5.8
Teruglooprem
Voor bepaalde eisen kan de transmissie met een mechanische teruglooprem worden uitgerust. Deze
teruglooprem staat tijdens het gebruik alleen de vastgelegde draairichting toe. De draairichting is aan de
aandrijfkant en uitgaande kant van de transmissie door een overeenkomstige pijl met draairichting
gemarkeerd.
De teruglooprem is via een tussenflens oliedicht op de transmissie gemonteerd en in de oliecirculatie van
de transmissie geïntegreerd.
De teruglooprem heeft door de centrifugaalkracht loskomende klemelementen. Draait de transmissie in
de voorgeschreven draairichting, dan loopt de binnenring samen met de kooi met de klemelementen in
draairichting van de as mee, waarbij de buitenring stilstaat. Vanaf een bepaald toerental
(lossingstoerental) lossen de klemelementen van de buitenring. De teruglooprem werkt in deze
bedrijfstoestand zonder slijtage.
Afb. 24: Teruglooprem
1
Buitenring
2
Binnenring
3
Kooi met klemelementen
Door het omdraaien van de kooi kan de remrichting van de teruglooprem worden gewijzigd. Is
een wijziging van de remrichting gewenst, dan is in ieder geval overleg met Siemens
noodzakelijk.
Om schade aan de teruglooprem of aan de transmissie te voorkomen, mag de motor
niet tegen de remrichting van de transmissie in worden bewogen.
De op de transmissie geplakte opmerking moet in acht worden genomen.
De lossingstoerentallen mogen tijdens het bedrijf niet onder het minimum liggen.
Vóór het aansluiten van de motor moeten het draaiveld van het krachtstroomnet met behulp van een
draaiveldaanwijzer worden bepaald en de motor overeenkomstig de vooraf bepaalde draairichting
worden aangesloten.
1
2
4
3
5
6
4
As
5
Sluitdeksel
6
Afvoer voor restolie
BA 5010 NL 06/2010
34 / 94