Elektrische installatie
5
Installatieaanwijzingen
5
Elektrische installatie
5.1
Installatieaanwijzingen
5.2
Installatievoorschriften
5.2.1
Voedingskabels aansluiten
32
Technische handleiding – MOVIMOT
Let bij de elektrische installatie op de volgende aanwijzingen:
•
Neem de algemene veiligheidsaanwijzingen in acht.
•
Neem alle informatie over de technische specificaties en de toegestane omstan-
digheden op de plaats van opstelling altijd in acht.
•
Voor de kabels moeten de passende wartels worden gebruikt (indien nodig ver-
loopstukken gebruiken). Bij uitvoeringen met connectoren dienen passende con-
trastekers gebruikt te worden.
•
Niet-gebruikte kabeldoorvoeren moeten worden afgedicht met afdichtingsschroe-
ven.
•
Niet-gebruikte connectoren dienen met afdekdoppen te worden afgedicht.
•
De nominale spanning en frequentie van de MOVIMOT
eenkomen met de gegevens van het voedingsnet.
•
Installeer voor de kabelbeveiliging aan het begin van de voedingskabel achter de
railsysteemaftakking de veiligheidsinrichtingen F11/F12/F13, zie hoofdstuk "Aan-
®
sluiting MOVIMOT
MM../AVSK".
Voor F11/F12/F13 zijn de volgende beveiligingsinrichtingen toegestaan:
– Smeltveiligheden uit bedrijfsklasse gG
– Vermogensschakelaar van karakteristiek B of C
– Motorbeveiligingsschakelaar
Pas de afmetingen van de veiligheidsinrichtingen aan de betreffende kabeldoor-
snede aan.
•
SEW-EURODRIVE adviseert om bij elektriciteitsnetten met een ongeaard sterpunt
(IT-stelsels) isolatiebewakingsrelais met pulscodemeetmethode toe te passen.
Hierdoor wordt voorkomen dat het isolatiebewakingsrelais door de aardcapacitei-
ten van de regelaar ten onrechte wordt geactiveerd.
•
Pas de kabeldoorsnede aan overeenkomstig de ingangsstroom I
vermogen (zie technische handleiding, hoofdstuk "Technische gegevens").
®
MM..D met AS-interface
®
-regelaar moeten over-
bij nominaal
net