7.2.6
Controle van het oliepeil
Deze controle is als stilstandcontrole (transmissiestilstand) ontworpen en controleert
daardoor het oliepeil vóór het starten van de transmissie. Bij het signaal "oliepeil te laag" moet
het signaal zo worden bedraad, dat de aandrijfmotor niet start en er een waarschuwing wordt
gegeven. Tijdens het gebruik moet een eventueel te verwachten signaal worden overbrugd.
7.2.7
Lagercontrole (trillingsmeting)
Wanneer de overeenkomstige voorzieningen (zie punt 5.14) voor controle van de
lagers bestaan, moeten trillingsmetingen tijdens de inbedrijfstelling worden
uitgevoerd, teneinde uitgangswaarden en/of normwaarden voor de diagnose ze
verkrijgen. De resultaten van deze metingen moeten worden gedocumenteerd en
gearchiveerd.
7.2.8
Verwarming
Verwarming in geen geval in gebruik nemen als een volledig onderdompelen in het
oliebad niet is gegarandeerd. Brandgevaar!
In het geval, dat verwarmingselementen achteraf worden gemonteerd, mag het
maximaal verwarmingsvermogen (zie tabel 14 in punt 5.11) aan de oppervlakte van de
verwarmingsstaaf niet worden overschreden.
De instelling van de juiste schakelpunten moet gecontroleerd worden!
7.2.9
Controlemaatregelen
Tijdens de inbedrijfstelling dienen de volgende visuele controles te worden uitgevoerd en
gedocumenteerd:
Oliepeil
□
Dichtheid van de oliekoel of olietoevoerleidingen
□
Openingstoestand van de afsluitkleppen
□
Dichtheid van de asafdichtingen
□
Contactvrijheid van de roterende delen
□
Verder dienen in dit document de spandrukken en/of voorspankrachten overeenkomstig punt 6.3.2.4 mee
te worden opgenomen.
Het document moet samen met deze aanwijzing worden bewaard.
7.3
Buitenbedrijfstelling
•
Voor de buitenbedrijfstelling van de transmissie moet het aandrijfaggregaat worden uitgeschakeld.
Aandrijfaggregaat tegen onopzettelijk in gebruik nemen beveiligen.
Waarschuwingsbord op het inschakelpunt aanbrengen!
•
Bij transmissies met koelslang of wateroliekoeler afsluitkleppen in de koelwatertoe en
afvoerleidingen sluiten. Bij vorstgevaar moet het water uit de koelslang of uit de wateroliekoeler
worden afgetapt.
•
Transmissie ca. iedere 3 weken kort (5 à 10 minuten) in bedrijf nemen (bij buitenbedrijfstelling voor
korter dan 6 maanden).
•
Transmissie conserveren, zie punt 7.3.1 und 7.3.2 (bij buitenbedrijfstelling voor langer dan 6
maanden).
BA 5010 NL 06/2010
81 / 94