Storingen
Olie lekt uit de transmissie.
Olie schuimt in de transmissie.
Water in de olie.
Verhoogde
bedrijfstemperatuur.
Storing olietoevoerinstallatie.
Oorzaken
Onvoldoende afdichting van het
deksel van het huis en/of van de
scheidingsvoegen.
Radiale asafdichtingsringen defect.
Conserveringsmiddel niet volledig
afgetapt.
Olietoevoerinstallatie werd te lang
bij lage temperaturen gebruikt.
Transmissie tijdens gebruik te koud.
Water in de olie.
Olie te oud
(schuimremmer verbruikt).
Ongeschikte oliesoorten met elkaar
vermengd.
Olie schuimt in smeeroliecarter.
Olietoevoerinstallatie / koelslang
defect.
Transmissie wordt door
machinekamerventilator met koele
lucht aangeblazen: Water
condenseert.
Klimatologische omstandigheden.
Oliepeil in het huis van de
transmissie te hoog.
Olie is te oud.
Olie is sterk vervuild.
Olietoevoerinstallatie / koelslang
defect.
BA 5010 NL 06/2010
85 / 94
Verhelpen
Pakkingen controleren, indien nodig
vervangen. Scheidingsvoegen
afdichten.
Radiale asafdichtingsringen
controleren, evt. vervangen.
Olie verversen.
Olietoevoerinstallatie uitschakelen.
Olie laten ontgassen.
Transmissie stilzetten en olie laten
ontgassen. Tijdens het opnieuw
starten zonder koelwater starten.
Olie onderzoeken,
indien nodig olie verversen.
Olie onderzoeken,
indien nodig olie verversen.
Olie onderzoeken,
indien nodig olie verversen.
Olietoestand door reageerbuistest
op binnengedrongen water
onderzoeken. Olie door chemisch
laboratorium laten onderzoeken.
Olietoevoerinstallatie / koelslang
controleren, indien nodig defecte
componenten vervangen.
Gebruiksaanwijzing van de
olietoevoerinstallatie in acht nemen.
Huis van de transmissie met een
geschikte warmteisolatie
beschermen. Luchtuitlaat sluiten of
door bouwkundige maatregelen in
een andere richting aanleggen.
Klantenservice inschakelen,
evt. nat luchtfilter gebruiken.
Oliepeil controleren, indien nodig
oliepeil corrigeren.
Controleren, wanneer voor het laatst
de olie werd ververst, evt. olie
verversen. Zie hoofdstuk 10.
Olie verversen. Zie hoofdstuk 10.
Olietoevoerinstallatie / koelslang
controleren, indien nodig defecte
componenten vervangen.
Gebruiksaanwijzing van de
olietoevoerinstallatie in acht nemen.
Gebruiksaanwijzing van de
olietoevoerinstallatie in acht nemen.