17.1 Machinespecifieke
gebruikerparameters
Toepassing
De parameterwaarden worden via de zogenoemde configuratie-
editor ingevoerd.
Om de gebruiker in staat te stellen machinespecifieke
functies in te stellen, kan uw machinefabrikant vastleggen
welke machineparameters als gebruikerparameters
beschikbaar zijn. Bovendien kan uw machinefabrikant
extra machineparameters in de TNC opnemen die
verderop niet worden beschreven.
Raadpleeg uw machinehandboek.
In de configuratie-editor zijn de machineparameters in een
boomstructuur tot parameterobjecten samengevoegd. Ieder
parameterobject heeft een naam (bijv. CfgDisplayLanguage),
waarmee de functie van de onderliggende parameter wordt verklaard.
Een parameterobject, ook wel entiteit genoemd, wordt in de
boomstructuur met een "E" in het mapsymbool aangegeven. Sommige
machineparameters hebben voor een eenduidige identificering een
keynaam waarmee de parameter aan een groep (bijv. X voor de X-as)
wordt toegewezen. De desbetreffende groepsmap heeft de keynaam
en wordt met een "K" in het mapsymbool aangegeven.
Wanneer u zich in de configuratie-editor voor de
gebruikerparameters bevindt, kunt u de weergave van de
beschikbare parameters wijzigen. Bij de
standaardinstelling worden de parameters met korte
verklarende teksten getoond. Om de werkelijke
systeemnamen van de parameters te laten weergeven,
drukt u op de toets voor de beeldschermindeling en daarna
op de softkey SYSTEEMNAMEN TONEN. Ga op dezelfde
manier te werk om weer terug te keren naar de
standaardweergave.
500
Tabellen en overzichten