Om een optimale koeling te bereiken, moet de opgegeven doorstroomrichting van de
wateroliekoeler in acht worden genomen. Koelwatertoe en afvoer mogen niet
worden verwisseld.
De koelwaterdruk mag max. 8 bar bedragen.
Bij vorstgevaar en langdurige stilstand van de transmissie moet het koelwater worden
afgetapt. Waterresten moeten met perslucht worden uitgeblazen.
Aangebouwde drukregelaars dienen overeenkomstig punt 5.5.2 te worden
aangesloten.
Extra voorzichtigheid is bij het uitblazen met perslucht geboden.
Veiligheidsbril dragen!
Afhankelijk van de order kan in bepaalde gevallen in plaats van de flenspomp een motorpomp toegepast
zijn.
Voor gebruik en onderhoud moeten de gebruiksaanwijzingen in acht worden genomen die in
een afhankelijk van de order samengestelde bijlage zijn opgegeven.
Technische gegevens vindt u in de afhankelijk van de order opgestelde lijst met apparaten.
5.10.4.1 Pomp
De toegepaste pompen zijn geschikt voor het pompen van smeerolie. De te pompen vloeistof mag geen
abrasieve bestanddelen bevatten en de materialen van de pomp niet chemisch aantasten. Voorwaarde
voor een goede werking, grote veiligheid tijdens het gebruik en een lange levensduur van de pomp is voor
alles een permanent schoon en smerend pompmedium.
5.10.4.2 Wateroliekoeler
Wateroliekoelers zijn geschikt voor het koelen van olie. Als koelmedium wordt water gebruikt.
Aansluitmaten kunnen in de maattekening van de transmissie worden nagezien. De
benodigde hoeveelheid water en de maximaal toegestane inlooptemperatuur kunnen in het
blad met gegevens en/of de lijst met apparaten worden negezien.
5.10.4.3 Filter
De filter beschermt nageschakelde aggregaten, meet en regelapparatuur tegen verontreinigingen. Het
filter bestaat uit een huis met aansluitingen en een zeef. Het medium stroomt door het huis, waarbij de in
de leiding meegevoerde vuildeeltjes tegengehouden worden.
Vuil geworden filterelementen moeten worden schoongemaakt of vervangen.
5.11
Verwarming
Bij lage temperaturen kan een verwarmen van de tandwielolie voor het inschakelen van de aandrijving of
ook tijdens het gebruik noodzakelijk worden. Voor degelijke gevallen kunnen bij voorbeeld
verwarmingsstaven worden gebruikt. Deze verwarmingsstaven zetten elektrische energie in
warmteenergie om en geven die aan de omgevende olie af. De verwarmingsstaven worden door
beschermende buizen in het huis gehouden, zodat vervangen van de verwarmingselementen zonder een
voorafgaand aftappen van de olie mogelijk is.
Er dient te worden gewaarborgd, dat de verwarmingselementen volledig in het oliebad worden
ondergedompeld.
De verwarmingselementen kunnen door een temperatuursensor worden aangestuurd, die een te
versterken signaal bij het bereiken van de minimum en maximumtemperatuur zendt.
BA 5010 NL 06/2010
41 / 94