Een waarschuwing instellen
1 Houd UP ingedrukt.
2 Selecteer Activiteiten en apps.
3 Selecteer een activiteit.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle activiteiten.
4 Selecteer de activiteitinstellingen.
5 Selecteer Waarschuwingen.
6 Selecteer een optie:
• Selecteer Voeg nieuw toe om een nieuwe waarschuwing toe te voegen voor de activiteit.
• Selecteer de naam van de waarschuwing om een bestaande waarschuwing te wijzigen.
7 Selecteer, indien gewenst, het type waarschuwing.
8 Selecteer een zone, voer de minimum- en maximumwaarden in of voer een aangepaste waarde in voor de
waarschuwing.
9 Schakel indien nodig de waarschuwing in.
Bij gebeurteniswaarschuwingen en terugkerende waarschuwingen wordt er een bericht weergegeven telkens als
de waarschuwingswaarde bereikt is. Bij bereikwaarschuwingen wordt er een bericht weergegeven telkens als u
boven of onder het opgegeven bereik komt (minimum- en maximumwaarden).
Satellietinstellingen
U kunt de satellietinstellingen wijzigen om de satellietsystemen aan te passen die voor elke activiteit worden
gebruikt. Ga voor meer informatie over satellietsystemen naar www.garmin.com/aboutGPS.
TIP: De satellietinstellingen kunnen de levensduur van de batterij beïnvloeden
de batterij,
pagina 84).
Houd UP ingedrukt, selecteer Activiteiten en apps. Selecteer vervolgens een activiteit, de activiteitsinstellingen
en Satellieten.
OPMERKING: Deze instellingen zijn niet beschikbaar voor alle activiteiten.
Uit: Hiermee schakelt u de satellietsystemen voor de activiteit uit.
Gebruik standaard: Hiermee kan de watch de standaard systeeminstelling voor satellieten
pagina 78).
Alleen GPS: Hiermee activeert u het GPS-satellietsysteem.
Alle systemen: Hiermee activeert u meerdere satellietsystemen. Als u meerdere satellietsystemen tegelijkertijd
gebruikt, krijgt u betere prestaties in moeilijke omgevingen en kunt u sneller uw positie bepalen dan met
alleen GPS.
UltraTrac: Legt spoorpunten en sensorgegevens minder vaak vast. Door de UltraTrac functie in te schakelen,
wordt de batterijduur verlengd, maar neemt de kwaliteit van de vastgelegde activiteiten af. U kunt de
UltraTrac functie gebruiken voor activiteiten die een langere levensduur van de batterij vereisen en waarvoor
regelmatige updates van de sensorgegevens minder belangrijk zijn.
Het kompas handmatig kalibreren
Kalibreer het elektronische kompas buiten. Zorg dat u zich niet in de buurt bevindt van objecten die invloed
uitoefenen op magnetische velden, zoals voertuigen, gebouwen of elektriciteitskabels.
Uw watch is al gekalibreerd in de fabriek en maakt standaard gebruik van automatische kalibratie.
Als uw kompas niet goed werkt, bijvoorbeeld nadat u lange afstanden hebt afgelegd of na extreme
temperatuurveranderingen, kunt u het handmatig kalibreren.
1 Houd UP ingedrukt.
2 Selecteer Sensors en accessoires > Kalibreer kompas.
3 Volg de instructies op het scherm.
TIP: Maak een kleine 8-beweging met uw pols tot een bericht wordt weergegeven.
Uw watch personaliseren
LET OP
(Informatie over de levensduur van
(Systeeminstellingen,
77