Parameterbeschrijving
Programmeerhandleiding
3.4.3 2-2* Mechanische rem
Parameters voor de instellingen voor de besturing van een elektromagnetische (mechanische) rem, met name vereist voor
hijstoepassingen.
Om een mechanische rem te besturen, is een relaisuitgang (relais 01 of relais 02) of een geprogrammeerde digitale uitgang
(klem 27 of 29) nodig. Deze uitgang moet op momenten dat de frequentieomvormer niet in staat is de motor te 'houden',
3
3
bijvoorbeeld vanwege een te hoge belasting, gewoonlijk gesloten zijn. Selecteer [32] Mech. rembesturing in
parameter 5-40 Functierelais, 5-30 Klem 27 dig. uitgang of 5-31 Klem 29 dig. uitgang voor toepassingen met een elektromagne-
tische rem. Als [32] Mech. rembesturing is geselecteerd, wordt de mechanische rem tijdens het starten gesloten totdat de
uitgangsstroom hoger is dan het geselecteerde niveau in parameter 2-20 Stroom bij vrijgave rem. Tijdens het stoppen wordt
de mechanische rem geactiveerd wanneer het toerental lager wordt het in parameter 2-21 Snelheid remactivering [TPM]
ingestelde niveau. Als de frequentieomvormer in een alarmtoestand of een overstroom- of overspanningstoestand
terechtkomt, wordt de mechanische rem onmiddellijk ingeschakeld. Dit is ook het geval tijdens een Safe Torque Off.
LET OP
Functies voor beveiliging en uitschakelvertraging (parameter 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr. en
parameter 14-26 Uitschakelvertraging bij inverterfout) kunnen de activering van de mechanische rem in een alarmsituatie
vertragen. Deze functies moeten zijn uitgeschakeld voor hijstoepassingen.
Afbeelding 3.19 Mechanische rem
MG33MJ10
Danfoss A/S © Rev. 10/2014 Alle rechten voorbehouden.
65