5
74
WAARSCHUWING
z
De instellingen van de
veervoorspanning en van de
demping zijn niet ingesteld
op de omstandigheden.
Rijgedrag wordt slechter.
Demping aan de veervoorspan-
ning aanpassen.
Om de invering te reduceren
(de veervoorspanning te verho-
gen), draait u de stelschroef 1
met boordgereedschap in de
richting A.
Om de invering te verhogen
(de veervoorspanning
te reduceren), draait u
de stelschroef 1 met
boordgereedschap in de
richting B.
Erop letten dat links en rechts
gelijke waarden ingesteld wor-
den.
Veervoorspanning
voorwiel instellen
met Dynamic Damping Control
SU
(DDC)
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Motor starten.
OPMERKING
Vóór het instellen van de veer-
voorspanning de motorfiets volle-
dig ontlasten, evt. bagagestukken
verwijderen.
De demping (DDC) op ROAD in
solobedrijf instellen.
Motorfiets rechtop houden, bij
voorkeur met behulp van een
tweede persoon (geen zijstan-
daard).
De afstand D tussen de onder-
zijde 1 van de buitenpoot en
de vooras 2 meten.
Motorfiets met berijder belas-
ten.
Met behulp van een tweede
persoon de afstand D tussen
de punten 1 en 2 opnieuw me-
ten en het verschil (invering)
tussen de gemeten waarden
berekenen.