1. Apparaatoverzicht en basishandelingen
1. Toetsen van de kopieerfunctie
Druk op een toets om de functie te selecteren die u aan de toets wilt toewijzen. De
toetsen met toegewezen functies worden weergegeven in het geel.
Als u het weergavegebied wilt bekijken in de onderstaande illustratie, drukt u op
1
of veegt u naar links of naar rechts.
2. [Onderbreken]
Onderbreek een afdruktaak die wordt uitgevoerd om een ander origineel te
kopiëren.
3. [Resetten]
Stel de instellingen die in het Kopieerscherm zijn geconfigureerd opnieuw in.
4. Voorbeeld van de huidige instellingsstatus
Geeft een afbeelding weer met het aantal en de geconfigureerde instellingen in het
Kopieerscherm. Druk op [Aantal] om de cijfertoetsen weer te geven. Druk op de
afbeelding om de lijst met instellingen weer te geven.
5. [Testafdruk]
Druk hierop om bij wijze van test een gedeeltelijke kopie te maken voordat u de rest
van het origineel gaat afdrukken.
Zie "Een gedeeltelijke kopie maken als test en de rest van het origineel kopiëren",
User Guide in het Engels.
6. [Starten]
Druk hierop om te kopiëren.
7. Overige toetsen voor de kopieerfunctie
Druk hierop om de functies te selecteren waarvan de toetsen zich buiten het
zichtbare gedeelte van het scherm bevinden. De toets van de functie die momenteel
is geconfigureerd, wordt weergegeven met
8. [Instelling orig./Bestand opslaan]
Druk hierop om de instellingen te configureren, zoals het type origineel en de
richting. Met [Bestand opslaan] kunt u de gegevens opslaan die zijn gescand met de
kopieerfunctie.
9. [Aanbevolen instellingen]
U kunt de vooraf ingestelde instellingen op het apparaat bekijken.
Het Faxscherm gebruiken
Er zijn vier soorten functies en instellingen in het Faxscherm.
32
in de linkerbovenhoek.