Configuratiemenu (zie hoofdstuk 5.4)
Taal kiezen
Raak het tabblad Configuratie bovenaan op het scherm Home aan. Raak Algemene instellingen aan. Veeg om-
hoog of omlaag totdat het Engelse woord "Language" (taal) wordt weergegeven en raak het aan. Veeg omhoog of
omlaag totdat uw taal wordt weergegeven en raak deze aan. Raak het Bevestigen-pictogram aan om alle menu's
in uw taal te wijzigen.
Datum instellen (indien noodzakelijk)
Veeg in het menu Algemene Instellingen omhoog of omlaag totdat Datum wordt weergegeven en raak dit dan
aan. Markeer de Dag en gebruik daarna het numerieke touchpad om de datum aan te passen. Raak het Bevesti-
gen-pictogram aan om de wijziging te accepteren.
Tijd instellen (indien noodzakelijk)
Veeg in het menu Algemene Instellingen omhoog of omlaag totdat Tijd wordt weergegeven en raak dit dan aan.
Markeer het cijfer om het te wijzen en gebruik daarna het numerieke touchpad om de tijd te wijzigen. Raak het
Bevestigen-pictogram aan om de wijziging te accepteren.
Algemene meeteenheden instellen
Veeg in het menu Algemene Instellingen omhoog of omlaag totdat Algemene Eenh. wordt weergegeven en raak
dit dan aan. Raak de gewenste eenheden aan. Raak het Bevestigen-pictogram aan om de wijziging te accepteren.
Temperatuureenheden instellen
Veeg in het menu Algemene Instellingen omhoog of omlaag totdat Temp Eenheden wordt weergegeven en raak
dit dan aan. Raak de gewenste eenheden aan. Raak het Bevestigen-pictogram aan om de wijziging te accepteren.
Sluit het menu Algemene Instellingen. Raak het tabblad Ingangen aan.
Ingangen (zie hoofdstuk 5.2)
Programmeer de instellingen voor elke ingang
Er wordt een lijst met alle beschikbare ingangen weergegeven. Raak ingang S11 aan om naar het scherm De-
tails te gaan. Raak het Bewerk-pictogram aan. Wanneer de naam van de sensor het aangesloten type sensor niet
goed beschrijft, veeg u omhoog of omlaag totdat Type wordt weergegeven. Raak het veld Type aan. Veeg om-
hoog of omlaag totdat het juiste type sensor wordt weergegeven en raak het aan om het te markeren. Raak het
Bevestigen-pictogram aan om de wijziging te accepteren. Daarmee gaat u terug naar het scherm Details. Raak
het Bewerk-pictogram aan en voer de overige instellingen voor S11 in. Voor de desinfectiesensoren kiest u de
exacte sensor in het menu Sensor. Voor contactgeleidbaarheidssensoren voert u de celconstante in. Selecteer de
meeteenheden. Voer de alarminstelpunten en de dode band van het alarm in. Stel de standaardtemperatuur in die
gebruikt gaat worden voor de automatische temperatuurcompensatie wanneer het temperatuursignaal ongeldig
wordt.
Nadat de instellingen voor S11 voltooid zijn, raakt u het Afsluiten-pictogram aan totdat de lijst met ingangen
wordt weergegeven. Herhaal het proces voor elke ingang.
Het temperatuuringangselement S12 moet correct ingesteld zijn zodra het sensortype S11 is ingesteld. Is dat niet
het geval, selecteert u het juiste temperatuurelement en stelt u de alarminstelpunten en de dode band van het
alarm in. Gewoonlijk hebben redox- en desinfectiesensoren geen temperatuursignalen en zijn vooraf ingesteld op
Niet-toegewezen.
Om de temperatuur te kalibreren, keert u terug naar het scherm Details S12, raakt u het Kalibreren-pictogram aan
en raakt u het Enter-pictogram aan om een kalibratie uit te voeren. Wanneer een van de ingangskaarten een kaart
met een dubbele analoge ingang (4-20mA-signaal) is, selecteert u het type sensor dat moet worden aangesloten.
Selecteer fluorometer wanneer een Little Dipper 2 wordt aangesloten. Selecteer AI-monitor wanneer het appa-
raat zelfstandig kan worden gekalibreerd en de kalibratie voor Intuition-9™ alleen in mA-eenheden plaatsvindt.
Selecteer Zender wanneer het aangesloten apparaat niet zelfstandig kan worden gekalibreerd en de Intuition-9™
moet worden gebruikt om de technische meeteenheden te kalibreren.
40