9. Beveiliging
2. Druk in het Home-scherm op [Instellingen].
3. Druk op [Systeeminstellingen].
4. Druk op [Instellingen voor beheerder]
uitgebreide beveiliging].
5. Druk op [Wijzigen] naast Coderingssleutel stuurprogramma.
9
6. Geef het wachtwoord op dat moet worden gebruikt als coderingssleutel voor
het stuurprogramma.
7. Geef bij Wachtwoord bevestigen het wachtwoord nogmaals op ter
bevestiging.
8. Druk tweemaal op [OK].
9. Druk op [Home] (
10. De netwerkbeheerder moet de coderingssleutel voor het stuurprogramma die
op het apparaat is ingesteld aan de gebruikers geven, zodat zij deze op hun
computers kunnen registreren.
• Zorg ervoor dat dezelfde coderingssleutel wordt ingevoerd als die is
opgegeven op het apparaat.
344
) en log vervolgens uit bij het apparaat.
[Beveiliging]
[Instellingen