ruitenwissers werken.
Gerelateerde informatie
•
Regensensor activeren/deactiveren (p. 150)
•
Ruiten- en koplampsproeiers (p. 151)
•
Wisserbladen in servicestand (p. 542)
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
149