STARTEN EN RIJDEN
Vierwielaandrijving*
Bij vierwielaandrijving, AWD (All Wheel Drive),
worden alle vier de wielen van de auto tegelijk
aangedreven, wat de wegligging verbetert.
Om optimale wegligging te verkrijgen en wielspin
te voorkomen wordt de aandrijfkracht automa-
tisch verdeeld over de wielen met de beste grip.
De vierwielaandrijving werkt ook stabiliserend bij
hogere snelheden. Bij normaal rijden worden de
voorwielen naar verhouding iets sterker aange-
dreven dan de achterwielen.
De eigenschappen van de vierwielaandrijving wis-
selen, al naar gelang de gekozen rijmodus*.
Gerelateerde informatie
•
Rijmodi* (p. 411)
•
Lagesnelheidsregeling* (p. 424)
416
Remsystemen
De remmen van de auto worden gebruikt om
snelheid te minderen of om te voorkomen dat
een geparkeerde auto wegrolt.
Naast de bedrijfsrem en de parkeerrem heeft de
auto meerdere andere vormen van automatische
remondersteuningssystemen. Deze systemen
bieden ondersteuning doordat u bijvoorbeeld tij-
dens het wachten voor een verkeerslicht, het
wegrijden op een oplopende helling of ritten op
aflopende hellingen uw voet niet op het rempe-
daal hoeft te houden.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto beschikt
u mogelijk over de volgende remondersteunings-
systemen:
•
Automatische rem bij stilstand
•
Hellingrem (Hill Start Assist)
•
Automatisch remmen na een aanrijding
•
Afdalingsremregeling (Hill Descent Control)*
Gerelateerde informatie
•
Rempedaal (p. 416)
•
Parkeerrem (p. 419)
•
Afdalingsremregeling* (p. 424)
•
Hellingrem (p. 422)
•
Automatische rem bij stilstand (p. 423)
•
Automatisch remmen na een aanrijding
(p. 419)
Rempedaal
Het rempedaal wordt gebruikt om de rijsnelheid
tijdens het rijden te verlagen.
Bedrijfsrem
De auto is uitgerust met twee remcircuits. Als
een van de remcircuits beschadigd raakt, neemt
de rempedaalweg toe. U moet dan harder op het
pedaal trappen voor een normale remwerking.
De druk die u uitoefent op het rempedaal wordt
versterkt door de rembekrachtiging.
WAARSCHUWING
De rembekrachtiging werkt alleen, als de
motor loopt.
Als u het rempedaal bedient met de motor afge-
zet, doet het pedaal stug aan en moet u harder
op het pedaal trappen om de auto af te remmen.
In bergachtig gebied of bij ritten met een zware
belading kunt u de remmen ontzien door op de
motor af te remmen in de stand voor handmatig
schakelen. U benut de remmende werking van de
motor het best, wanneer u tijdens het afdalen
dezelfde versnelling inschakelt als bij het oprijden
van een helling. Gebruik de functie
Control
* voor een verhoogde motorrem, wanneer
u op lage snelheden steile, aflopende hellingen
afrijdt.
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Hill Descent