de bout 2 van de kettingbe-
5
schermer meten.
Motorfiets met berijder belas-
76
ten.
Met behulp van een tweede
persoon afstand D tussen de
punten 1 en 2 opnieuw meten
en het verschil (invering) tussen
de gemeten waarden bereke-
nen.
Van de belading afhan-
z
kelijke afstelling van de
veervoorspanning
Invering van achterwiel
20...24 mm (met bestuurder
85 kg)
WAARSCHUWING
De instellingen van de
veervoorspanning en van de
demping zijn niet ingesteld
op de omstandigheden.
Rijgedrag wordt slechter.
Demping aan de veervoorspan-
ning aanpassen.
Om het inveren te verkleinen
(toename van de veervoor-
spanning), instelring 2 met het
boordgereedschap in de rich-
ting B draaien.
Om het inveren te vergro-
ten (afname van de veervoor-
spanning), instelring 2 met het
boordgereedschap in de rich-
ting A draaien.
Bout 1 met het voorgeschre-
ven aantrekkoppel vastzetten.
Klembout op bovenste
veerschotel
3 Nm
Veervoorspanning
achterwiel instellen
met Dynamic Damping Control
SU
(DDC)
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Motor starten.
OPMERKING
Vóór het instellen van de veer-
voorspanning de motorfiets volle-
dig ontlasten, evt. bagagestukken
verwijderen.