De gecombineerde camera en radarsensor meet de
afstand tot voorliggers en detecteert zijmarkeringen
Gecombineerde camera en radarsensor
Afstandssensor
Zijmarkeringssensor
U kiest de gewenste snelheid en het aan te hou-
den tijdsverschil ten opzichte van voorliggers.
Pilot Assist registreert de afstand tot de voorlig-
ger en de zijmarkeringen van de rijstrook op de
weg via de gecombineerde camera en radarsen-
sor. Het vooraf ingestelde tijdsverschil wordt aan-
gehouden via automatische aanpassing van de
snelheid, terwijl de stuurhulp helpt om de auto
binnen de rijstrookmarkeringen te houden.
Pilot Assist-stuurhulp wordt gebaseerd op een
combinatie van het traject dat de voorligger aflegt
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
10
en de zijlijnen van de rijstrook. U kunt op elk
gewenst moment het stuuradvies van Pilot Assist
negeren en in een andere richting sturen, bijvoor-
beeld om van rijstrook te wisselen of om obsta-
kels op de weg te omzeilen.
Als Pilot Assist de rijbaan niet goed kan detecte-
ren, bijvoorbeeld als de gecombineerde camera
en radarsensor de zijmarkeringen van de rijbaan
niet kan zien, schakelt Pilot Assist de stuurhulp
tijdelijk uit, maar de stuurhulp wordt weer inge-
schakeld zodra de rijbaan weer wordt gedetec-
teerd – de snelheids- en afstandsregelingen blij-
ven echter geactiveerd.
10
.
N.B.
De stuurassistentie van Pilot Assist wordt
zonder waarschuwing vooraf uitgeschakeld en
hervat.
De kleur van het stuursymbool
geeft de actuele status van de
stuurhulp aan:
• een WIT stuur geeft aan dat
de stuurhulp actief is
• een GRIJS stuur (zoals afge-
beeld) geeft aan dat de stuurhulp niet actief is.
RIJONDERSTEUNING
WAARSCHUWING
Pilot Assist is een hulpmiddel dat niet alle rij-
situaties, verkeers-, weers- en wegomstandig-
heden aankan.
Houd altijd rekening met de heersende ver-
keersomstandigheden en grijp in, wanneer
Pilot Assist geen adequate stuurassistentie
verleent of geen geschikte snelheid of geen
passend tijdsverschil aanhoudt.
Neem alle gedeelten over het systeem in de
gebruikershandleiding door voor informatie
over de systeembeperkingen die u moet ken-
nen alvorens het systeem te gebruiken.
Gebruik Pilot Assist alleen bij duidelijke mar-
keringen op de rijbaan aan weerszijden van
de rijstrook. Bij gebruik in andere situaties
bestaat het risico dat u op omringende obsta-
kels botst die het systeem niet kan detecte-
ren.
U bent altijd verantwoordelijk voor de bestu-
ring van de auto en voor het aanhouden van
een passende afstand en snelheid, ook bij
gebruik van Pilot Assist.
Pilot Assist regelt de snelheid door de stand van
de gasklep aan te passen en zo nodig af te rem-
men. Het is normaal dat de remmen zwakke
geluiden produceren, wanneer ze worden
gebruikt bij het aanpassen van de snelheid.
}}
315