Parameterbeschrijving
1-97 KTY-drempelwaarde
Range:
Functie:
80 °C
[-40 - 140 °C] Stel de KTY-sensordrempelwaarde voor
*
thermische motorbeveiliging in.
Alleen FC 302.
1-98 ATEX ETR interpol. points freq.
Alleen FC 302.
Alleen beschikbaar als parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging is
ingesteld op [20].
Range:
Size related
[ 0 - 1000.0 Hz]
*
Stel de 4 frequentiepunten [Hz] in deze array in overeen-
komstig de gegevens van het motortypeplaatje. Deze
kunnen samen met parameter 1-99 ATEX ETR interpol points
current worden weergegeven in Tabel 3.10.
LET OP
Alle frequentie-/stroombegrenzingspunten die op het
motortypeplaatje of het datablad voor de motor staan
vermeld, moeten worden geprogrammeerd.
1 0 0 %
8 0 %
4 0 %
5 Hz
15 Hz
25 Hz
Afbeelding 3.18 Voorbeeld van een ATEX ETR thermischebe-
grenzingscurve.
X-as: f
[Hz]
M
Y-as: I
/I
x 100 [%]
M
M,N
Parameter 1-98 ATEX ETR interpol.
points freq.
[0] = 5 Hz
[1] = 15 Hz
[2] = 25 Hz
[3] = 50 Hz
Alle bedrijfspunten onder de curve zijn continu toegestaan.
Boven deze lijn zijn ze slechts korte tijd toegestaan. Deze
tijd wordt berekend als een functie van de overbelasting.
Wanneer de machinestroom 1,5 keer hoger is dan de
nominale stroom vindt onmiddellijke uitschakeling plaats.
MG33MJ10
Programmeerhandleiding
Functie:
50 Hz
Parameter 1-99 ATEX ETR
interpol points current
[0]=40%
[1]=80%
[2]=100%
[3]=100%
Danfoss A/S © Rev. 10/2014 Alle rechten voorbehouden.
1-99 ATEX ETR interpol points current
Alleen FC 302.
Alleen beschikbaar als parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging is
ingesteld op [20] of [21].
Range:
Functie:
Size related
[0 - 100 %] Definitie van de thermischebegren-
*
zingscurve. Zie parameter 1-98 ATEX
ETR interpol. points freq. voor een
voorbeeld.
Gebruik de 4 stroompunten [A] die staan vermeld op het
motortypeplaatje. Bereken de waarden als een percentage
van de nominale motorstroom I
deze in de array in.
Deze vormen samen met parameter 1-98 ATEX ETR interpol.
points freq. een tabel (f [Hz],I [%]).
LET OP
Alle frequentie-/stroombegrenzingspunten die op het
motortypeplaatje of het datablad voor de motor staan
vermeld, moeten worden geprogrammeerd.
3.3.14 PM-instellingen
Als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op [2] PM,
niet-uitspr. SPM, moet u de motorparameters handmatig
invoeren, in de aangegeven volgorde:
1.
Parameter 1-24 Motorstroom.
2.
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
3.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
4.
Parameter 1-39 Motorpolen.
5.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
6.
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
7.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
De volgende parameters zijn toegevoegd voor PM-
motoren.
1.
Parameter 1-41 Offset motorhoek.
2.
Parameter 1-07 Motor Angle Offset Adjust.
3.
Parameter 1-14 Damping Gain.
4.
Parameter 1-47 Torque Calibration.
5.
Parameter 1-58 Stroom testpulsen vlieg.start.
6.
Parameter 1-59 Freq. testpulsen vlieg.start.
7.
Parameter 1-70 PM Start Mode.
8.
Parameter 30-20 High Starting Torque Time [s].
9.
Parameter 30-21 High Starting Torque Current
[%].
/I
x 100 [%] en vul
M
M,N
59
3
3