Uitgangen (zie hoofdstuk 5.3)
Programmeer de instellingen voor elke uitgang
Er wordt een lijst met alle beschikbare uitgangen weergegeven. Raak het relais aan om eerst te programmeren en
naar het scherm Details te gaan. Raak het Bewerk-pictogram aan. Als de naam van het relais niet de gewenste re-
gelmodus beschrijft, veeg omhoog of omlaag totdat het menu Modus wordt weergegeven. Raak het menu Modus
aan. Veeg omhoog of omlaag totdat de juiste regelmodus wordt weergegeven en raak deze aan. U gaat terug naar
het scherm Details. Raak het Bewerk-pictogram aan en stel de overige instellingen voor de uitgang in.
Wanneer u wilt dat de uitgang wordt vergrendeld door een debietschakelaar of door een andere uitgang die actief
is, opent u het menu Vergrendeling Kanalen en selecteert u het ingangs- of uitgangskanaal dat deze uitgang ver-
grendelt.
De standaardinstelling voor de uitgang is de modus Uit, waarbij de uitgang niet reageert op de instellingen. Zo-
dra alle instellingen voor die uitgang voltooid zijn, opent u het menu HUA Instellingen en wijzigt u de modus in
Auto.
Herhaal dit voor elke uitgang.
Instellingen voor het scherm Home (zie deel 5.4.9)
Wanneer de regelaar voor de juiste functie is geprogrammeerd, kunnen de parameters op het scherm Home, en
hun grootte en positie worden aangepast. Standaard worden de eerste twee sensoringangen links op de eerste
pagina weergegeven, met de status van acht relais aan de rechterzijde, met niets op de optionele tweede of derde
pagina.
Raak Scherm Instellingen op het tabblad Configuratie en daarna Bewerk Home Scherm Layout aan. Raak de
naam van de parameter aan om de weergegeven parameter te wijzigen. Raak de Delen-pictogrammen aan om
twee kleinere kaarten van een grote kaart te maken of raak de Samenvoegen-pictogrammen aan om van twee
kleinere kaarten een grote kaart te maken. Selecteer de parameter die op elke kaart moet worden weergegeven.
Veeg om naar de volgende pagina te gaan en eventueel meer kaarten toe te voegen. Gebruik het Verwijderen-pic-
togram om alles van het halve display te verwijderen. Gebruik de Omhoog- en Omlaag-pictogrammen om het
volledige venster omhoog of omlaag te verplaatsen.
Raak het Bevestig-pictogram aan om de wijzigingen op te slaan of het Afsluiten-pictogram aan om de wijzigin-
gen niet op te slaan.
Normaal opstarten
Zodra de instelpunten in het geheugen staan, is opstarten een eenvoudige procedure. Controleer de toevoer van
chemicaliën, schakel de regelaar in, kalibreer deze zo nodig, en de regeling zal beginnen werken.
4.5
Uitschakelen
Om de regelaar uit te schakelen, moet u gewoon de voeding uitzetten. Het programma blijft in het geheugen. Het is
belangrijk dat de pH/Redox-elektrode en desinfectiesensoren nat blijven. Wanneer er een uitschakeling wordt ver-
wacht die langer dan een dag duurt, en de kans bestaat dat de elektrode uitdroogt, verwijdert u de elektrode van het
T-stuk en bergt u hem op in pH 4-buffer of koeltorenwater. Voorkom vorsttemperaturen tijdens de opslag van de pH/
redox-elektrodes om glasbreuk te vermijden.
42