Parameterbeschrijving
3-17 Referentiebron 3
Option:
3
3
[0]
Geen functie
[1]
Anal. ingang 53
[2]
Anal. ingang 54
[7]
Freq. ingang 29
[8]
Freq. ingang 33
[11] Lokale busref.
[20] Dig. potmeter
[21] Anal. ingang
X30-11
[22] Anal. ingang
X30-12
[29] Anal. ingang X48/2
3-18 Rel. schaling van referentiebron
Option:
[0]
Geen functie
*
[1]
Anal. ingang 53
[2]
Anal. ingang 54
[7]
Freq. ingang 29
[8]
Freq. ingang 33
[11] Lokale busref.
72
®
VLT
AutomationDrive FC 301/302
Functie:
Stel in welke referentie-ingang moet
worden gebruikt voor het derde
referentiesignaal.
Parameter 3-15 Referentiebron 1,
parameter 3-16 Referentiebron 2 en
parameter 3-17 Referentiebron 3
definiëren maximaal 3 verschillende
referentiesignalen. De som van deze
referentiesignalen bepaalt de actuele
referentie.
Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden
gewijzigd terwijl de motor loopt.
Voer een variabele waarde in die moet
worden opgeteld bij de vaste waarde
(gedefinieerd in parameter 3-14 Ingestelde
relatieve ref.). De som van de vaste en de
variabele waarde (Y in Afbeelding 3.24)
wordt vermenigvuldigd met de actuele
referentie (X in Afbeelding 3.24). Deze
uitkomst wordt vervolgens opgeteld bij de
actuele referentie (X + X * Y / 100) om de
resulterende actuele referentie te geven.
Afbeelding 3.24 Resulterende actuele
referentie
Danfoss A/S © Rev. 10/2014 Alle rechten voorbehouden.
3-18 Rel. schaling van referentiebron
Option:
Functie:
[20] Dig. potmeter
[21] Anal. ingang
X30-11
[22] Anal. ingang
X30-12
[29] Anal. ingang
X48/2
3-19 Jog-snelh. [TPM]
Range:
Functie:
Size
[ 0 -
Voer een waarde in voor de jogsnelheid
related
par.
n
, wat een vaste uitgangssnelheid is. De
*
JOG
4-13
frequentieomvormer loopt op deze snelheid
RPM]
wanneer de jogfunctie is ingeschakeld. De
maximale begrenzing is ingesteld in
parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM].
Zie ook parameter 3-80 Jog ramp-tijd.
3.5.3 Ramps, 3-4* Ramp 1
Stel de rampparameters in voor elk van de 4 ramps
(parametergroep 3-4* Ramp 1, 3-5* Ramp 2, 3-6* Ramp 3 en
3-7* Ramp 4): type ramp, aan-/uitlooptijden (duur van
versnellen en vertragen) en het niveau voor de schokcom-
pensatie voor S-curves.
Stel eerst de lineaire aan-/uitlooptijd in op basis van
Afbeelding 3.25 en Afbeelding 3.26.
RPM
P 4-13
High-limit
Reference
n
s
P 4-11
Low limit
P 3-*1
Ramp (X)Up
Time (Acc)
t
acc
Afbeelding 3.25 Lineaire aan- en uitlooptijd
Als S-curves zijn geselecteerd, moet u het niveau van de
niet-lineaire schokcompensatie instellen. Stel de schokcom-
pensatie in door de verhouding te definiëren voor de aan-
en uitlooptijden waarbij het versnellen en vertragen
variabel zijn (d.w.z. toenemen of afnemen). De instellingen
voor het versnellen en vertragen voor de S-curve worden
uitgedrukt als een percentage van de huidige aan-/
uitlooptijd.
P 3-*2
Time
Ramp (X) Down
Time (Dec)
t
dec
MG33MJ10