4. Druk op [Instellingen voor beheerder]
[Beheerdersverif./Verif. gebruik.beheerder/Verif. toepas.beheerder]
[Gebruikersverificatiebeheer].
5. Selecteer [Gebruikerscodeverificatie] in de lijst naast
Gebruikersverificatiebeheer.
6. Selecteer onder Te beperken functies de functies waarvoor u
gebruiksbeperkingen wilt instellen.
• Geef op of u Gebruikerscodeverificatie op voor elke functie.
• Wanneer u de gebruikerscode van het printerstuurprogramma automatisch
registreert, selecteert u [Computerbesturing] bij Printerfunctie. Geef de
gebruikerscode op die geregistreerd staat in het adresboek voor het
printerstuurprogramma.
• Als [Computerbesturing] is geselecteerd, wordt de gebruikerscode die in het
printerstuurprogramma is opgegeven, automatisch geregistreerd in het
adresboek en wordt deze uitgesloten van de beperking voor afdrukvolumes. Om
het afdrukvolume te beperken, selecteert u iets anders dan
[Computerbesturing] bij Printerfunctie.
Zie "Het maximale afdrukvolumegebruik per gebruiker opgeven", User Guide in
het Engels.
Bij Afdruktaakverificatie kunt u het beveiligingsniveau opgeven voor
afdruktaken die gebruikmaken van het printerstuurprogramma.
Pag. 314 "Een afdruktaak alleen uitvoeren met verificatie-informatie"
7. Druk op [OK].
8. Druk op [Home] (
9. Wanneer het bevestigingsvenster wordt weergegeven, drukt u op [OK] om uit te
loggen bij het apparaat.
Wanneer de registratie van de gebruikersgegevens niet voltooid is, registreer de
gebruiker dan in het adresboek en geef de gebruikerscode op.
Zie "De gebruikerscode in het adresboek registreren", User Guide in het Engels.
)
Onbevoegde toegang voorkomen
[Verificatie/Kosten]
9
295